Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
geenvoorziening open
Rechtbank Oost-Brabant
Op 10 juni 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het voorwaardelijk wrakingsverzoek van verzoeker, die verdachte is in een strafzaak met parketnummer 01.036385.22. Verzoeker had via zijn raadsman aangegeven dat hij wenste dat de rechter getuigen zou horen. Tijdens de zitting op 16 mei 2022 was verzoeker niet aanwezig, en zijn raadsman heeft aangegeven dat als de rechter het horen van getuigen zou weigeren, verzoeker de rechter zou wraaken.
De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank concludeert dat het verzoek van verzoeker voorwaardelijk is geformuleerd en dat het geen andere feiten of omstandigheden bevat die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. Bovendien zijn er geen wettelijke bepalingen die een voorwaardelijk wrakingsverzoek toestaan.
De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het College van Beroep voor het bedrijfsleven, die bevestigen dat een wrakingsverzoek niet kan worden gedaan op basis van de inhoud van een nog te nemen beslissing. De rechtbank concludeert dat het verzoek niet als een geldig wrakingsverzoek kan worden behandeld en neemt het verzoek niet in behandeling. Deze beslissing is genomen door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier.