ECLI:NL:RBOBR:2022:5404
Rechtbank Oost-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres door het UWV
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering te beëindigen. Eiseres werd op 1 oktober 2020 door het UWV voor 27,13% arbeidsongeschikt geacht, wat leidde tot het stopzetten van haar uitkering per 8 mei 2021. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 30,27%, maar de uitkering bleef stopgezet. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoert dat haar medische beperkingen onvoldoende zijn erkend.
De rechtbank heeft de zaak op 29 november 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van het UWV aanwezig was, maar de gemachtigde van eiseres en eiseres zelf niet. De rechtbank concludeert dat het UWV zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende rekening heeft gehouden met de door eiseres geclaimde beperkingen, waaronder wegrakingen, frozen shoulder en longklachten. De rechtbank stelt vast dat de rapportages van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertonen en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres vanaf 8 mei 2021 geen WIA-uitkering meer ontvangt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter A.F. Vink, met de mogelijkheid voor partijen om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.