Uitspraak
1.De procedure
- het verzoekschrift met 25 producties;
- het verweerschrift met 23 producties;
- aanvullende producties aan de zijde van [verzoeker] (productie 26 t/m 32);
- de mondelinge behandeling (zitting) die heeft plaatsgevonden op 5 juli 2022, waar [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. BrabantZorg heeft zich laten vertegenwoordigen door haar advocaten. Voorts is aan de zijde van BrabantZorg verschenen, mevrouw [A] (hierna genoemd: “ [A] ”), voorzitter van de Raad van Toezicht van BrabantZorg en mevrouw [B] , lid van de Raad van Toezicht van BrabantZorg. De advocaten hebben aan de hand van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd, het woord gevoerd.
31 augustus 2022 een beschikking zal worden gegeven. Wegens omstandigheden is deze uitspraakdatum niet gehaald en is de beschikking bepaald op vandaag.
Gronden voor besluit
3.Het verzoek en het verweer
1 mei 2022 door de opzegging op 12 april 2022 is geëindigd;
De verzoeken van [verzoeker] zoals weergeven in rechtsoverweging 3.1. onder 4 tot en met 9, dienen dus eveneens te worden afgewezen.
4.De beoordeling
De rechtsgeldigheid van het rechtspersoonsrechtelijke ontslag
“
Feedback van de RvT
“Afspraken
vergoeding opzegtermijn”) en dit naar buiten toe direct te communiceren. Maar dit kan niet worden aangemerkt als ernstig verwijtbaar handelen als bedoeld in dit artikellid.
12 april 2022 opgezegd per 1 mei 2022. Er is dus opgezegd met een termijn van 18 dagen. BrabantZorg heeft de opzegtermijn derhalve niet in acht genomen. Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is BrabantZorg dan in beginsel een vergoeding aan [verzoeker] verschuldigd, gelijk aan het bedrag van het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
Voor de toepassing van deze wet wordt bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult, aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband en wordt de datum waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt aangemerkt als datum waarop het dienstverband is geëindigd.”Om die reden heeft BrabantZorg met een zeer korte opzegtermijn opgezegd.
de periode van non-activiteit niet langer duurt dan noodzakelijk voor partijen om afspraken te maken en besluiten te nemen over de beëindiging, dan wel voortzetting van het dienstverband. Hierbij wordt een periode van drie maanden (die eenmaal, gemotiveerd, met drie maanden kan worden verlengd) in het algemeen als voldoende beschouwd voor partijen om uit een impasse te komen.”De rechtbank is het met BrabantZorg eens dat er op 12 april 2022 geen reden meer bestond om [verzoeker] een periode op non-actief te stellen voor het voeren van overleg over de wijze van beëindiging (of voortzetting) van het dienstverband. Het overleg daarover was immers al in december 2021 gestrand. Terecht heeft BrabantZorg zich daarom op het standpunt gesteld dat het betalen van salaris over de opzegtermijn onder de WNT heeft te gelden als een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband.
1 november 2022. De bepaling in dit artikel dat “
de datum waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt (wordt) aangemerkt als datum waarop het dienstverband is geëindigd”geldt alleen “
voor de toepassing van deze wet”.Op die manier kan hetgeen na deze datum onder de noemer van salaris over de opzegtermijn is betaald, worden aangemerkt als uitkering wegens de beëindiging van het dienstverband. Deze bepaling roept naar het oordeel van de rechtbank niet een wettelijk einde van het dienstverband per de datum waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt in het leven en stelt ook niet een contractuele bepaling over de opzegtermijn buiten werking. De bepaling maakt het slechts mogelijk een maximum te stellen aan het te betalen salaris over de opzegtermijn c.q. de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband.
“dat bij onregelmatige opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werkgever, het recht op en de hoogte van de wettelijke transitievergoeding moeten worden bepaald aan de hand van het tijdstip waarop die arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig zou hebben opgezegd. Niet van belang is daarbij of de werkgever heeft beoogd met de onregelmatige opzegging de rechten van de werknemer op de wettelijke transitievergoeding aan te tasten.”De rechtbank is daarom van oordeel dat BrabantZorg aan [verzoeker] een transitievergoeding verschuldigd is berekend naar een einddatum van de arbeidsovereenkomst van 31 oktober 2022 (als laatste dag van het dienstverband).
[verzoeker] heeft ter zitting aangevoerd dat hij nog recht heeft op uitbetaling van 11 vakantiedagen. BrabantZorg heeft erkend dat er nog openstaande vakantiedagen zijn, maar kon ter zitting niet aangeven hoeveel. Nu [verzoeker] eerst ter zitting het aantal van 11 vakantiedagen waarop hij nog recht zou hebben, heeft genoemd en BrabantZorg niet de gelegenheid heeft gehad om dat te onderzoeken, staat dat aantal niet vast. BrabantZorg dient het aantal vakantiedagen waar [verzoeker] nog recht op heeft vast te stellen en het loon daarover aan hem uit te keren.