ECLI:NL:RBOBR:2022:424

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
20/1106
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een ambtenarenfunctie en het vertrouwensbeginsel in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een ambtenarenzaak waarbij eiseres, een politieambtenaar, haar sollicitatie voor een hogere functie aanvoert. Eiseres was unaniem geselecteerd door de sollicitatiecommissie voor de functie van zaaksanalist, maar werd uiteindelijk afgewezen door de nieuwe teamchef, die stelde dat zij niet voldeed aan de functie-eisen. Eiseres deed een beroep op het vertrouwensbeginsel, stellende dat de toezeggingen van de voorzitter van de selectiecommissie haar recht gaven op de functie. De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet meer vrij was om terug te komen op de toezeggingen die door de voorzitter van de selectiecommissie waren gedaan. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de korpschef en kende eiseres met terugwerkende kracht de hogere salarisschaal toe, met ingang van 15 november 2019. De rechtbank oordeelde dat de korpschef in zijn verweer niet voldoende had onderbouwd waarom eiseres niet aan de functie-eisen voldeed en dat de gemaakte toezeggingen aan eiseres moesten worden nagekomen. De rechtbank veroordeelde de korpschef ook in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/1106

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.M. van Kerkvoorden),
en

de korpschef van politie, de korpschef

(gemachtigde: mr. A.H.G.M. van den Boomen-Meeuwissen).

Procesverloop

Met het besluit van 1 november 2019 (het primaire besluit) heeft de korpschef de sollicitatie van eiseres voor de functie van zaaksanalist bij het team Analyse en Onderzoek van de politie-eenheid [vestigingsplaats] (de geambieerde functie) afgewezen.
Met het besluit van 2 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 januari 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar echtgenoot [naam] . De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en de teamchef van genoemd team Analyse en Onderzoek, [naam] .

Overwegingen

De aanloop naar deze procedure
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1.
Eiseres is sinds 2001 werkzaam bij de politie, laatstelijk met ingang van 1 juli 2016 in de functie van generalist Tactische Opsporing, Zeden (schaal 7) bij het team Thematische Opsporing van de politie-eenheid Oost-Brabant.
1.2.
Op 16 mei 2019 is de vacature voor de geambieerde functie (schaal 8) opengesteld. Eiseres heeft gesolliciteerd naar deze functie. Naar aanleiding van deze sollicitatie is eiseres uitgenodigd voor een gesprek op 27 juni 2019. De voorzitter van de selectiecommissie was [naam] , destijds waarnemend teamchef van het team Analyse en Onderzoek. Op 27 augustus 2019 heeft een assessment plaatsgevonden en op 4 september 2019 heeft eiseres per e-mail een positief resultaat van het assessment ontvangen.
1.3.
Op 19 september 2019 heeft [naam] telefonisch contact opgenomen met eiseres. Zij heeft eiseres in het telefoongesprek gefeliciteerd en laten weten dat zij door de selectiecommissie unaniem als eerste kandidaat is geselecteerd voor de geambieerde functie. Daarbij heeft [naam] gezegd dat een tweede kandidaat die ook is geselecteerd nog even geduld moet hebben, maar dat zij eiseres kan meedelen dat ze haar in de geambieerde functie gaan aannemen en dat haar in die functie veel werkplezier wordt toegewenst. [naam] heeft erop gewezen dat eiseres nog wel een veiligheidsonderzoek moet ondergaan om een verklaring van geen bezwaar [1] op niveau A te verkrijgen. [naam] heeft vervolgens gezegd dat zij normaal gesproken de hele sollicitatieprocedure met eiseres zou afronden, maar dat er wat vertraging is ontstaan en dat daarom de daadwerkelijke overgang door de nieuwe teamchef zal worden afgehandeld. Tevens heeft [naam] gezegd dat de voordracht voor de geambieerde functie een formaliteit is en dat de uitkomst van het veiligheidsonderzoek bepalend is voor de feitelijke overgangsdatum, die in overleg tussen haar huidige teamchef en de nieuwe teamchef van het team Analyse en Onderzoek moet worden vastgesteld.
1.4.
Op 19 september 2019 heeft [naam] op intranet van de politie (Agora) een bericht geplaatst met de titel “uitslag selectieprocedure zaaksanalist” waarin was te lezen dat twee kandidaten zijn voorgedragen voor de functie van zaakanalist en dat de eerste van de twee kandidaten, namelijk eiseres, op korte termijn wordt verwelkomd. In dit bericht worden beide kandidaten van harte welkom geheten en staat vermeld dat met eiseres de komende weken afspraken worden gemaakt over de daadwerkelijke overstap.
1.5.
Op 20 september 2019 stuurde eiseres een e-mail aan de nieuwe teamchef van het team Analyse en Onderzoek, [naam] . Daarin zegt eiseres dat ze de dag ervoor te horen heeft gekregen dat zij wordt voorgedragen voor de geambieerde functie, dat ze begreep dat [naam] de nieuwe teamchef is en dat hij en de huidige teamchef van eiseres afspraken dienen te maken over de overgang van eiseres naar het team Analyse en Onderzoek. Eiseres heeft vervolgens gevraagd of ze hierin iets kon betekenen en met wat voor een termijn ze rekening moest houden.
1.6.
Op 23 of 24 september 2019 heeft [naam] telefonisch contact opgenomen met eiseres en tijdens dit gesprek liet [naam] blijken dat hij zijn bedenkingen had en kritisch naar de voordracht van eiseres (en de andere kandidaat) zal kijken. [naam] heeft ook het onder 1.4. genoemde bericht van Agora laten verwijderen.
1.7.
Op 25 september 2019 ontving eiseres een bericht van recruiter [naam] waarin onder andere staat dat de politie de intentie heeft haar aan te stellen in de geambieerde functie. In het bericht staat dat daarvoor een verklaring van geen bezwaar nodig is die eiseres alleen na een veiligheidsonderzoek kan krijgen.
1.8.
Op 27 september 2019 heeft [naam] telefonisch contact opgenomen met eiseres en haar laten weten dat hij eiseres (en de andere kandidaat) moet afwijzen.
1.9.
Op 4 oktober 2019 heeft eiseres telefonisch contact opgenomen met [naam] en haar van de afwijzing op de hoogte gesteld. [naam] heeft daarop aangegeven dat ze nog nooit heeft meegemaakt dat een voordracht van geselecteerde kandidaten door een nieuwe teamchef werd afgewezen. Ook heeft [naam] gezegd dat als ze maar de minste twijfel had dat de nieuwe teamchef eiseres (en de nieuwe kandidaat) niet zou aannemen, ze eiseres niet had gebeld. Ze had er immers geen baat bij eiseres eerst blij te maken door haar te zeggen dat zij aangenomen was op een vacature, om haar vervolgens teleur te stellen door haar alsnog af te wijzen.
1.10.
Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals hierboven weergegeven onder het procesverloop.
De standpunten van partijen
2. Eiseres vindt dat de korpschef haar ten onrechte heeft afgewezen voor de geambieerde functie.
2.1.
Eiseres doet allereerst een beroep op het vertrouwensbeginsel. Zij zegt dat ze uit met name de onder 1.3. gedane mededelingen mocht afleiden dat zij zou worden aangesteld in de geambieerde functie. Eiseres vindt ook dat deze mededelingen aan de korpschef zijn toe te rekenen. Daarnaast vindt eiseres dat uit diezelfde mededelingen blijkt dat zij wel aan de gestelde functie-eisen voldoet. Dat [naam] daar een andere visie op heeft, maakt dat wat eiseres betreft niet anders.
2.2.
Eiseres is deze procedure begonnen om de geambieerde functie alsnog toegewezen te krijgen. Door het tijdsverloop en de hele gang van zaken heeft zij daar inmiddels geen behoefte meer aan. Wel wil eiseres rechtsherstel in de vorm van een indeling in schaal 8 met ingangsdatum 19 september 2019 – de datum van de onder 1.3. gedane mededelingen – of anders een door de rechtbank te bepalen latere datum.
3. De korpschef vindt dat hij eiseres terecht heeft afgewezen voor de geambieerde functie. De korpschef vindt dat uit de onder 1.3. en andere gedane mededelingen niet voldoende concreet blijkt dat eiseres de geambieerde functie krijgt toegewezen. Volgens de korpschef is telkens nadrukkelijk het voorbehoud gemaakt dat eiseres slechts wordt voorgedragen aan de nieuwe teamchef, wat betekent dat die uiteindelijk de beslissing over de functietoewijzing neemt. Als wel sprake is van een voldoende concrete toezegging, dan kan die niet aan de korpschef worden toegerekend. De korpschef wijst op de geldende mandaatregeling waaruit blijkt dat alleen [naam] bevoegd was om te beslissen over functietoewijzing en dat dit (in ieder geval binnen de politie) ook een feit van algemene bekendheid is. Eiseres kon en mocht redelijkerwijs niet veronderstellen dat mededelingen van anderen de opvatting van de korpschef vertolkten. Als de rechtbank op dat punt anders oordeelt, vindt de korpschef dat er een zwaarwegend belang is om eiseres niet met terugwerkende kracht in te delen in schaal 8, aangezien dat in strijd zou zijn met de geldende regelgeving. Verder blijkt uit het bestreden besluit en het verweerschrift volgens de korpschef dat eiseres niet voldoet aan de gestelde functie-eisen voor de geambieerde functie.
Het oordeel van de rechtbank
Het beroep op het vertrouwensbeginsel
4. In Nederland is de Centrale Raad van Beroep (de Raad) de hoogste rechter in ambtenarenzaken. De Raad heeft in zijn rechtspraak bepaald dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel naar drie voorwaarden moet worden gekeken. [2] In de navolgende overwegingen zal de rechtbank die voorwaarden, toegespitst op deze zaak, benoemen en per voorwaarde beoordelen of daaraan is voldaan.
4.1.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is allereerst vereist dat eiseres aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe de korpschef in dit concrete geval de bevoegdheid tot functietoewijzing zou uitoefenen. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze voorwaarde voldaan. Hiervoor is het volgende van belang.
4.1.1.
De rechtbank is met eiseres van oordeel dat zij uit de onder 1.3. genoemde mededelingen mocht afleiden dat de geambieerde functie aan haar zou worden toegewezen. De rechtbank volgt de korpschef dan ook niet in zijn standpunt dat uit de gedane mededelingen blijkt dat slechts sprake was van een voordracht waarvan nog mocht worden afgeweken. De inhoud van de gedane mededelingen biedt geen enkel aanknopingspunt voor een dergelijke conclusie. Het is op zichzelf juist dat in die mededelingen wordt gesproken van een voordracht, maar de korpschef gaat er ten onrechte aan voorbij dat die voordracht door [naam] als formaliteit is benoemd en expliciet en enkel zag op het maken van afspraken tussen twee teamchefs over de feitelijke overstap van eiseres van haar huidige team naar het team Analyse en Onderzoek.
4.1.2.
De rechtbank volgt de korpschef verder niet in zijn standpunt dat sprake is van een gemaakte fout op grond waarvan hij niet gehouden zou zijn de aan eiseres gedane toezegging na te komen. Volgens de korpschef was ervoor gekozen [naam] na zijn aanstelling als teamchef geen lid van de selectiecommissie te maken, maar dat in plaats daarvan de selectiecommissie aan hem een voordracht van kandidaten zou doen en dat [naam] na het vormen van een eigen oordeel de definitieve beslissing zou nemen over de toewijzing van de geambieerde functie. De korpschef stelt dat tussen [naam] en [naam] de hiervoor genoemde afspraken zouden zijn gemaakt, dat [naam] niet conform die afspraken heeft gehandeld en dat [naam] na ontdekking daarvan dat op de onder 1.6. omschreven wijze heeft gecorrigeerd. De rechtbank is van oordeel dat er geen enkele aanleiding bestaat om de consequenties van deze geschetste gang van zaken op het bordje van eiseres te leggen, nog daargelaten dat wat de korpschef stelt haaks staat op de inhoud van het onder 1.9. weergegeven telefoongesprek tussen eiseres en [naam] . Het betreft namelijk een kwestie tussen een vertrekkend en aankomend teamchef die zich geheel binnen de politieorganisatie en daarmee de invloedssfeer en verantwoordelijkheid van de korpschef heeft afgespeeld. De geschetste gang van zaken, wat daarvan ook zij, moet daarom voor rekening en risico van de korpschef blijven.
4.2.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is verder vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan de korpschef kan worden toegerekend. Dat is het geval als eiseres in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van de korpschef vertolkte. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij vindt dat ook hieraan is voldaan.
4.2.1.
In de situatie van eiseres is de sollicitatieprocedure aangevangen toen [naam] nog waarnemend teamchef van het team Analyse en Onderzoek was en in die hoedanigheid bevoegd om in mandaat namens de korpschef te beslissen over het al dan niet toewijzen van de geambieerde functie. Dat [naam] met ingang van 10 augustus 2019 teamchef is geworden mag zo zijn, maar de korpschef heeft op geen enkele wijze richting eiseres kenbaar gemaakt dat hierdoor niet [naam] maar [naam] definitief zou beslissen over de functietoewijzing. Pas in het telefoongesprek van 19 september 2019 tussen eiseres en [naam] werd het eiseres bekend dat er een nieuwe teamchef in beeld was, maar daarbij is op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat dit van invloed was op de beslissing om aan haar de geambieerde functie toe te wijzen. Integendeel, [naam] heeft aangegeven dat zij normaal gesproken de hele sollicitatieprocedure met eiseres zou afronden en dat de voordracht slechts een formaliteit is. Hieraan kan volgens de rechtbank geen andere conclusie worden verbonden dan dat eiseres (door [naam] namens de korpschef) – na positieve afronding van het veiligheidsonderzoek – de geambieerde functie toegewezen zou krijgen.
4.2.2.
Ook wijst de rechtbank nog op het ‘Werving- & selectiebeleid politie’ en de (daarop gebaseerde) ‘Wegwijzer voor leidinggevenden van openstellen vacature tot aanstellen nieuwe medewerker’. Daarin is niet benoemd dat de korpschef na een succesvol doorlopen selectietraject nog kan afwijken van de uitkomst van het selectieproces. Dat zou zich ook niet met een redelijke uitleg van dat beleid verdragen, aangezien daarin (in punt 4.3) staat dat de vacaturehouder tevens voorzitter van de selectiecommissie is. Zoals door [naam] ter zitting ook is bevestigd, zou het niet uit te leggen zijn dat een teamchef/vacaturehouder als lid van de selectiecommissie een kandidaat als meest geschikt selecteert, om haar of hem vervolgens in zijn hoedanigheid als vacaturehouder voor diezelfde functie af te wijzen. De korpschef heeft er op de zitting wel op gewezen dat er sprake is van beleid, dat de korpschef daarvan mag afwijken en dat dit in het kader van de sollicitatieprocedure voor de geambieerde functie ook is gebeurd. De rechtbank kan de korpschef een dergelijke (afwijkings)bevoegdheid niet ontzeggen, maar dat betekent wel dat als de korpschef in een concreet geval aanleiding ziet zijn eigen selectiebeleid niet te volgen, hij daarover helder communiceert naar de betrokken sollicitanten en aangeeft welke procedure er in dat geval (in afwijking van het beleid) wordt gevolgd. Dat heeft de korpschef in dit geval achterwege gelaten, wat betekent dat hij aan zijn eigen beleid moet worden gehouden.
4.3.
Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of belangen van anderen, kunnen daaraan in de weg staan.
4.3.1.
Anders dan bij de twee vorige voorwaarden, is het hier aan de korpschef om deze zwaarder wegende belangen te benoemen en te onderbouwen waarom die belangen rechtvaardigen dat wordt afgeweken van de hoofdregel dat een aan de korpschef toe te rekenen toezegging door hem moet worden nagekomen. De korpschef is hierin niet geslaagd. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
4.3.2.
In het verweerschrift is aangegeven dat de korpschef een zwaarwegend belang heeft om alleen een daarvoor geschikte politieambtenaar op de geambieerde functie te plaatsen. Hoewel eiseres met deze procedure het toegewezen krijgen van de geambieerde functie niet langer nastreeft, ziet de rechtbank toch aanleiding daarover het volgende op te merken. De korpschef heeft in het bestreden besluit weliswaar gemotiveerd waarom hij vindt dat eiseres niet aan de functie-eisen voldoet, maar hij heeft niet (inzichtelijk) gemotiveerd waarom de selectiecommissie ten onrechte heeft gesteld dat eiseres daar wel aan voldoet. Die conclusie kan niet enkel volgen uit het feit dat de selectiecommissie tot een ander oordeel is gekomen over de geschiktheid van eiseres dan ( [naam] namens) de korpschef. Het is immers bepaald niet uitgesloten dat eiseres wel degelijk geschikt is voor de geambieerde functie en dat intern bij de politie enkel sprake is van een verschil van inzicht daarover. Dat laatste weegt onvoldoende zwaar om niet aan de gerechtvaardigde verwachtingen van eiseres te voldoen.
4.3.3.
De korpschef heeft op de zitting nog gesteld dat wat eiseres wel nastreeft met deze procedure, het (met terugwerkende kracht) indelen van eiseres in schaal 8, in strijd is met de geldende regelgeving en precedentwerking tot gevolg kan hebben. Dat is op geen enkele wijze onderbouwd en de rechtbank ziet ook geen aanleiding om tot een dergelijk oordeel te komen. Daarvoor is van belang dat sprake is van een aan de korpschef toe te rekenen toezegging dat eiseres de geambieerde functie zou worden toegewezen, terwijl de korpschef ten onrechte die toezegging niet is nagekomen. Daarom moet op passende wijze rechtsherstel worden geboden. Niet valt in te zien welke wettelijke regeling zich daartegen verzet of tot wat voor een (ongewenst) precedent dat zou leiden.
4.4.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en eiseres met toepassing van artikel 10, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie in te delen in schaal 8. De vraag is vervolgens per welke datum zij in die schaal moet worden ingedeeld.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat 19 september 2019, de datum waarop de onder 1.3. genoemde mededelingen werden gedaan, op zich een begrijpelijke ingangsdatum is. Echter, eiseres zou op dat moment nog een veiligheidsonderzoek moeten ondergaan om een verklaring van geen bezwaar te verkrijgen. De wettelijke termijn voor een dergelijk onderzoek bedraagt ten hoogste acht weken, [3] zoals ook op de zitting is besproken. Aangezien eiseres in verband met haar huidige functie over een verklaring van geen bezwaar beschikt en er geen redenen bekend zijn geworden op grond waarvan zij die verklaring in 2019 niet zou hebben gekregen, bestaat er ook geen aanleiding om te oordelen dat dit destijds een beletsel had opgeleverd om haar de geambieerde functie toe te wijzen. De rechtbank zal daarom bepalen dat eiseres de dag na het verstrijken van genoemde termijn van acht weken na 19 september 2019 wordt ingedeeld in schaal 8, dus met ingang van 15 november 2019.
5.2.
De korpschef zal ter uitvoering van deze uitspraak de bijbehorende periodieken moeten toekennen en voor nabetaling van het verschil in salaris moeten zorgdragen.
6. De rechtbank veroordeelt de korpschef in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.059,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 541,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Ook moet de korpschef aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat eiseres met ingang van 15 november 2019 wordt ingedeeld in schaal 8 zoals bedoeld in het Besluit bezoldiging politie en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.059,-;
  • draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzitter, en mr. F.M.S. Requisizione en
mr. C.F.E. van Olden-Smit, leden, in aanwezigheid van drs. J.G.J. van Geesink, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 11 februari 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Dit betreft een verklaring zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet veiligheidsonderzoeken.
2.CRvB 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351.
3.Artikel 6, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken.