Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
“Cemaz”,
“Samsung SDI”,
“Samsung SDI Brasil”,
MR. L. DETERINK, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
LP DISPLAYS INTERNATIONAL B.V.,
“LPD International”,
“SSC”,
“LPD Amazônia”,
“Itautec”,
“Samsung SDI”,
“Samsung SDI Brasil”,
“Samsung Amazônia”,
“LPD Netherlands”,
“SSC”,
“LPD Amazônia”,
“IGB”,
“Samsung SDI”,
“Samsung SDI Brasil”,
MR. L. DETERINK, in zijn in hoedanigheid van curator in het faillissement van
LP DISPLAYS INTERNATIONAL B.V.,
“LPD International”,
“SSC”,
“LPD Amazônia”,
1.De procedures
- Koninklijke Philips N.V. (zaken HA ZA 16-536, 16-539, 16-540)
- Philips do Brasil Ltda. (zaken HA ZA 16-536, 16-539, 16-540)
- Philips Components B.V. (zaak HA ZA 16-539)
- LG Electronics Inc. (zaken HA ZA 16-536, 16-539, 16-540)
- LG Electronics do Brasil Ltda. (zaken HA ZA 16-536, 16-540)
- Technicolor S.A. (zaken HA ZA 16-536, 16-539, 16-540)
- Technicolor USA Inc. (zaken HA ZA 16-536, 16-539, 16-540)
- TTD International S.A.S. (zaak HA ZA 16-540).
- de akte overlegging schaderapport tevens akte eiswijziging van Cemaz c.s. in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen op de rol van 11 april 2018,
- de akte vermindering van eis van Cemaz en IGB in de zaken HA ZA 16-536 en HA ZA 16-540, genomen op de rol van 15 mei 2019,
- de akte overlegging producties van Itautec in de zaak HA ZA 16-539, genomen op de rol van 30 oktober 2019,
- de gezamenlijke volledige conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke incidentele vordering ex artikel 843a Rv van de verschenen Gedaagden gezamenlijk in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen op de rol van 11 december 2019
- de separate conclusie van antwoord van Philips en LGE inzake beweerdelijke joint venture aansprakelijkheid in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen op de rol van 11 december 2019,
- de conclusie in aanvulling op de gezamenlijke volledige conclusie van antwoord van Technicolor in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen op de rol van 11 december 2019,
- de akte overlegging nadere producties tevens houdende akte vermeerdering van eis van Cemaz en IGB in de zaken HA ZA 16-536 en HA ZA 16-540, genomen op de rol van 11 december 2019,
- de conclusie van repliek van Cemaz c.s. in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen op de rol van 29 juli 2020,
- de akte verzoek doorhaling ten aanzien van een gedaagde en vermindering van eis van Itautec in de zaak HA ZA 16-539, genomen op de rol van 28 oktober 2020,
- de gezamenlijke conclusie van dupliek van de verschenen Gedaagden in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen op de rol van 27 januari 2021,
- de separate conclusie van dupliek van Philips in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen op de rol van 27 januari 2021,
- de individuele conclusie van Samsung Amazônia in aanvulling op de gezamenlijke conclusie van dupliek in de zaak HA ZA 16-539, genomen op de rol van 27 januari 2021,
- de individuele conclusie van Samsung SDI c.s. in aanvulling op de gezamenlijke conclusie van dupliek in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen op de rol van 27 januari 2021,
- de conclusie in aanvulling op de gezamenlijke conclusie van dupliek van Technicolor in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen op de rol van 27 januari 2021,
- de akte verzoek doorhaling ten aanzien van gedaagden Philips c.s. en vermindering van eis van Cemaz en IGB in de zaken HA ZA 16-536 en HA ZA 16-540, genomen ter zitting op 23 november 2021,
- de akte vermindering van eis van Cemaz c.s. in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen ter zitting op 23 november 2021,
- de akte vermindering van eis van Itautec in de zaak HA ZA 16-539, genomen ter zitting op 23 november 2021,
- de akte overlegging productie van Philips in de zaak HA ZA 16-539, genomen ter zitting op 23 november 2021,
- de akte overlegging productie van Technicolor in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen ter zitting op 23 november 2021,
- de akte overlegging producties van Cemaz c.s. in de zaken HA ZA 16-536, HA ZA 16-539 en HA ZA 16-540, genomen ter zitting op 23 november 2021,
- de akte overlegging schaderapport van Itautec in de zaak HA ZA 16-539, genomen ter zitting op 23 november 2021.
