4.4.Over de bedrijven waar eiseres voor [werkgever] contact mee zou hebben opgenomen, zegt eiseres in het gesprek van 13 juli 2020 de namen wel te weten, maar dat ze die in verband met de privacy niet kan verstrekken. Op de zitting heeft de rechtbank daar gericht naar gevraagd, maar eiseres kon geen namen noemen. Over dit onderwerp staat verder in het verslag van het gesprek van 13 juli 2020 en in de e-mail van eiseres van 16 juli 2020 de opmerking van de toenmalige echtgenoot van eiseres, dat hij niet wil dat eiseres namen noemt, omdat de werkgever niet vriendelijk is, dat zij eiseres in het verleden heeft bedreigd en dat zij weet waar eiseres woont. Die stelling staat volgens de rechtbank haaks op het antwoord dat eiseres tijdens de hoorzitting van 19 maart 2021 geeft als het UWV vraagt wat eiseres heeft gedaan om haar achterstallig loon van [werkgever] te krijgen. Eiseres heeft gezegd dat zij nog een paar keer langs het pand van de werkgever is gereden in de hoop haar te treffen en te confronteren.
5. Uit het voorgaande volgt dat het UWV op goede gronden heeft geconcludeerd dat sprake was van een gefingeerde dienstbetrekking. Het UWV heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eiseres geen recht had op een uitkering op grond van de WW en de ZW, zodat het UWV gehouden was de op grond van die wetten verstrekte uitkeringen in te trekken en terug te vorderen.
6. Overigens merkt de rechtbank nog het volgende op. Eiseres heeft zichzelf per 11 juli 2018 ziekgemeld. Het UWV is er daarbij van uitgegaan dat eiseres een uitzendkracht was en dat in verband met haar ziekmelding haar dienstverband werd verbroken, zodat haar (na twee wachtdagen) met het besluit van 17 juli 2018 een ZW-uitkering werd toegekend. Dat eiseres uitzendkracht zou zijn, staat ook op de door haar overgelegde salarisspecificaties. In het verslag van het gesprek van 13 juli 2020 staat dat eiseres aangaf in loondienst bij [werkgever] te zijn. In haar e-mail van 16 juli 2020 zegt eiseres dat zij uitzendkracht was, om tijdens de hoorzitting op 19 maart 2021 (weer) te zeggen in loondienst te zijn geweest. Dat laatste wordt ook in het beroepschrift gesteld. Als eiseres in loondienst zou zijn geweest van [werkgever] had zij al om die reden vanwege haar arbeidsongeschiktheid per 11 juli 2018 geen aanspraak op een ZW-uitkering, maar recht op loondoorbetaling (ziekengeld) door [werkgever] . Verder is onduidelijk gebleven of en hoe het door eiseres gestelde dienstverband zou zijn beëindigd. Ook dat kan consequenties hebben voor de vraag of zij überhaupt recht had op een WW-uitkering (en, zo ja, of die uitkering dan tot uitbetaling was gekomen).
7. Tot slot is de vraag aan de orde of, zoals eiseres aanvoert, er een dringende reden is om van terugvordering af te zien of die terugvordering te matigen. De rechtbank is van oordeel dat het UWV in het bestreden besluit terecht heeft gesteld dat die reden er niet is. Niet gebleken is dat de burn-outachtige klachten van eiseres, die ook al tijdens het gesprek op 13 juli 2020 aanwezig waren, het gevolg zijn van de besluiten tot terugvordering. Verder heeft eiseres gesteld dat de terugvordering voor haar grote financiële gevolgen heeft, maar niet is gesteld (en aannemelijk gemaakt) dat die gevolgen onevenredig zouden zijn. Ook stelt eiseres ernstig te zijn gedupeerd door de handelwijze van [werkgever] . Zelfs als dat zo zou zijn, had eiseres onafhankelijk daarvan consistent kunnen verklaren over het door haar gestelde dienstverband met [werkgever] en namen kunnen verstrekken van de bedrijven waarmee zij namens [werkgever] contact zou hebben gehad. Dat heeft zij niet gedaan en dat valt haar aan te rekenen. Niet valt in te zien hoe deze afweging anders zou worden als naar aanleiding van de recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over toetsing aan het evenredigheidsbeginseleen ruimhartigere invulling van het begrip “dringende reden” wordt gekozen dan thans door de Centrale Raad van Beroep wordt gehanteerd.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.