ECLI:NL:RBOBR:2022:658

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
01-035009-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige meisjes door verdachte met pedofiele stoornis

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van twee zevenjarige meisjes. De meisjes waren vriendinnetjes van de oudste dochter van de verdachte en kwamen bij hem thuis. De verdachte heeft de meisjes op slinkse wijze alleen gelaten en hen vergaande seksuele handelingen laten ondergaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het seksueel binnendringen van de meisjes en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en heeft een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, omdat de verdachte lijdt aan een pedofiele stoornis. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is toegekend voor immateriële schade aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.035009.21
Datum uitspraak: 02 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortejaar] 1988,
thans gedetineerd te: P.I. Arnhem.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 november 2021, 19 januari 2022 en 16 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 oktober 2021. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 19 januari 2022 ter terechtzitting gewijzigd.
Aan verdachte is na de genoemde wijziging ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 januari 2021 te Eindhoven, althans in Nederland,
met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten het (meermalen) brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 juli 2021 te Eindhoven, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het (meermalen) brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de anus en/of de mond van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2021 tot en met 17 mei 2021 te Eindhoven, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens
afbeeldingen - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen -, te weten foto's en/of video's en/of (een) gegevensdrager(s), te weten een SD-kaart (uit een tablet van het merk TEGRA type 10.1) en/of een laptop (van het merk Compaq) en/of een telefoon (van met merk Samsung S10) bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit heeft gehad, en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
( [vertrouwelijk]
)
en/of
het met de/een hand en/of een penis en/of staaf betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
[vertrouwelijk]
)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een staaf, en/of in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
( [vertrouwelijk] )
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(eventueel aanvullen met: waarbij op dat gezicht en/of lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is)
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
( [vertrouwelijk]
)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 april 2021 te Eindhoven, althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal, telkens
afbeeldingen - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen -
te weten foto's en/of een telefoon (Samsung Galaxy S10) bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten
[slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] ) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] ) en/of een of meer andere personen,
is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken,
heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad,
welke seksuele gedraging - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of een ander persoon, althans (een) persoon/personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt, waarbij die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of een ander persoon, althans deze persoon/personen zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of een ander persoon, althans deze persoon/personen en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of een ander persoon, althans deze persoon/personen in beeld wordt gebracht (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
( [vertrouwelijk]
)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 juli 2021 te Eindhoven, althans in Nederland
met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 3] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] ,
te weten het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 3] ;
6.
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Eindhoven, althans in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een gaspistool, van het merk Ekol, type Lady 88, kaliber 9 millimeter
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III, te weten 84 centraalvuur knalpatronen, kaliber 9 millimeter, voorhanden heeft gehad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Aan deze voorwaarden is voldaan. De rechtbank kan de zaak tegen de verdachte daarom inhoudelijk beoordelen.

De bewijsvraag

Inleiding
Nadat er op 8 februari 2021 aangifte tegen verdachte is gedaan door de moeder van [slachtoffer 1] van seksueel misbruik van [slachtoffer 1] (feit 1) is de politie een onderzoek tegen verdachte gestart. Op 19 april 2021 is verdachte vanwege de verdenking naar aanleiding van deze aangifte aangehouden en is zijn telefoon in beslag genomen. Verdachte werd op 20 april 2021 heengezonden, waarna op 17 mei 2021 een doorzoeking van zijn woning plaatsvond. Daarbij zijn onder meer een wapen en munitie (feit 6), alsmede gegevensdragers in beslag genomen.
Op maandag 26 juli 2021 werd door de begeleidster van het gezin van [slachtoffer 2] aangifte tegen verdachte gedaan vanwege de verdenking van seksueel misbruik van [slachtoffer 2] (feit 2).
Op 3 augustus 2021 is verdachte opnieuw aangehouden. Sindsdien zit verdachte vast.
Nadat op de telefoon van verdachte afbeeldingen van vermoedelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] werden aangetroffen, waarop zij (gedeeltelijk) naakt stonden afgebeeld, is door de vader van [slachtoffer 3] op 19 augustus 2021 in verband hiermee aangifte tegen verdachte gedaan (feit 4). Voorts werden op andere gegevensdragers van verdachte kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen (feit 3). Op 25 oktober 2021 werd de moeder van [slachtoffer 3] gehoord en deed zij aangifte van seksueel misbruik van haar dochter door verdachte, naar aanleiding van een verhaal dat [slachtoffer 3] haar had verteld (feit 5).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht – samengevat weergegeven – het onder feit 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde integraal wettig en overtuigend bewezen op gronden zoals verwoord in zijn schriftelijk requisitoir. Kort samengevat stelt de officier van justitie dat ten aanzien van feit 1, 2 en 5 de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] betrouwbaar zijn en sprake is van steunbewijs in de vorm van waarnemingen van emoties, gedragskenmerken en de fysieke toestand van de slachtoffers (kort) na het strafbare feit en op het moment dat zij hier voor het eerst over vertelden. [slachtoffer 1] trilde toen ze voor het eerst over het misbruik vertelde en [slachtoffer 2] wilde plots niet meer bij [persoon 1] gaan logeren als verdachte daar was. Bovendien heeft verdachte stiekem kinderpornografische foto’s van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gemaakt. Dit bevestigt de context van het misdrijf en maakt dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet op zichzelf staan. Verder vinden de verklaringen van de slachtoffers steun in elkaar - niet in de vorm van schakelbewijs - maar omdat er opmerkelijke overeenkomsten zijn. Het betroffen telkens vriendinnetjes van de oudste dochter van verdachte en verdachte zag op een onbewaakt moment zijn kans schoon. Ten aanzien van feit 3, 4 en 6 bevindt zich in het dossier wettig en overtuigend bewijs. Deze feiten worden ook door verdachte bekend.
Het standpunt van de verdediging.
Alle zaken dienen afzonderlijk om hun merites te worden beoordeeld met name daar waar het gaat om wettig en overtuigend bewijs. Het bewijs in de drie ontuchtzaken (feiten 1, 2 en 5) is gebaseerd op uitlatingen van zeer jonge kinderen. Daar dient men uiterst behoedzaam mee om te gaan, nu kinderen lastiger een scherp en helder onderscheid kunnen maken tussen werkelijkheid en fictie, waarneming en herinnering. Gekeken dient te worden naar het moment waarop het kind voor het eerst verklaart en hoe vaak het kind de betreffende verklaring heeft herhaald, moeten herhalen of uitleggen voordat zij door professionals van de politie is ondervraagd. Hoe vaker een kind een verklaring heeft moeten herhalen, hoe onbetrouwbaarder de verklaring is, nu deze door informatie en invloeden van buitenaf kan zijn beïnvloed. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat een kind de druk voelt om te volharden in een verklaring omdat zij de personen die het meest dierbaar zijn geen verdriet wil doen. In dit geval kan geen van de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar worden aangemerkt, mede omdat wat zij vertellen over de omstandigheden waaronder het misbruik plaats zou hebben gevonden onwaarschijnlijk is. Daarnaast is geen sprake van steunbewijs. De verklaringen van de slachtoffers kunnen niet in elkaars zaken worden meegenomen, nu deze niet spontaan en onafhankelijk van elkaar tot stand zijn gekomen. Tevens heeft verdachte in de zaak van [slachtoffer 1] meegewerkt aan een DNA-onderzoek. Hieruit is gebleken dat DNA van een onbekende man is aangetroffen maar niet van verdachte. In géén van de ontuchtzaken worden de uitlatingen van de kinderen gestaafd door objectief bewijs. De verdediging bepleit dan ook vrijspraak in alle drie de ontuchtzaken.
De verdediging refereert zich gelet op de bekennende verklaring van verdachte daarover ten aanzien van de bewijsvraag voor de feiten tenlastegelegd onder 3, 4 en 6 aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Voor de leesbaarheid van het vonnis wijkt de rechtbank af van de numerieke volgorde zoals vermeld op de tenlastelegging. De rechtbank staat eerst kort stil bij de door verdachte bekende feiten die zien op overtreding van artikel 240b, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (onder 3 en 4 ten laste gelegde) en aansluitend artikel 26 van de Wet wapens en munitie (onder 6 ten laste gelegd) en bespreekt daarna de zogenoemde ‘
hands-on’-delicten (onder 1, 2 en 5 ten laste gelegd).
Feiten 3, 4 en 6
Omdat verdachte ter terechtzitting van 16 februari 2022 feit 3, 4 en 6 heeft bekend en zijn raadsman voor die feiten geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank ten aanzien van ieder van deze feiten met een opgave van de bewijsmiddelen ex artikel 359, derde lid, Sv:
Feit 3:
  • een bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd d.d. 16 februari 2022;
  • kennisgeving van inbeslagneming (telefoon), p. 78/79;
  • kennisgeving van inbeslagneming (computer en tablet), p. 81/84;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend d.d. 26 juli 2021; door [verbalisant 1] , brigadier, p. 456 t/m 464;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , verbalisanten d.d. 29 juli 2021 p. 467 t/m 478;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , verbalisanten d.d. 23 juli 2021 p. 442 t/m 447;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] , verbalisant, d.d. 5 augustus 2021 p. 451 t/m 453;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , verbalisanten, d.d. 17 augustus 2021 p. 616 t/m 622.
Feit 4:
  • een bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd d.d. 16 februari 2022;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , verbalisanten d.d. 23 juli 2021 p. 442 t/m 447;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , verbalisanten, d.d. 17 augustus 2021 p. 616 t/m 619;
  • een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , verbalisanten d.d. 19 november 2021 p. 665 t/m 670.
Feit 6:
  • een bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd d.d. 16 februari 2022;
  • kennisgeving van inbeslagneming (vuurwapen), p. 733
  • kennisgeving van inbeslagneming (munitie), p. 735
  • een proces-verbaal onderzoek wapen opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 5] , verbalisant d.d. 7 juni 2021, p. 738 t/m 740.
Feiten 1, 2 en 5
Het juridisch kader
Aan verdachte zijn drie ‘
hands-on’-zedendelicten ten laste gelegd. Een kenmerk van dit soort delicten is dat er bij de seksuele handelingen vaak maar twee personen aanwezig zijn. Dat betekent dat als verdachte ontkent er vaak alleen de verklaring van het slachtoffer voorhanden is als bewijsmiddel.
Uit artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) volgt dat het bewijs dat een verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan niet mag worden aangenomen op basis van verklaring(en) van slechts één getuige. Dit wettelijk voorschrift moet ervoor zorgen dat de rechter een juiste bewijsbeslissing neemt door hem te verbieden het bewijs aan te nemen op de verklaring van slechts één getuige als hetgeen die getuige verklaart niet wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Er moeten steeds twee van elkaar onafhankelijke bronnen zijn om tot bewezenverklaring te komen.
Daar staat tegenover dat een bepaalde mate van steunbewijs, in combinatie met de verklaring van het slachtoffer, voldoende wettig bewijs kan opleveren. De Hoge Raad is onder andere in de arresten van 26 januari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK2094) en 13 juli 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM2452) expliciet ingegaan op het voor een veroordeling vereiste bewijsminimum. De Hoge Raad heeft daarin geoordeeld dat het overige gebezigde bewijsmateriaal voldoende steun dient te geven aan de verklaringen van het slachtoffer. Er mag geen te ver verwijderd verband bestaan tussen de getuigenverklaringen - in dit geval de verklaringen van drie zevenjarige meisjes - en het overige gebezigde bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
Het bewijsminimum, vereist voor de bewezenverklaring, mag overigens niet worden verward met het oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaring van de slachtoffers, hetgeen hiervan volledig los staat. De betrouwbaarheid zegt enkel iets over het waarheidsgehalte van die verklaring. Bij het beoordelen van de getuigenverklaringen dient behoedzaamheid te worden betracht. In het algemeen geldt dat verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen maakt deze verklaringen op zichzelf echter nog niet onbetrouwbaar. Eventuele tegenstrijdigheden kunnen te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, door emoties of schaamte komen dan wel ontstaan zijn door het delict of tijdverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Ten aanzien van feit 1 en 2 zal de rechtbank eerst de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen weergeven en vervolgens -indachtig het hiervoor aangehaalde uitgangspunt onder ‘
het juridisch kader’- overgaan tot de waardering van deze bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen
Feit 1
p. 278 t/m 283 proces-verbaal van aangifte door [persoon 2] (moeder [slachtoffer 1] ) d.d. 8 februari 2021 om 09:00 uur, voor zover inhoudende:Zij deed aangifte namens het slachtoffer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] te Veldhoven.
V: Waarvan doet u aangifte?
A: Van seksueel aanranding.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: Vorige week vrijdag, 29 januari 2021. Zij is van 11.00 tot 19.00 uur daar geweest
V: Waar is dit gebeurd?
A: Op de [adres 1] .
V: Tegen wie doet u aangifte?
A: Tegen [verdachte]
.
Ik heb die zondag een whatsapp berichtje naar de moeder van [persoon 1] gestuurd. Ik heb op 31 januari 2021 met de moeder van [persoon 1] , [persoon 3] , gebeld en gezegd dat [slachtoffer 1] met een verhaal kwam dat [verdachte] zijn piemel in haar mond heeft gestoken. [persoon 3] zei dat ze het er met [verdachte] over zou hebben.
p. 254 t/m 276 verslag verbatim studioverhoor d.d. 5 februari 2021 van [slachtoffer 1] wonende te Eindhoven, voor zover inhoudende:
V: [slachtoffer 1] jij vertelde over die meneer en je, en de piemel in de mond.
(Knikt)Ja.
V: Maar wie, wie is die meneer?
A: Dat is de papa van een vriendinnetje.
V: En hoe heet dat vriendinnetje?
A: [persoon 1] [zoals verstaan].
V: En hoe vaak is dat gebeurd die piemel in de mond? Is dat één keer of vaker gebeurd?
A: 10:24:12 ONVERSTAANBAAR alleen maar één keer.
V: En waar is dat gebeurd?
A: Bij dat huis.
V: Bij dat huis. En dat huis, wie woont daar?
A: [persoon 1] . Toen was ik met klemper [zoals verstaan] aan het spelen.
V: Oké. En toen?
A: Toen roepte vader: kom eens hier. Toen heeft die.... Ook met mijn ogen dicht. En toen
deed de piemel in mijn mond.
V: En wie waren daar allemaal bij? Toen die vader dat vroeg aan jou?
A: [persoon 5] en [persoon 1] die waren toen douchen. Boven.
V: En wiens idee was het dat ze gingen douchen?
A: De vader zei dat ze moeten douchen.
V: Maar waar was je toen de piemel in jouw mond ging.
A: Toen beneden. In de woonkamer. Dicht bij de bank
.En toen zei die: doe je ogen eens
dicht en je, je mond open. En toen gingen ze de piemel erin doen.
V: Kom eens hier hè, zeg je. Waar moest je toen naartoe komen?
A: Naar die hoekje beetje bij de gang.
V: En uh, dus die vader zegt: kom eens hier hè? Toen moest je je mond open doen.
