In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 maart 2023 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen IGB Eletrônica S.A. en verschillende gedaagden, waaronder LP Displays International B.V. en SSC Displays LTDA. De zaak betreft een geschil over aansprakelijkheid voor schade die IGB heeft geleden als gevolg van het zogenaamde CPT-Kartel. Eiseres, IGB, heeft met alle in de procedure verschenen gedaagden een minnelijke regeling getroffen, waardoor de procedure met deze partijen is beëindigd. Dit heeft geleid tot de situatie dat de rechtbank nu een verstekvonnis moet wijzen ten aanzien van de niet verschenen gedaagden.
De rechtbank heeft in het vonnis vastgesteld dat, nu geen van de oorspronkelijk gedagvaarde partijen die in het geding waren verschenen nog deelnemen aan de procedure, er geen sprake meer is van een vonnis op tegenspraak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door IGB geleden schade en heeft hen veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van BRL 37,3 miljoen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook het beginsel van perpetuatio fori besproken, wat inhoudt dat de bevoegdheid van de rechtbank wordt vastgesteld aan de hand van de omstandigheden bij aanvang van het geding. Dit beginsel heeft geen invloed op de bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van de vordering van IGB tegen de gedaagden, ondanks het feit dat de oorspronkelijk gedagvaarde partijen niet meer deelnemen aan de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor wat betreft de veroordelingen tot schadevergoeding en proceskosten.