In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 maart 2023 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen de Braziliaanse rechtspersoon Cemaz Indústria Eletrônica da Amazonia S.A. en verschillende gedaagden, waaronder LP Displays International B.V. en SSC Displays Ltda. De rechtbank heeft vastgesteld dat Cemaz een minnelijke regeling heeft getroffen met alle in de procedure verschenen gedaagden, waardoor de procedure met betrekking tot deze partijen is beëindigd. Dit heeft geleid tot de situatie dat de rechtbank enkel nog een verstekvonnis kon wijzen ten aanzien van de niet verschenen gedaagden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Cemaz geleden schade als gevolg van het zogenaamde CPT-Kartel. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van BRL 152,8 miljoen, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft tevens geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor enige andere schade die Cemaz heeft geleden als gevolg van het kartel. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van Cemaz begroot op € 8.227,84 en heeft de gedaagden in deze kosten veroordeeld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarbij zij heeft benadrukt dat de bevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van de vordering van Cemaz niet verandert door het feit dat de oorspronkelijk gedagvaarde partijen niet meer deelnemen aan de procedure. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak in het kader van mededingingsrecht en de aansprakelijkheid van gedaagden in een verstekprocedure.