2.De feiten
- Samsung SDI,
- Samsung SDI Brasil,
- LPD International,
- LPD Amazônia.
- Samsung SDI,
- Samsung SDI Brasil,
- LPD International.
3.Het geschil
cartel overcharge’ is die zij hebben betaald. Naast de cartel overcharge vorderen Cemaz en IGB ook vergoeding van de ‘
umbrella overcharge’, de schade als gevolg van de prijsverhoging veroorzaakt door het CPT-Kartel in de aankopen van CPT’s van niet-kartellisten. Voor wat betreft de umbrella overcharge vorderen Cemaz en IGB verwijzing naar de schadestaatprocedure.
- Cemaz c.s. hebben hun stellingen dat Gedaagden hebben deelgenomen aan een kartel met effect op de mededinging in Brazilië onvoldoende onderbouwd.
- Als al sprake zou zijn van een onrechtmatige daad, dan kan deze volgens Samsung SDI c.s. en Samsung Amazônia niet aan hen worden toegerekend (althans is dat ook onvoldoende onderbouwd).
- De vorderingen zijn verjaard.
- Het causaal verband tussen de gestelde inbreuk en de gestelde schade wordt betwist.
- De (omvang van de) gestelde schade en de bruikbaarheid van de Oxera-rapporten worden betwist.
- Itautec heeft in het geheel niet aannemelijk gemaakt dat zij schade heeft geleden.
- Cemaz c.s. hebben de gestelde hogere prijzen voor CPT’s en CDT’s doorberekend aan hun afnemers (‘
- IGB heeft de gestelde immateriële schade niet onderbouwd.
- De wettelijke rente is op onjuiste wijze berekend.
- Er bestaat geen recht op inflatiecorrectie.
- Er is geen sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid, zowel als het gaat om gedragingen van groepsvennootschappen, als om gedragingen van medegedaagden.
- De vorderingen van Cemaz en IGB die strekken tot betaling van de door hen gevorderde bedragen zijn vanwege de met een aantal voorheen gedaagde partijen bereikte schikkingen onvoldoende bepaald.
4.De verdere beoordeling
undertaking subject to proceedings’ is. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat Itautec niet betwist dat Samsung Amazônia niet door de CADE werd onderzocht. De rechtbank overweegt dat het Besluit en de Technical Notes van CADE dus geen rechtstreekse aanknopingspunten bieden die het standpunt van Itautec over de karteldeelname door Samsung Amazônia onderbouwen. Met andere woorden, het ligt op de weg van Itautec om haar standpunt in de hoofdzaak nader te onderbouwen. Die onderbouwing is echter uitgebleven.
actio nata”), derhalve op zijn laatst in 2007, zodat de vorderingen ruim voor het aanhangig maken van deze procedure zijn verjaard. Dit aanvangsmoment blijkt rechtstreeks uit de tekst van artikel 189 BCC.
actio nata”-beginsel kan hen niet baten, omdat bij het toepassen van dat beginsel een onderscheid moet worden gemaakt tussen de bevoegdheid tot het instellen van een vordering (die ontstaat zodra de onrechtmatige daad is gepleegd) en de verjaring van de vordering. Artikel 189 BCC, waaraan ook volgens Cemaz c.s. het “
actio nata”-beginsel ten grondslag ligt, moet aldus worden uitgelegd dat de verjaring aanvangt op de dag dat de vordering in rechte kan worden ingesteld, behoudens de aanwezigheid van feitelijke of wettelijke belemmeringen. Zolang een benadeelde partij niet met alle bovengenoemde elementen van zijn vordering daadwerkelijk bekend is, is er sprake van een feitelijke belemmering om een vordering in te stellen en begint de verjaringstermijn nog niet te lopen.
lex causae,en daarmee dus in dit geval eveneens aan het Braziliaanse recht.
Oi S.A. v Augustin Anibal Tonelotto(hierna:
Oi-arrest). [11] Daarin wordt, na een beschrijving van de rechtspraak van het derde
panelvan het STJ uit het verleden waarin de ontstaansdatum van het
“subjective right of action”als begindatum van de verjaringstermijn werd beschouwd
“regardless of the effective knowledge of the victim”, onder meer het volgende overwogen:
.”
Oi-arrest wordt er dus inmiddels, in bepaalde zaken met betrekking tot niet-contractuele aansprakelijkheid (zoals ook de onderhavige), in ieder geval door meerdere
panelsvan het STJ om redenen van rechtvaardigheid (die dan in zekere mate prevaleert boven de rechtszekerheid), voor de aanvang van de verjaring doorslaggevend belang gehecht aan de bekendheid van de gelaedeerde met de schade, de onrechtmatige daad en de daarvoor aansprakelijke persoon. Het al dan niet aanwezig zijn van
“effective inertia”en
“negligent behavior”aan de zijde van gelaedeerde dienen dan wel degelijk als maatstaf bij de beoordeling van een verjaringsverweer. Gesteld noch gebleken is bovendien dat het in bovengenoemd citaat gaat om zaken waarin een wettelijke uitzondering op de (door Samsung SDI c.s. gestelde) hoofdregel van toepassing is (terwijl buiten die wettelijke uitzonderingen volgens Samsung SDI c.s.
awarenessvoor aanvang van de verjaring niet bepalend zou mogen zijn).
“the peculiarities of the case caused the alleged injury to be joined to the fact of its awareness, establishing the start date of the statute of limitations period on the date of awareness” [19] , hoewel hij daar in de toepassing van zijn standpunt op de feiten van deze zaak niet dezelfde consequentie verbindt als de hiervoor geciteerde deskundigen.
“unequivocal”(onmiskenbare, ondubbelzinnige) bekendheid met de hiervoor genoemde vier elementen (onrechtmatige gedraging, schade, causaal verband en aansprakelijke persoon). Peluso [23] benadrukt dat
“full and actual”(volledige en daadwerkelijke) bekendheid een vereiste is; Rezek is het daarmee eens, maar merkt op dat de vraag of sprake is van daadwerkelijke bekendheid, hoewel gericht op de gelaedeerde en in zoverre een subjectief element, wel enigszins geobjectiveerd moet worden door toepassing van een test gebaseerd op de
“average man standard”(test van de gemiddelde persoon):
“average man standard”betekenis toekomt bij de beoordeling of sprake is van de vereiste bekendheid (hoewel (ook) hij tot de conclusie komt dat toepassing van deze maatstaf in dit geval er niet toe leidt dat de vordering is verjaard). Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of het Braziliaanse recht inzake verjaring verplicht tot het toepassen van de
“average man standard”omdat toepassing van die maatstaf, zoals hierna zal blijken, niet tot een ander oordeel leidt dan wanneer zou worden uitgegaan van een volledig subjectieve beoordelingsmaatstaf.
“average man standard”hadden moeten zijn, van de persberichten van 7 oktober 2009, 13 september 2010 en 18 maart 2011 waarop Samsung SDI c.s. hun verjaringsverweer subsidiair baseren, kan op basis van die publicaties naar het oordeel van de rechtbank sowieso niet worden geoordeeld dat Cemaz c.s. op (één van) die momenten reeds bekend was met het feit dat Samsung SDI c.s. een onrechtmatige daad hadden gepleegd naar Braziliaans recht, laat staan dat zij als gevolg daarvan schade hadden geleden. De betreffende persberichten bevatten slechts zeer algemene informatie over (uitkomsten van) onderzoeken van buitenlandse mededingingsautoriteiten en Brazilië wordt daarin kennelijk niet genoemd. De rechtbank wijst in dit verband ook op de (door Cemaz c.s. terecht geconstateerde) tegenstrijdigheid in de argumenten van Samsung SDI c.s., die in deze zaak enerzijds stellen dat als gevolg van elk van de aangehaalde persberichten van buitenlandse mededingingsautoriteiten Cemaz c.s. voldoende bekend had moeten doen zijn met alle relevante elementen van haar schadevordering en anderzijds stellen dat het feit dat de Braziliaanse mededingingsautoriteit CADE onderzoek heeft gedaan naar het kartel, Technical Notes heeft gepubliceerd en schikkingen en clementieovereenkomsten is aangegaan (dat laatste pas in februari 2015, dus ver na de door Samsung SDI c.s. gestelde aanvang van de verjaringstermijn) onvoldoende is om een inbreuk op het Braziliaanse mededingingsrecht vast te stellen. In dit verband is ook relevant dat niet in geschil is dat Cemaz c.s. vanaf 2013 tevergeefs pogingen hebben ondernomen om meer te weten te komen over het onderzoek van CADE en dat zij naar aanleiding van de publicatie over het besluit van de Commissie, nog voor de publicatie van de Commitment Agreements door CADE in februari 2015, Oxera opdracht hebben gegeven om te onderzoeken of zij als gevolg van het door de Europese Commissie geconstateerde wereldwijde kartel schade hadden geleden. Pas toen zij het Oxera-rapport ontvingen moeten zij (bij gebrek aan gedetailleerde informatie over de werking en reikwijdte van het zorgvuldig geheim gehouden kartel, waardoor het bestaan van schade niet zomaar met een voldoende mate van waarschijnlijkheid kon worden aangenomen) geacht worden te hebben geweten dat er (volgens Oxera) daadwerkelijk sprake was (geweest) van een overcharge voor hen als Braziliaanse afnemers als gevolg van het kartel, en waren zij dus bekend met het (laatste) element van hun vordering, de schade.
- de verklaring van [A] , de (voormalig) senior sales en marketing manager van Samsung SDI c.s. in Brazilië,
- de verklaring van [B] , (voormalig) sales manager van Samsung SDI c.s. in Brazilië,
- de openbare versie van het Consent Decree van Technicolor c.s. inzake het CPT-Kartel d.d. 4 oktober 2017,
- de openbare versie van het Consent Decree van Chunghwa inzake het CDT-Kartel d.d. 20 september 2017, inclusief Infringement Record,
- de opinie van openbaar aanklager Marcio Barra Lima inzake het CPT-Kartel d.d. 6 juni 2018,
- de opinie van openbaar aanklager Marcio Barra Lima inzake het CDT-Kartel d.d. 13 maart 2018.
leniency agreement’) die Samsung SDI c.s. op 12 december 2008 hebben gesloten met CADE met betrekking tot beide kartels. De clementieovereenkomst zelf is niet in het geding gebracht, maar in het CPT-besluit is over de clementieovereenkomst het volgende opgenomen:
voor zover wordt betwist dat door Eiseressen is aangedragen en/of aangetoond dat er sprake is van (i) specifieke negatieve effecten op de Braziliaanse markt en afnemers en (ii) een onrechtmatige daad naar Braziliaans recht, op basis waarvan civielrechtelijke aansprakelijkheid kan worden aangenomen [29] .”Dit verweer van Samsung SDI c.s. slaagt niet.
regardless of malicious intent”, ook wel vertaald als “
regardless of fault”).
regardless of fault,in the cases specified by law” (onderstreping rechtbank). Daar komt nog bij dat de Opinie Ferraz in tegenspraak is met een artikel van de hand van prof. Ferraz over privaatrechtelijke handhaving van mededingingsrecht (hierna: Artikel Ferraz). [36] In het Artikel Ferraz staat op pagina 124 – voor zover hier van belang – het volgende:
cartel overcharge’, en verwijzing naar de schadestaatprocedure voor indirecte schade, ‘
umbrella damages’. Itautec vordert verwijzing naar de schadestaatprocedure voor alle geleden schade. Cemaz c.s. (Cemaz en IGB) hebben de rapporten van Oxera (in het bijzonder het Oxera-rapport 2019) als volgt toegelicht (en deze toelichting vindt steun in de rapporten zelf).
value of commerce’) berekend aan de hand van door IGB en Cemaz aangeleverde databases. IGB beschikt over een database die de periode van februari 1995 tot en met september 2007 beslaat. De data is gebaseerd op papieren facturen. Daarop zijn de datum van aankoop, leverancier en fabrikant, de grootte, de aankooplocatie, de hoeveelheid CPT’s die in één order zijn aangekocht en de waarde van de aankoop vermeld. IGB heeft CPT’s direct van de CPT-fabrikanten gekocht (directe aankopen), en daarnaast ook van ‘handelsondernemingen’, die CPT’s kochten van CPT-fabrikanten (indirecte aankopen). In veel gevallen betreft het handelsondernemingen die behoren tot een CPT-fabrikant, slechts in een aantal gevallen zijn het ‘echt’ zelfstandige handelsondernemingen die niet zijn gelieerd aan een CPT-fabrikant. Oxera heeft alle directe en indirecte aankopen door IGB van een karteldeelnemer meegenomen in de berekening van de value of commerce
.IGB heeft de informatie uit de papieren facturen in een Excel-dataset gezet. De Braziliaanse advocaten van IGB hebben de dataset gecontroleerd. Oxera heeft ten slotte de data geanalyseerd en ‘
outliers’ (uitschieters) en mogelijk onjuiste facturen (in totaal 16 facturen van de in totaal 5.154 ‘
entries’ voor IGB en 20 van de 10.346 voor Cemaz) eruit verwijderd en niet meegenomen voor de berekening van de value of commerce. [38]
die onderworpen was aan het CPT-kartel”
.De database van Cemaz bevat gedetailleerde informatie omtrent aankopen van CPT’s tussen mei 1999 en december 2010 en omvat daarmee een deel van de periode tijdens het CPT-kartel en een periode na het CPT-kartel. Voor elke aankoop zijn in deze database de datum, leverancier, fabrikant, hoeveelheid CPT’s en de totale waarde van de order vermeld. Voor de periode 1995 tot en met april 1999 heeft Oxera secundaire bronnen gebruikt om het volume en de waarde van gekochte CPT’s door Cemaz te berekenen. Oxera heeft de analyse uitgevoerd in twee stappen. [39] Eerst heeft Oxera het aantal CPT’s begroot aan de hand van het aantal televisietoestellen dat Cemaz heeft verkocht in de periode 1995-1999, waarbij Oxera ervan uit is gegaan dat elk televisietoestel een CPT vereist. Vervolgens is de CPT-prijs per eenheid gebaseerd op de gewogen gemiddelde prijs per eenheid die door Cemaz is betaald tussen mei en december 1999 en een aanpassing van die prijs voor elk jaar tussen 1996 en 1998 gebaseerd op de jaarlijkse procentuele verandering in de gemiddelde CPT-prijzen die zijn betaald in die periode door IGB.
the competitive counterfactual price” of de “
but for price” wordt genoemd, de prijs die zou zijn betaald als er geen kartel was geweest. [43]
during-and-after comparison’) te kunnen beramen, moeten voldoende prijsdata van gedurende de kartelperiode en ná de kartelperiode beschikbaar zijn. IGB beschikt over een omvangrijke database met informatie over aankopen CPT’s vanaf 1995 tot en met 2007. Omdat IGB in 2007 uit de markt is getreden, heeft zij geen data beschikbaar van na 2007. Cemaz beschikt over een database die juist wel de periode ná de kartelperiode beslaat, maar niet de periode vóór mei 1999. Cemaz beschikt over data van de periode van mei 1999 tot en met december 2010. Oxera heeft de databases van Cemaz en IGB gecombineerd (zie hiervoor onder 4.52). Dit heeft Oxera in staat gesteld een during-and-after comparison (een regressieanalyse) uit te voeren waarbij de prijzen van CPT’s vanaf maart 1995 tot en met november 2007 zijn vergeleken met prijzen van CPT’s vanaf december 2007 tot en met december 2010.
product life cycle’) van CPT’s en andere relevante variabelen. Oxera heeft daarbij bovendien rekening gehouden met de omstandigheid dat er verschillende typen CPT’s zijn die elk een eigen prijsniveau hebben en dat ook binnen een bepaald type CPT prijsverschillen kunnen bestaan vanwege specifieke kenmerken van een CPT. Oxera heeft ten slotte ook andere variabelen getest, zoals de effecten met betrekking tot de vraag naar CPT’s en seizoensgebonden prijsschommelingen van CPT’s. Zo heeft Oxera, los van alle relevante factoren die de vergelijking van prijzen zouden kunnen verstoren, het prijsverschil dat uitsluitend door het CPT-kartel kan zijn veroorzaakt, geïsoleerd. Op basis van deze regressieanalyse (waarin zij vier rekenmodellen heeft gebruikt) met de gecombineerde datasets komt Oxera tot de conclusie dat de prijzen van CPT’s gedurende de kartelperiode gemiddeld 18,8% hoger waren dan na de kartelperiode en komt zij zo uit op een geraamde cartel overcharge van 18,8%. Deze 18,8% is het gemiddelde van de uitkomst van de vier rekenmodellen. [44]
- a) leveringen van CPT’s aan Cemaz;
- b) leveringen van CPT’s aan IGB;
- c) de ontwikkeling van de prijs voor glas, volgens een Koreaans bureau voor statistieken,
- a) Oxera gaat uit van een onjuiste value of commerce, gebaseerd op oncontroleerbare assumpties waarvan wordt betwist dat zij onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd zijn;
- b) Oxera merkt ten onrechte een bepaalde periode als inbreukperiode aan, terwijl de feiten daarvoor geen steun bieden;
- c) het model en de analyse van Oxera is om verschillende (econometrische) redenen niet betrouwbaar;
- d) Oxera neemt ten onrechte als uitgangspunt dat de beweerdelijke inbreuk tot schade heeft geleid;
- e) Oxera houdt geen rekening met de omstandigheid dat een eventuele meerprijs door IGB en Cemaz doorberekend zou kunnen zijn.
- a) het gebruikte regressiemodel op onjuiste aannames is gebaseerd;
- b) simpele correcties van waarschijnlijke fouten in het model zouden resulteren in de vaststelling dat sprake was van een significant lagere (of geen) meerprijs; en
- c) ervan wordt uitgegaan dat geen sprake was van doorberekening van een meerprijs door IGB en Cemaz, terwijl dat naar alle waarschijnlijkheid wel degelijk het geval was.
“CRA and MAPP only raise concerns and do not make any suggestions for a specific alternative measure”.Ter zitting van 23 en 24 november 2021 zijn Samsung SDI c.s. opeens nog met een aantal concrete ‘gebreken’ in de datasets van IGB en Cemaz gekomen. Hieraan gaat de rechtbank voorbij. Dit had veel eerder gekund – en gemoeten – en bovendien zijn deze vermeende ‘gebreken’ in het geheel niet onderbouwd. Ten aanzien van enkele van de bezwaren van MAPP en CRA die uit de rapporten blijken (voor zover die niet nader hadden kunnen – en moeten – worden gemotiveerd aan de hand van de data) geldt het volgende. De door CRA onder (a) geuite bezwaren blijven ook rijkelijk vaag in de rapporten zelf. Kennelijk hebben zij bezwaar tegen de kostprijs van glas die Oxera heeft gebruikt (CRA:
“Dr Chowdhury’s modelling of raw material cost increases is also entirely flawed. There is no reason why the Korean producer price index for glass products should be relevant to the CPT production in Brazil (…)”) en verlaging van de kostprijs door verbeteringen in de het productieproces
.Ook deze bezwaren worden als onvoldoende gemotiveerd verworpen. Allereerst geldt dat Oxera wel degelijk een (goede) reden heeft gegeven voor de keuze voor het ‘
Korean national statistics agency on the producer price index (PPI)’; in het Besluit van de Commissie is vermeld dat drie van de vier fabrikanten van CRT-glas ten tijde van het kartel in Azië waren gevestigd. [48] De Gedaagden komen niet met een alternatief en – sterker nog – zij weten zelf natuurlijk het beste wat de kostprijs van het glas was dat zij gebruikten om de CPT’s te produceren en ook of en in hoeverre de kostprijs door andere factoren werd verminderd
.Dit geldt ook voor de vraag naar CPT’s. Ook hier geldt:
“(…) CRA and MAPP only raise concerns and do not make any suggestions for a specific alternative measure”.In de door Gedaagden in het geding gebrachte rapporten wordt verder onder meer bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop Oxera in haar rapporten rekening heeft gehouden met het zogenaamde ‘
learning by doing’-effect. Partijen zijn het erover eens dat voor dit effect (dat ontstaat door technologische ontwikkelingen in de loop van de levenscyclus van een product) in de berekening moet worden gecorrigeerd. Het moge zo zijn dat er misschien ook andere manieren zijn om dat te doen dan Oxera heeft gedaan, maar de toelichting van Oxera (en Cemaz c.s.) op de door haar gekozen methode is overtuigend. Zij hebben toegelicht dat Oxera de
‘life cycle’-proxyheeft gebruikt. Het idee achter de
‘life cycle’-proxyis dat naarmate er meer producten zijn verkocht, de producent efficiënter wordt in de ontwikkeling en productie van het product. Naarmate een producent meer ervaring opdoet met het product en het productieproces, zal deze efficiënter kunnen produceren en daarmee de prijs voor het product kunnen verlagen. Zij hebben verder toegelicht dat deze proxy wordt berekend door het aantal producten dat op een bepaald moment is verkocht te delen door het aantal producten dat is verkocht over de hele onderzochte periode. In het begin (wanneer er nog maar weinig producten zijn verkocht), is de waarde laag. Aan het eind van de onderzochte periode (wanneer er zeer veel producten zijn verkocht) is deze proxy het grootst. Dit is goed te volgen en Gedaagden hebben nagelaten toe te lichten waarom deze methode niet de juiste – of een juiste – methode is. Ditzelfde geldt ook waar in de door Gedaagden in het geding gebrachte rapporten suggesties worden gedaan voor andere berekeningsmethoden. Omdat Gedaagden hebben nagelaten ook deze suggesties van enige toelichting te voorzien in hun processtukken, behoeven deze hier geen verdere bespreking. Ten slotte gaat ook het verweer van Samsung SDI c.s. dat platte CPT’s geen onderdeel zijn geweest van de kartelafspraken en niet mogen worden meegenomen in de berekening van de value of commerce niet op. Cemaz c.s. wijzen er terecht op dat uit de Technical Note van CADE en het definitieve Besluit van de Commissie volgt dat dit wel het geval was. [49]
US direct purchaser class complaint. [50] Tegenover deze motivering kunnen Gedaagden niet volstaan met de blote stelling dat de verkeerde periode tot uitgangspunt is genomen. Gedaagden kunnen immers als geen ander onderbouwen waarom dit niet klopt en wat dan wel de juiste periode zou moeten zijn. Ook dit verweer wordt dus als onvoldoende gemotiveerd verworpen.
“Notably, neither CRA nor MAPP presented any data from de the Defendants, nor their own analysis of overcharge.”Daar kunnen Gedaagden – karteldeelnemers – niet mee volstaan: zij proberen de wereld op z’n kop te zetten; de informatie-asymmetrie die in kartelschadezaken dikwijls een probleem vormt, komt immers juist altijd doordat de gedupeerden van het (heimelijke) kartel over onvoldoende gegevens beschikken om hun schade te berekenen. Gedaagden – karteldeelnemers zelf – kunnen deze informatie-asymmetrie niet als excuus gebruiken om geen (voldoende onderbouwd) verweer te voeren tegen de door de (gerenommeerde deskundige van) gedupeerden – Cemaz c.s. – op serieuze wijze uitgevoerde en met voldoende gegevens onderbouwde schadeberekening.
umbrella’ verkopen daarmee aannemelijk is en dat ten aanzien van deze schade de drempel voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is gehaald.
binding precedents’ van het STJ die handhaven dat de SELIC-rente de toepasselijke rente is. Bovendien is het niet zo dat er onderscheid wordt gemaakt tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid voor de toepassing van de SELIC-rente, omdat volgens de Opinie Zanetti artikel 406 BCC een algemeen artikel is, dat van toepassing is op zowel contractuele aansprakelijkheid als aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad, aldus Samsung SDI c.s.
the event that caused the damage’ bezwaarlijk iets anders kan worden verstaan dan het moment van de ‘
illicit act’ van artikel 398 BCC. De uitspraken van het STJ waarnaar Samsung SDI c.s. bij dupliek verwijzen leiden niet tot een ander oordeel, omdat uit de beknopte citaten uit die uitspraken niet kan worden geconcludeerd dat wat daarin is beslist, ook in de onderhavige zaken van toepassing is. Het betoog van Samsung SDI c.s. dat het stellen van de ingangsdatum van de wettelijke rente op de datum van aankoop van de CPT’s en CDT’s leidt tot ongerechtvaardigde verrijking van Cemaz c.s., volgt de rechtbank daarom niet.
the date of the actual loss” en in Binding Precedent 54, over het aanvangsmoment van de wettelijke rente gaat het over “
the event that caused the damage”. De rechtbank is van oordeel dat ook hier de aard van de onrechtmatige daad en de aard van de schade meebrengen dat het moment van aankoop gezien moet worden als het moment waarop de schade is geleden. Zoals hiervoor bij de wettelijke rente al is overwogen en hier volledigheidshalve wordt herhaald, ontstaat met de aankoop c.q. met het sluiten van de overeenkomst tot aankoop van de CRT’s namelijk een vordering van verkoper op koper tot betaling van de koopprijs en een vordering van koper op verkoper tot levering van de betreffende CRT’s. Omdat de CRT’s door het (onrechtmatige) kartelgedrag minder waard zijn dan de overeengekomen koopprijs – er is immers een overcharge berekend – is op het moment van aankoop sprake van een vermindering in het vermogen van de koper. De rechtbank benoemde hiervoor al dat deze wijze van het vaststellen van de ingangsdatum aansluit bij de aard van de onrechtmatige daad en de aard van de schade. De aard van de schade heeft de rechtbank al toegelicht. Voor wat betreft de aard van de onrechtmatige daad voegt de rechtbank daar nog aan toe dat het hét oogmerk van een kartel (als het onderhavige) is om met het kartelgedrag goederen te kunnen verkopen tegen een overcharge. Ook om die reden is het naar het oordeel van de rechtbank logisch om wat betreft de ingangsdatum van de inflatiecorrectie (net als bij de wettelijke rente) aan te sluiten bij het moment van aankoop.
met de plicht tot bijdragen van LG Electronics Inc, LG Electronics do Brasil Ltda, Koninklijke Philips N.V., Philips do Brasil Ltda, Technicolor S.A. en Technicolor USA Inc.”Cemaz en IGB stellen dat de rechtbank aan de hand van de door hen berekende value of commerce per onderneming kan berekenen welk schadebedrag zij nu nog toegewezen behoren te krijgen. De schade, berekend op basis van de value of commerce van de partijen waarmee geschikt is, zou simpelweg in mindering moeten worden gebracht op het toe te wijzen bedrag.
5.De beslissing
23 november 2022bij akte uit te laten over hetgeen de rechtbank heeft overwogen in 4.99 en 4.100,