(Knikt)V: En wat heb je toen gedaan?
(doet haar mond wijd open)V: En toen deed je je ogen open. En wat zag je toen precies?
A: Een piemel.
V: En uhm, en wat, hoe zag die piemel eruit die jij zag?
A: Gewoon zo lang. En dan zo'n licht bolletje erop.
V: Een licht bolletje. En hoe lang was dat dan die piemel die jij zag?
(houd haar beide handen ongeveer twintig centimeter van elkaar af)V: Kun je dat voordoen?
A: Zo recht.
(maakt moet haar rechterwijsvinger een beweging van boven naar beneden)A: Ja. En erop zat zo'n bolletje.
V: En uhm, hoe voelde dat dan bij jouw mond?
A: Niet zo lekker.
V: Niet zo lekker. En wat was er dan… voelde dan niet zo lekker?
A: Dat licht bolletje.
V: dat lichte bolletje zeg je?
A: Ja. (knikt)
V: En uh, waar voelde jij dat lichte bolletje dan van die piemel? Uhm... Kun je dat
misschien aanwijzen waar dat je dat voelde? Want je had je mond open zeg je?
A: Op mijn tong.
V: Op je tong. Oké. Kun je dat aanwijzen waar die was?
A: Hier.
(gaat met haar rechter wijsvinger in haar open mond)V: En hoe ver was die op jouw tong? In jouw mond?
A: Heel..
(steekt haar linker wijsvinger helemaal in haar mond)V: Oké. En wat deed die piemel dan in jouw mond?
A: Hij was aan het bewegen.
V: En hoe kon die dan bewegen?
A: Hij dee [deed] hem zo, met de piemel zo schudden.
V: En met wat deed die dan schudden?
A: Met de hand.
V: Oké. En uh, hoe weet je dat, dat die dat met de hand deed?
A: Ik... Toen zag ik het nog.
V: En waar was dan die hand?
A: Op het begin van de piemel.
V: Want je vertelde hè, die piemel, die piemel die aan het schudden is hè? En dat doet die
met zijn hand hè? Met welke hand?
A: Deze hand.
(houd haar rechterhand even boven de tafel)V: Met deze hand? Dus de rechterhand?
(steekt haar rechterhand omhoog) (Knikt)V: En uhm, waar is dan de andere hand van de vader van [persoon 1] ?
A: Die was zo, gewoon zo, hierzo.
(legt haar linkerhand in haar linker zij)V: Maar bedoel je dan jouw zij of bedoel je dan de zij van de papa?
A: De zij van de papa.
V: Je zegt dat was niet zo lekker he in mijn mond he? Maar was dat dan een raar gevoel of
uh, uh was het een rare smaak in je mond of vond je die beweging..
A: Rare smaak.
V: Een rare smaak. En uhm, ken je die smaak in je mond? Heb je dat weleens eerder
geproefd in jouw mond?
A: Nee.
V: En uhm, is de piemel dan heel de tijd in jouw mond geweest of is die er ook weleens uit
geweest?
A: Ook weleens uit geweest.
V: Ook uit geweest. Oké. En hoe vaak is dan de piemel uit jouw mond geweest?
A: Twee keer.
V: En je zegt in totaal was dat vier keer geweest.
A: Nee, drie keer.
V: En uhm, wie hadden dat allemaal ge... kunnen zien zeg maar, wat er gebeurd in de
huiskamer in dat hoekje?
A: Niemand kon dat gezien.
V: Oké. Want?
A: Want ze waren toen boven.
V: Oké. En met "
ze" bedoel de [persoon 1] en [persoon 5] ? Of waren er nog meer mensen in huis?
A: Nee, die moeder was toen werken. We gingen die moeder naar haar werk brengen.
V: En uh, nou heb ik dat misschien al gevraagd he, maar hoe stopte dat zwabberen in jouw
mond met de piemel?
A: Onverstaanbaar dee [deed] da [dat] gewoon zelf stoppen.
V: Wie deed dat zelf stoppen?
A: De vader.
A: Toen kon ik weer gaan spelen.
A; Uh, ja toen kwam [persoon 1] beneden.
A: En toen uh, toen gingen we die moeder ophalen. Toen gingen we McDonalds eten.
p. 233, 234 proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 4 februari 2021 om 09:10 uur, voor zover inhoudende:We hebben van de moeder van [slachtoffer 1] gehoord dat jij haar zus bent en dat [persoon 4] samen met [slachtoffer 1] afgelopen zondag bij je op bezoek waren, klopt dat?
Ja, dat klopt. Wij zaten een beetje te praten mijn moeder en [persoon 4] en ik. Eigenlijk hadden we het nergens in het bijzonder over. Opeens kwam [slachtoffer 1] naar ons toe, het was heel raar. Ze zei iets, ik hoorde het maar half. Ik weet niet meer wat ik toen gehoord heb. [persoon 4] zei tegen [slachtoffer 1]
"praat niet onzin". Ik had dus niet helemaal gehoord wat ze had gezegd. Ik zei tegen [slachtoffer 1] , "
Ho ho wacht eens even, kom maar bij mij op schoot zitten en kom eens rustig vertellen." [slachtoffer 1] kwam dus bij mij op schoot zitten.
vertelde dat ze bij een meisje, haar naam is [persoon 1] , was wezen spelen en dat die vader aan haar had gevraagd of ze haar ogen dicht wilde doen en haar mond open. Toen had hij zijn ding in haar mond gestopt. Zo vertelde [slachtoffer 1] het tegen mij. Ik vroeg toen aan [slachtoffer 1] "
Wat is zijn ding" Ze wees het aan. Ze ging met haar hand over haar schaamstreek. Ik zeg "
wat is dat dan?" Toen zei [slachtoffer 1] "
Ja zijn piemel" Ik vroeg toen tegen [slachtoffer 1] "
hoe is dat gebeurd dan?" [slachtoffer 1] zei dat [persoon 1] boven was aan het douchen en [persoon 5] , het zusje van [persoon 1] , die was ook boven. [slachtoffer 1] was beneden met een Glamper LOL camper, een soort van speelgoedauto aan het spelen. Toen zei hij tegen haar "
ogen dicht, mond open" [slachtoffer 1] zei "
dat was echt vies, tante en dat wilde ik helemaal niet". Ik zei "
dat snap ik meid en dat mag ook helemaal niet" Toen zijn wij naar boven gegaan. Ik voelde haar trilling toen ze dit vertelde, ik weet niet hoe ik dit uit moet leggen. Ze zat bij mij op schoot, ik voelde haar trillen.
p. 287 t/m 293 proces-verbaal van bevindingen (studioverhoor met [persoon 1] , dochter verdachte) d.d. 12 februari 2021 voor zover inhoudende:V: Wat zou je daar over komen kletsen dan over [slachtoffer 1] ?
A: Wat ze allemaal deed toen en ik was heel even aan het douchen.
V: En wie waren er dan nog meer thuis?
A: Papa en mama was aan het werk.
V: Jij zegt dat je ging douchen en hoe kwam het dat je ging douchen?
A: Dat mocht ik van papa
V: Wie zijn idee was het om te gaan douchen?
A: Papa.
V: Wat zei papa dan daarvan?
A: Ga nou douchen.
V: Waar is jullie douche?
A: Boven
.
A: Maar [persoon 5] niet van papa mocht [persoon 5] wel douchen maar [persoon 5] moest huilen om het hoekje bij
de douche toen was de kraan nog koud en dus ging ik effe uit de douche.
V: Maar eigenlijk mocht [persoon 5] ook mee douchen dan?
A: Ja als ze dat wou maar dat wou ze niet.
A: Papa zei ga nou met [persoon 1] douchen en toen zei ze nee.
V: En toen [persoon 5] moest huilen waar was papa dan toen?
A: Beneden lopen maar toen [persoon 5] wou stoppen.
V: Dus papa ging naar beneden toen [persoon 5] aan het huilen was en waar was [persoon 5] dan steeds
gebleven toen [persoon 5] aan het huilen was?
A: Toen volgens mij op haar kamer of ze zat bij het hoekje bij de douche.
V: Hoe weet je dat?
A: Omdat ik dat had gezien.
p. 298 proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (partner van verdachte) d.d. 12 februari 2021 om 14:00 uur, voor zover inhoudende:Ik ben samen met [slachtoffer 1] en [persoon 1] , [persoon 5] op gaan halen bij de peuterspeelzaal bij ons in de buurt. Daarna naar huis en samen gegeten en zijn ze weer gaan spelen.
[verdachte] kwam rond 14.15/14.30 uur thuis van zijn werk. Hij heeft zich omgekleed. Toen hebben ze mij naar het werk gebracht omstreeks 14.45 uur.
Ik moest tot 16.15/16.20 uur werken en ben ik opgehaald en zijn we meteen doorgereden naar McDonalds.
V: Toen jij was werken wie waren er toen thuis?
A: [persoon 5] , [persoon 1] , [slachtoffer 1] en [verdachte] .
p. 148 proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 april 2021 om 13:20 uur voor zover inhoudende:
V: Jij komt thuis van je werk, je vrouw gaat werken, wat waren de afspraken?
A: Ik zou op de kinderen letten en het huis netjes houden.
V: Wie waren er, toen jij thuis kwam en op de kinderen zou passen?
A: Ik, [persoon 1] , [persoon 5] en [slachtoffer 1] en [persoon 3] die vervolgens naar haar werk ging.
V: Hoe verliep die middag?
A: [persoon 1] is gaan douchen omdat ze naar oma ging en [persoon 5] en [slachtoffer 1] hebben met de
camper gespeeld.
V: Hoe laat was [persoon 3] thuis van haar werk?
A: Dat weet ik dan nu niet meer zo zeker. Ik denk dat het dan na half vijf is geweest
.We zijn toen McDonalds gaan halen.
p. 616, 622, p. 639 en 641 proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2021, voor zover inhoudende:
Op 19 april 2021 werd onder verdachte een gsm merk Samsung type S10 in beslag genomen. (…) Ook zagen wij dat er in totaal 13494 artifacts waren veilig gesteld welke verband houden met het zoeken en surfen op het internet. Zo zagen wij dat daarvan 4 artifacts in de data waren vastgelegd waarbij door de gebruiker van deze gsm op 17 maart 2021 op internet is gekeken naar nieuwsitem met als titel
-
Gebrek aan bewijs voor Seks met Gemertse leerlinge (15) vrijspraak voor leraar.
Ook troffen wij drie artifacts aan waarbij er op 14 april 2021 op internet is gezocht naar
  • Sporen gevondeb moeten ze dit tegen de advocaat zeggen
  • Sporen gevonden moeten ze dit tegen de advocaat zeggen
  • Sporen gevonden verdachte word deze dan meteen opgepakt.
Feit 2
p. 351 t/m 355 proces-verbaal van aangifte door [persoon 6] d.d. 26 juli 2021 om 10:00 uur, voor zover inhoudende:Zij deed aangifte namens het slachtoffer [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] te Eindhoven, [adres 2] .
V: Waar komt u aangifte van doen?
A: Vermoedens van dat er seksuele handelingen gebeurd zijn met een meisje dat ik
begeleid. Gepleegd tussen 1 januari 2019 tot en met 1 juli 2021 te Eindhoven.
V: Wat is uw functie bij [bedrijf] ?
A: Gespecialiseerd systeembegeleider.
V:Tegen wie doe je aangifte?
A: Tegen [verdachte] , de vader van [persoon 1] . Ik ken hem niet en heb deze info van [slachtoffer 2] en haar
moeder. [slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze daar speelt en daar niet meer naar toe wil als die
vader er is.
Moeder [persoon 7] vertelde dat [slachtoffer 2] ander gedrag liet zien nadat haar verteld
was dat zij bij [persoon 1] moest gaan logeren na de bruiloft op 4 augustus 2021. [slachtoffer 2]
vertelde dat ze daar niet meer heen wilde als die vader er was. Ik merkte dat [slachtoffer 2] niet
op haar gemak was. [slachtoffer 2] en ik gingen op de bank zitten. [slachtoffer 2] zat met haar voeten
onder haar billen en ging steeds op en neer omhoog met haar billen. Moeder zei toen: dit
is de laatste tijd zo vaak het geval. Ze deed toen meer van die gebaren, zoals een
seksueel getint dansje met haar billen. Toen zei [slachtoffer 2] heel zacht tegen mij:
dikke
piemel.Ik zei dat zullen we maar niet herhalen en dit heb je vast niet op school geleerd.
Toen moest ze lachen en toen zei ze: dit heb ik van [persoon 1] geleerd
.Ze heeft wel verteld
over een ander huis daar waar ze gaat logeren maar dat ze daar nu niet meer heen gaat.
Er is gevraagd of ze daar iets over wilde vertellen en dat wilde ze niet en keek naar de
grond. Ze vroeg kan je een gezichtje aanwijzen hoe je je daar voelt en toen wees zij het
bange gezichtje aan. [persoon 8] vertelde dat de laatste keer dat [slachtoffer 2] daar, bij [persoon 1] , gelogeerd had dat zij een ongelukje had gehad de dag er na ’s nachts terwijl zij al lang zindelijk is.
p. 377, 378 proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juli 2021, voor zover inhoudende:Op vrijdag 23 juli 2021, omstreeks 15.50 uur, werd getuige [persoon 7] in de verhoorstudio van politiebureau [adres 3] , als getuige, gehoord. [persoon 7] is de moeder van de 7 jarige [slachtoffer 2] . Zij verklaarde dat:
Ze gisteren met [slachtoffer 2] een puzzel aan het maken was genaamd Monster en Co. [slachtoffer 2] zei toen ineens, uit het niets "
[verdachte] is niet lief?." [persoon 7] vroeg "
Waarom niet?" [slachtoffer 2] zei toen "
Dat mag ik niet zeggen" [persoon 7] zei dat [slachtoffer 2] alles tegen haar en haar vriendin [persoon 8] mocht vertellen. [slachtoffer 2] zei toen "
[verdachte] doet zijn piemel in mijn kont en daarna in mijn mond". [persoon 7] vroeg toen wie daar dan bij was. [slachtoffer 2] vertelde dat [persoon 3] de kinderen boven in de douche deed en dat [verdachte] de deur op slot deed. Ze zag de angst in de ogen van [slachtoffer 2]
,[slachtoffer 2] bleef naar het dekbed kijken en keek [persoon 7] niet aan.
V: Waar heeft [slachtoffer 2] dit verteld?
A: Op haar slaapkamer, we zaten op de grond voor haar bed en maakten daar de puzzel. Er
waren ook signalen bij [bedrijf] omdat ze daar een 3 huizentraject-gesprek hadden
gehad. [persoon 6] belde dat er signalen waren en dat er een seksuoloog op gezet was.
V: Hoe vaak had [verdachte] contact met [slachtoffer 2] ?
A: [persoon 3] kwam [persoon 1] ophalen. [slachtoffer 2] ging toen regelmatig bij hun slapen en spelen, dat
kwam omdat ik een paar keer geopereerd moest worden. Dat is ongeveer een jaar
geleden. [slachtoffer 2] wil daar alleen naar toe als [persoon 3] er is.
V: Hoe vaak is [slachtoffer 2] bij [persoon 1] gaan logeren?
A: l à 2 keer, ze hebben nu vaak ruzie.
V: Wanneer hebben ze voor het laatst gespeeld bij elkaar?
A: Ongeveer een half jaar geleden bij [verdachte]
.
p. 394 t/m 404 Verslag verbatim studioverhoor d.d. 30 juli 2021 PV van verhoor: [slachtoffer 2] wonende te Eindhoven, voor zover inhoudende:V: En de laatste keer dat [verdachte] de piemel in de kont dee, waar was je toen?
A: In de keuken.
V: Je zei: de deur is op slot.
A: Ja.
V: En welke deur bedoel je dan?
A: Van de keuken.
V: Van de keuken. Oké. En wie doet dan de deur op slot?
A: [verdachte] zelf. Dan, dan zie ik.
V: Oké. En waar is dan de deur?
A: Die zit hier.
V: Dit zit daar. Oké. En je zegt [verdachte] doet 'm dicht. En waar ben jij dan in de keuken als
[verdachte] de deur dicht doet?
(Getuige tekent iets)V: Wat is dat?
A: De tafel. Daar staan ook nog wat dingen op, een koffiezetapparaat.
V: En waar ben jij dan als [verdachte] de deur dicht doet?
(10:56:16 getuige geeft het aan op de tekening)
V: Oké. dus bij de tafel. En zit jij dan, lig jij dan, sta jij dan of anders?
A: Eh zit.
V: Oke, [verdachte] doet de deur dicht, en dan? Wat gebeurt d’r dan?
A: Dan gaat hij naar mij toe lopen. Dan doet die zijn piemel in mijn kont.
V: En hoe weet je dan dat 't een piemel is?
A: Omda, dat zegt hij steeds tegen mij.
V: Wat zegt die dan?
A: Want eh kan jouw piemel in mijn kont eh want ik ga mijn piemel in jouw kont doen.
V: Oh dan duwt die jou omlaag. En waar duwt die jou dan naartoe?
A: Tegen de tafel.
(Getuige zet de vingers van haar linkerhand op de tafel voor haar, haar linkerarm is gestrekt)V: En als je dan tegen de tafel aangeduwd wordt, sta jij dan, zit jij dan, lig jij dan of iets
anders?
A: Dan lig ik. Op m'n buik.
V: Waar blijft jouw broek dan?
A: Eh tot m'n knieën.
V: Tot je knieën. En hoe is 't dan met jouw onderbroek?
A: Dan eh dan trekt die die ook omlaag.
V: Oké. En waar blijft dan jouw onderbroek?
A: Omlaag.
V: Oke. Oke. En dan lig je. En dan is je broek naar beneden. En dan? Wat gebeurt d’r dan?
A: Dan doet die zijn piemel in mijn kont.
V: En waar zijn de handen van [verdachte] als hij met zijn piemel in jouw mond of in jouw kont
gaat?
A: Hij houdt mij tegen, maar daar ben ik te sterk voor.
V: Hij houdt jou tegen, maar daar ben je te sterk voor. En waar houdt die jou tegen?
A: Bij ehm bij mijn lichaam. Maar daardoor kan ik bijna niet ademen. In m'n keel.
V: Bij je keel?
A: Want dan knijpt die heel hard.
V: En met wat knijpt die dan?
A: Met zijn handen.
V: En dan begrijp ik dat die allebei zijn handen heeft of heeft die met een hand of anders?
A: Allebei.
V: Oké. En als die met z'n piemel in je kont gaat tot hoever gaat die dan in je kont?
A: Helemaal tot (11:15 ONVERSTAANBAAR) onder. Helemaal in m'n kont.
V: Onderin je kont. En wat voel je daar dan van?
A: Pijn
p. 437 proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , partner van verdachte, d.d. 10 augustus 2021 om 10:45 uur voor zover inhoudende:Ik wil wel iets zeggen. [slachtoffer 2] was een keer bij ons aan het spelen. [verdachte] was voor buiten en ik was binnen. Ik vroeg aan [persoon 1] en [slachtoffer 2] "
Doet [verdachte] wel eens iets geks?" Dat was net toen het gebeurd was met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] zei dat [verdachte] zijn piemel ergens in had gedaan. In de mond of kont zei ze, dacht ik. Ik vroeg: “
Heb je dat gedroomd, aan gedacht of is het gebeurd?” [slachtoffer 2] begon toen te huilen.
p. 107, onderzoeksrelaas d.d. 30 november 2021, voor zover inhoudende:
In het opgemaakte proces-verbaal aanhouding staat als bijzonderheid onder andere vermeld dat in de keuken van de woning van verdachte [verdachte] , een tafel stond met daarop diverse keukenapparatuur. Van de situatie werden een aantal foto’s gemaakt. Op een van de foto’s is te zien dat op deze tafel ook een koffiezetapparaat staat. Tevens werd vastgesteld dat de keukendeur naar de woonkamer kon worden afgesloten.
p. 140, proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 april 2021 om 13:20 uur voor zover inhoudende:
We moeten wel eens op [slachtoffer 2] passen.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaringen slachtoffers
De rechtbank stelt vast dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] een gedetailleerde, consistente en authentiek overkomende verklaring hebben afgelegd over hetgeen tussen hen en verdachte is voorgevallen.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geven op verschillende momenten en ook spontaan een uitgebreide beschrijving van de seksuele handelingen, hoe dit voelde en de locatie waar de handelingen hebben plaatsgevonden. In hun verklaringen over het misbruik zijn zij stellig en oprecht. Wanneer aan hen tijdens de studioverhoren verduidelijkingsvragen worden gesteld, antwoorden zij overeenkomstig hetgeen zij eerder tegenover hun ouders en/of tante en/of begeleider hebben verklaard. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gebruiken leeftijdsadequate woorden als zij de seksuele handeling beschrijven. Als tijdens het studioverhoor aan [slachtoffer 1] wordt gevraagd hoe de piemel van verdachte eruit zag, houdt ze haar handen ongeveer twintig centimeter van elkaar af en zegt dat bovenop de piemel een bolletje zat. Verdachte schudde zijn piemel met zijn rechterhand op haar tong en hij stond daarbij met zijn linkerhand in zijn zij. Dit zijn geen bevindingen/handelingen waar een kind van zeven normaliter wetenschap van heeft en daarom wordt door deze specifieke onderdelen van de verklaring de betrouwbaarheid van haar verklaring ondersteund. Ook de wijze waarop de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot stand zijn gekomen, dragen naar het oordeel van de rechtbank bij aan de betrouwbaarheid van die verklaringen. De eerste keer dat [slachtoffer 1] over het misbruik sprak was - kort nadat het misbruik had plaatsgevonden - spontaan tegenover haar tante. [slachtoffer 2] begon op 22 juli 2021 voor het eerst, tijdens het maken van een puzzel, tegen haar moeder te praten over het misbruik.
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook betrouwbaar. De advocaat van verdachte heeft aangevoerd dat het onwaarschijnlijke verhalen zijn, mede vanwege het feit dat er anderen in de woning waren op het moment dat het veronderstelde misbruik plaatsvond. De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen juist volgt dat verdachte moeite heeft gedaan om te zorgen dat hij met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alleen was. Zo heeft hij in het geval van [slachtoffer 1] zijn beide eigen dochters naar boven laten gaan om te douchen en heeft hij in het geval van [slachtoffer 2] de tussendeur naar de keuken afgesloten. De rechtbank ziet in hetgeen is aangevoerd daarom geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen te twijfelen.
Steunbewijs
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt in belangrijke mate bevestiging in de verklaring van verdachte zelf, de verklaring van getuige [getuige 2] en de verklaring van [persoon 1] , de oudste dochter van verdachte. Verdachte bevestigt in zijn verklaring de algemene gang van zaken die dag, namelijk dat [slachtoffer 1] die middag bij [persoon 1] thuis aan het spelen was, dat de moeder van [persoon 1] niet thuis was in verband met haar werk, dat [persoon 1] is gaan douchen en dat zij nadat [persoon 3] terug was van haar werk eten hebben gehaald bij McDonalds. Uit het studioverhoor van [slachtoffer 1] volgt dat zij alleen met verdachte in de woonkamer achterbleef nadat verdachte tegen [persoon 1] had gezegd dat zij naar boven moest gaan douchen en dat ook [persoon 5] naar boven moest. [persoon 1] bevestigt dit.
Daarnaast heeft de tante van [slachtoffer 1] - uit eigen waarneming - verklaard dat [slachtoffer 1] tijdens de eerste keer dat zij er over vertelde - nog maar twee dagen na het feit - zat te trillen toen ze haar verhaal vertelde.
Verder wordt de rechtbank gesterkt in haar overtuiging nu verdachte eind maart dan wel half april zoekslagen heeft gedaan op internet die -onder meer- zien op sporen van seksueel misbruik en/of vrijspraak ter zake een verdenking van seksueel misbruik van een minderjarige. De rechtbank heeft verdachte hierover ter terechtzitting bevraagd en verdachte stelt dat hij die zoekslagen deed omdat er op elektronische apparatuur die aan hem toebehoorde kinderporno was aangetroffen. De rechtbank stelt echter vast dat daarvan op dat moment nog geen sprake van was. Op dat moment was verdachte echter wel geconfronteerd met het feit dat [slachtoffer 1] gezegd had dat er wat was voorgevallen. De moeder van [slachtoffer 1] had daarover immers contact gezocht met de partner van verdachte, die dat met hem zou bespreken.
De verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de bevindingen van de politie, de verklaringen van [persoon 6] en [persoon 7] en van de partner van verdachte. De beschrijving van de plaats delict (keuken) komt overeen met de gedetailleerde beschrijving van [slachtoffer 2] , met name het feit dat deur kon worden afgesloten is specifiek. Daarnaast hebben [persoon 6] en [persoon 7] verklaard over het veranderende gedrag van [slachtoffer 2] en [persoon 7] nam angst waar in de ogen van [slachtoffer 2] toen zij voor het eerst over het voorval vertelde. Daarbij heeft de partner van verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] tijdens een speelpartijtje, vlak na het voorval met [slachtoffer 1] eind januari 2021, desgevraagd zei dat verdachte zijn piemel in de mond of kont had gedaan.
Tot slot wordt de rechtbank gesterkt in haar overtuiging door het hiervoor onder feit 4 opgesomde bewijs, voor zover het betreft de foto’s van [slachtoffer 2] , geheel of gedeeltelijk ontkleed waarbij de nadruk op haar genitaliën wordt gelegd, aangetroffen op de gsm van verdachte en door hem gemaakt, aldus verdachte.
Conclusie
Op grond van de betrouwbaar geachte verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het hierboven beschreven steunbewijs, komt de rechtbank tot het oordeel dat feit 1 en 2 wettig en overtuigend zijn bewezen zoals hierna bewezen is verklaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] één keer seksueel heeft misbruikt omdat zij op grond van de bewijsmiddelen niet onomstotelijk kan vaststellen hoe vaak de ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden en in hoeveel gevallen het om seksueel binnendringen is gegaan. Dit heeft er mede mee te maken dat het verhoor van [slachtoffer 2] specifiek ingaat op de laatste keer dat het zou zijn gebeurd. Eventuele eerdere gebeurtenissen zijn niet uitgevraagd.
Feit 5
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Op 11 augustus 2021 vond er een (eerste) studioverhoor plaats met [slachtoffer 3] . Tijdens dat verhoor heeft [slachtoffer 3] aangegeven dat zij niet wist dat verdachte foto’s van haar had gemaakt terwijl zij geheel of gedeeltelijk naakt was. [slachtoffer 3] verklaarde op dat moment niets over seksuele handelingen die verdachte bij haar zou hebben verricht.
Op 16 oktober 2021 vertelde [slachtoffer 3] spontaan tegen haar moeder dat zij, toen zij een keer aan het slapen was bij [persoon 1] thuis, ’s-nachts wakker was geworden omdat zij voelde dat verdachte zijn piemel in haar mond had gedaan; dat was heel vies en er kwam witte stof uit.
Tijdens het (tweede) studioverhoor op 27 oktober 2021 verklaarde [slachtoffer 3] dat zij samen met [slachtoffer 1] , [persoon 1] , [persoon 9] en nog een meisje op de kamer van [persoon 5] sliep. Om half twee
’s-nachts werd ze wakker omdat zij de piemel van verdachte bij haar mond zag, gekriebel voelde en er iets geels uit viel. Een soort van plas, het rook en smaakte naar plas en zij net had gehoord dat de wc werd doorgespoeld.
Het valt de rechtbank op dat naarmate [slachtoffer 3] er over doorgevraagd wordt, ze wisselend en weinig specifiek verklaart. De rechtbank wijst er in het bijzonder op dat [slachtoffer 3] pas in tweede instantie verklaart dat verdachte haar seksueel zou hebben misbruikt, dat zij wisselend verklaart over de (vloei)stof die uit de piemel kwam en over de reden waarom zij wakker werd, alsmede dat ten tijde van haar verhoren in de plaatselijke gemeenschap al veel onrust was ontstaan door de aanhouding van verdachte ter zake verdenking van seksueel misbruik van een zevenjarig meisje en het bezit en maken van kinderporno. De verklaringen van [slachtoffer 3] over misbruik vinden verder geen concrete ondersteuning in andere bewijsmiddelen. Aan de voorwaarden om de bij de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten te gebruiken bewijsmiddelen ook - als schakelbewijs - voor het bewijs van dit feit te gebruiken is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet voldaan.
Al met al is er voor de rechtbank te veel twijfel over de betrouwbaarheid van de verdachte belastende verklaring en ontbreekt het aan steunbewijs voor deze verklaring.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 5 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte, dan wel opgegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 29 januari 2021 te Eindhoven, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten het meermalen brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] ;
2.
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 juli 2021 te Eindhoven, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 2] ;
3.
in de periode van 19 april 2021 tot en met 17 mei 2021 te Eindhoven gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten foto's en/of video's en/of te weten een SD-kaart (uit een tablet van het merk TEGRA type 10.1) en een laptop (van het merk Compaq) en een telefoon (van met merk Samsung S10) bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
in bezit heeft gehad, en welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een hand en/of een penis en/of staaf betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met de/een hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een staaf, en/of in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
waarbij op dat gezicht en/of lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
4.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 19 april 2021 te Eindhoven, telkens afbeeldingen, te weten foto's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten
[slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] ) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] ) en/of een of meer andere personen, is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven – hieruit bestonden dat:
van deze persoon/personen nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld wordt gebracht (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
6.
op 17 mei 2021 te Eindhoven een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Ekol, type Lady 88, kaliber 9 millimeter,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III, te weten 84 centraalvuur knalpatronen, kaliber 9 millimeter, voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4, 5 en 6 wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest met daarbij een voorwaardelijk deel teneinde - onder meer - de ambulante behandeling bij [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener mogelijk te maken. Verdachte heeft probleembesef en wil veranderen. Hij heeft meegewerkt aan het onderzoek door de gedragsdeskundigen en is al begonnen met een behandeling voor zijn stoornis in de PI. De deskundigen leggen geen relatie tussen zijn stoornis en de delicten en schatten het recidiverisico in als matig – laag. Het is niet aan het Openbaar Ministerie om een eigen psychologisch oordeel te vellen. De eis om een tbs-maatregel op te leggen ontbeert iedere redelijke onderbouwing.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van twee zevenjarige meisjes. Die meisjes waren vriendinnetjes van verdachtes oudste dochter en kwamen in die hoedanigheid bij verdachte thuis. Verdachte zorgde er op slinkse wijze voor dat hij op enig moment alleen met hen was en liet de meisjes vervolgens vergaande seksuele handelingen ondergaan. Dit zijn bijzonder ernstige feiten en dit rekent de rechtbank verdachte dan ook zwaar aan. Verdachte lijkt vooral uit te zijn geweest op zijn eigen seksueel gerief. Door zijn handelwijze heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en seksuele ontwikkeling van twee zeer jonge meisjes, die hierdoor de rest van hun leven getekend kunnen zijn. Verdachte geeft nauwelijks of geen rekenschap van de consequenties van zijn handelen en de schade die hij hiermee heeft aangericht. Ook ter terechtzitting heeft hij geen inzicht of spijt laten blijken.
Daarnaast heeft verdachte van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kinderporno gemaakt en in zijn bezit gehad. Verdachte maakte de foto’s bij hem thuis, terwijl zij geheel of gedeeltelijk ontkleed waren en waarbij de nadruk op hun genitaliën werd gelegd.
Verdachte heeft door zijn handelen ernstig misbruik gemaakt van jonge meisjes die op dat moment aan zijn zorg waren toevertrouwd. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben ook grote onrust veroorzaakt buiten de kring van direct betrokkenen, in de plaatselijke gemeenschap.
Verdachte heeft daarnaast ook kinderporno van andere, niet geïdentificeerde, kinderen in bezit gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat om pornografisch materiaal te vervaardigen vaak kwetsbare minderjarigen ernstig worden misbruikt in Nederland of ver daarbuiten. Verdachte heeft door het downloaden van kinderpornografisch materiaal bijgedragen aan het in stand houden van het systeem waarin dit misbruik wordt geëxploiteerd.
Tot slot werd tijdens een doorzoeking op 17 mei 2021 in de woning van verdachte in een kluis een gaspistool en 84 centraalvuur knalpatronen aangetroffen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens verhoogt het risico op een geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
In strafverminderende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 4 als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank gaat in hetgeen hieronder onder ‘
oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel’uitgebreider in op de persoonlijke omstandigheden en legt daar uit waarom zij tot dit oordeel over de toerekeningsvatbaarheid komt.

Gevangenisstraf

De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van feit 5 vrijspreekt en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank, ondanks een ontbrekend advies daartoe, aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient op te leggen.
Hij heeft daartoe, kort gezegd, het volgende aangevoerd. Door de rapporterend psycholoog en psychiater is een stoornis is vastgesteld, te weten pedofilie, die ook aanwezig was ten tijde van het plegen van de delicten. Hoewel de deskundigen zich vanwege de ontkenning van verdachte ten aanzien van de ‘
hands on’-delicten niet hebben uitgelaten over de doorwerking van die stoornis ten aanzien van die delicten, acht de officier van justitie het aannemelijk dat de pedofilie ook bij het plegen van die delicten een rol heeft gespeeld.
Doordat het onderzoek van de deskundigen en daarna ook van de reclassering beperkt werd door de ontkenning van verdachte ten aanzien van de ‘
hands on’-delicten, is ook de inschatting van het recidiverisico niet adequaat indien blijkt dat deze delicten wel door verdachte zijn begaan. Aangezien de officier van justitie deze feiten bewezen acht en om een aantal andere omstandigheden de persoon van verdachte betreffend, schat hij de kans op recidive veel hoger in en verzoekt de rechtbank dat ook te doen.
Vanwege de veiligheid van andere kinderen acht de officier van justitie de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk, met verpleging van overheidswege, omdat dat het zwaarst denkbare kader is en dat nodig is om de hoge kans op recidive terug te dringen. Aan de eisen voor oplegging is volgens de officier van justitie voldaan.
De raadsman heeft zich verzet tegen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling. Er is geen deskundige die dat heeft geadviseerd. De raadsman wijst daarbij op de inschatting van het recidiverisico door reclassering en deskundigen. De uitkomst daarvan is matig-laag. Bovendien is verdachte bereid zich aan de geadviseerde voorwaarden te houden en kan hij in dat kader ambulante behandeling ondergaan, die afdoende wordt geacht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport psychologisch onderzoek pro Justitia van [psycholoog] , klinisch psycholoog van 1 december 2021, het rapport psychiatrisch onderzoek pro Justitia van [psychiater] , psychiater van 2 december 2021 en het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 11 februari 2022.
Zowel de psycholoog als de psychiater stellen bij verdachte een pedofiele stoornis vast. Zij baseren dit op de eigen verklaringen van verdachte dat hij in twee periodes in zijn leven minimaal zes maanden gekend heeft waarin hij seksuele opwinding kon ervaren naar jonge meisjes. Gelet op de ontkennende houding van verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2, de ‘
hands on’-delicten, hebben de deskundigen zich onthouden van een uitspraak over de doorwerking van de stoornis bij de totstandkoming van deze feiten en om die reden ook over een specifiek interventieadvies met betrekking tot deze feiten.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4, het bezit en vervaardigen van kinderporno, hebben de deskundigen, ondanks de pedofiele stoornis, geconcludeerd dat deze feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend omdat verdachte over voldoende intelligentie, oordeelsvermogen en gewetensfunctie beschikt om in te zien dat zijn handelen schade veroorzaakt aan kinderen en vertoonde hij daarnaast voldoende probleemoplossend vermogen op diverse levensgebieden, zodat hij ook andere gedragskeuzes had kunnen maken.
De deskundigen hebben, na gebruik van risico-taxatie instrumenten, geconcludeerd dat er een matig-laag recidiverisico is. De reclassering komt tot dezelfde bevinding, maar noteert in het rapport:
‘De deels ontkennende houding van betrokkene beperkt, bij volledige bewezenverklaring van de verdenkingen, het doen van een adequate inschatting met betrekking tot het mogelijke recidiverisico.’
De rechtbank ziet zich voor het probleem geplaatst dat de deskundigen en de reclassering bij hun adviezen geen rekening hebben gehouden of hebben kunnen houden met de feiten 1 en 2. Nu de rechtbank deze feiten heeft bewezenverklaard ontstaat er een heel ander beeld van verdachte. Niet alleen heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan ‘
hands on’-delicten, ook is hij volstrekt niet open hierover. Hij ontkent stellig en toont geen enkel inzicht in zijn beweegredenen en handelen. Voorts is de rechtbank opgevallen dat verdachte eerder zaken heeft ontkend en daar ook over heeft gelogen en daar pas op terugkwam op het moment dat er onomstotelijk bewijs lag. Dit geldt voor de aanwezigheid van een kluis en wapens in zijn woning én het aanwezig hebben en vervaardigen van kinderporno.
Gelet op de rapporten van de deskundigen én de bewezenverklaring stelt de rechtbank vast dat er bij verdachte sprake is van een pedofiele stoornis. Deze was er ook ten tijde van het plegen van de delicten. De rechtbank kan zich niet voorstellen dat deze stoornis niet van invloed is geweest op de strafbare gedragingen die verdachte heeft gepleegd, juist omdat deze werden ingegeven door de seksuele opwinding die verdachte ervaart bij jonge meisjes en juist omdat verdachte, ingegeven door zijn stoornis, volkomen voorbij gegaan is aan de belangen van deze jonge kinderen en die belangen zelfs zeer ernstig heeft geschonden. De rechtbank zal verdachte om die reden voor de feiten 1, 2, 3 en 4 als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Zoals de reclassering in haar rapport al schreef, is het doen van een adequate inschatting van het mogelijke recidiverisico ernstig belemmerd door de ontkenning van verdachte van de feiten 1 en 2, die de rechtbank wel bewezen acht. Juist door de combinatie van door verdachte gepleegde feiten en het gebrek aan openheid van verdachte hieromtrent schat de rechtbank het recidiverisico als hoger in dan door de deskundigen geadviseerd.
Het voorgaande betekent ook dat de rechtbank betwijfelt of een ambulante behandeling afdoende is om het recidiverisico afdoende te beteugelen. De adviezen van de deskundigen en de reclassering bevatten echter geen of onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen op welke wijze dit risico dan wel afdoende kan worden teruggedrongen. Het standpunt van de officier van justitie dat een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is, vindt in de beschikbare rapportages onvoldoende steun.
De rechtbank is echter van oordeel dat wel is voldaan aan de voorwaarden voor oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. In het bijzonder overweegt de rechtbank daarbij dat met bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank is voorts van oordeel dat oplegging van deze maatregel in dit geval aangewezen is. De rechtbank meent dat deze maatregel mede voor de situatie als de onderhavige is bedoeld. Zo staat in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel waarmee deze maatregel is geïntroduceerd:
“Voorts heeft de rechter met de maatregel een alternatief voor handen ten aanzien van verdachten aan wie geen terbeschikkingstelling kan worden opgelegd, bijvoorbeeld in het geval er sprake is van een weigerende observandus en de rechter in de beschikbare gegevens geen basis ziet om tbs op te leggen omdat niet vast is komen te staan dat sprake is van een geestesstoornis. Als deze verdachte een zeden- of zwaar geweldsdelict heeft gepleegd en wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf kan de rechter tevens een maatregel opleggen, welke ten uitvoer kan worden gelegd na afloop van de gevangenisstraf en de voorwaardelijke invrijheidsstelling, die in de voorgestelde wettelijke regeling zijn opgenomen. Bij de tenuitvoerlegging van die maatregel kan de rechter aan die maatregel onder meer als voorwaarde verbinden dat betrokkene in een zorginstelling wordt opgenomen, dan wel verplicht wordt zich te laten behandelen. Op die wijze krijgt betrokkene dan toch nog de benodigde behandeling.”
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank ambtshalve een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Na ommekomst van de gevangenisstraf kan dan beoordeeld worden in hoeverre het recidiverisico nog aanwezig is en welke voorwaarden moeten worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen. Een (klinische) behandeling in een zorginstelling kan dan één van die voorwaarden zijn. Tegen de tijd dat de gevangenisstraf afloopt, zal de officier van justitie een nieuw reclasseringsadvies op moeten laten maken en eventueel een medische verklaring, als behandeling of opname in een zorginstelling nodig wordt geacht.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1] integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt om niet-ontvankelijkverklaring van de vordering benadeelde partij. Primair vanwege de bepleite vrijspraak, subsidiair omdat de vordering geen onderbouwing bevat welke specifiek ziet op schade door de minderjarige geleden ten gevolge van de handelingen van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij in bepaalde gevallen recht op een vergoeding van de immateriële schade, onder meer wanneer sprake is van aantasting van de persoon ‘
op andere wijze’. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘
op andere wijze’is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending reeds meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het feit (het seksueel misbruik van een minderjarige) met zich brengt dat nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen Het is immers een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten een grove inbreuk betekenen op zowel de lichamelijke als geestelijke integriteit van het slachtoffer en een gezonde (seksuele) ontwikkeling ernstig kunnen schaden.
De rechtbank acht daarom en gelet op vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend de vordering gedeeltelijk, tot een bedrag van € 5.000,00, toewijsbaar, als rechtstreeks door het onder 1 bewezen verklaarde feit toegebrachte immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige van de vordering, omdat op dit moment niet is vast te stellen of er in de toekomst meer schade ontstaat en de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 2] integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt om niet-ontvankelijkverklaring van de vordering benadeelde partij. Primair vanwege de bepleite vrijspraak, subsidiair omdat de vordering geen onderbouwing bevat welke specifiek ziet op schade door de minderjarige geleden ten gevolge van de handelingen van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij in bepaalde gevallen recht op een vergoeding van de immateriële schade, onder meer wanneer sprake is van aantasting van de persoon ‘
op andere wijze’. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘
op andere wijze’is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending reeds meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de feiten (het seksueel misbruik van een minderjarige en het vervaardigen van de kinderporno) met zich meebrengt dat nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen Het is immers een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten een grove inbreuk betekenen op zowel de lichamelijke als geestelijke integriteit van het slachtoffer en een gezonde (seksuele) ontwikkeling ernstig kunnen schaden.
De rechtbank acht daarom en gelet op vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend de vordering gedeeltelijk, tot een bedrag van € 6.000,00, toewijsbaar, als rechtstreeks door de onder 2 en 4 bewezen verklaarde feiten toegebrachte immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige van de vordering, omdat op dit moment niet is vast te stellen of er in de toekomst meer schade ontstaat en de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2021 tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 3] integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt om niet-ontvankelijkverklaring van de vordering benadeelde partij. Primair vanwege de bepleite vrijspraak, subsidiair omdat de vordering geen onderbouwing bevat welke specifiek ziet op schade door de minderjarige geleden ten gevolge van de handelingen van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij in bepaalde gevallen recht op een vergoeding van de immateriële schade, onder meer wanneer sprake is van aantasting van de persoon ‘
op andere wijze’. Van de bedoelde aantasting in de persoon
‘op andere wijze’is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending reeds meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het feit (vervaardigen van kinderporno) met zich meebrengt dat nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen Het is immers een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten een grove inbreuk betekenen op zowel de lichamelijke als geestelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank acht daarom en gelet op vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend de vordering gedeeltelijk, tot een bedrag van € 1.000,00, toewijsbaar, als rechtstreeks door het onder 4 bewezen verklaarde feit toegebrachte immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige van de vordering, nu de verdachte ten aanzien van het onder 5 ten last gelegde is vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte daarnaast veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 622,00. De benadeelde partij procedeert via een gemachtigde en de rechtbank ziet geen aanleiding om ten aanzien van de proceskostenvergoeding af te wijken van het liquidatietarief kantonzaken (€ 311,00), waarbij twee punten toegekend worden (één punt voor het indienen van de vordering en één punt voor de aanwezigheid ter zitting).
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2021 tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 38z, 57, 60a, 240b, 244 Wetboek van Strafrecht
2, 26, 55 Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 5 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit
het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 3:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
feit 4:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
feit 6:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 6:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1, feit 2:
de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 5.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2021 tot aan dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 5.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 2 en 4:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 6.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 65 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 6.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 4:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 1.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 20 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op € 622,00.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. N.E.M. Keereweer, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 02 maart 2022.
Mr. N.E.M. Keereweer is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal,