ECLI:NL:RBOBR:2022:4038

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
WR 22/012
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk wrakingsverzoek in strafzaak met verzoeker als verdachte

Op 10 juni 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het voorwaardelijk wrakingsverzoek van verzoeker, die verdachte is in een strafzaak met parketnummer 01.036385.22. Verzoeker had via zijn raadsman aangegeven dat hij wenste dat de rechter getuigen zou horen. Tijdens de zitting op 16 mei 2022 was verzoeker niet aanwezig, en zijn raadsman heeft aangegeven dat als de rechter het horen van getuigen zou weigeren, verzoeker de rechter zou wraaken.

De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank concludeert dat het verzoek van verzoeker voorwaardelijk is geformuleerd en dat het geen andere feiten of omstandigheden bevat die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. Bovendien zijn er geen wettelijke bepalingen die een voorwaardelijk wrakingsverzoek toestaan.

De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het College van Beroep voor het bedrijfsleven, die bevestigen dat een wrakingsverzoek niet kan worden gedaan op basis van de inhoud van een nog te nemen beslissing. De rechtbank concludeert dat het verzoek niet als een geldig wrakingsverzoek kan worden behandeld en neemt het verzoek niet in behandeling. Deze beslissing is genomen door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 22/012
Beslissing van 10 juni 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker], wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. P.J. Appelhof,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Verzoeker is verdachte in de strafzaak met parketnummer 01.036385.22. De rechter behandelt deze strafzaak.
Bij brief van 28 april 2022 heeft verzoekers raadsman aangegeven dat verzoeker wenst dat de rechter een aantal in de brief genoemde getuigen hoort.
De strafzaak is behandeld op de zitting van 16 mei 2022. Verzoeker is niet naar de zitting gekomen. Zijn raadsman heeft gezegd dat als de rechter het horen van getuigen weigert, verzoeker hem wraakt.

2.De beoordeling

2.1
Artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
De rechtbank stelt vast dat het verzoek van verzoeker een voorwaardelijk geformuleerd wrakingsverzoek betreft. Het verzoek bevat geen (andere) feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3
De bepalingen over wraking in Sv, evenmin als die in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voorzien in de mogelijkheid tot het doen van een voorwaardelijk wrakingsverzoek. De rechtbank wijst op de beslissingen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1396) en van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 26 april 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:475).
2.4
De Hoge Raad (HR) heeft in de beschikking van 31 januari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:155) overwogen dat een rechterlijke beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking. Een wrakingsverzoek kan daarom niet met succes worden gedaan op de grond dat een door die rechter nog te nemen beslissing een bepaalde inhoud heeft. Hieruit volgt dat de afwijzing door de rechter van het verzoek tot het horen van getuigen niet, ook niet voorwaardelijk, een grond voor wraking kan zijn. Het wrakingsverzoek zelf berust ook niet op een andere grond dan op de inhoud van de nog te nemen beslissing op het verzoek getuigen te horen.
2.5
Dit betekent dat het verzoek geen wrakingsverzoek is in de zin van artikel 512 Sv en het verzoek niet als wrakingsverzoek in behandeling kan worden genomen.

3.De beslissing

De rechtbank neemt het verzoek niet in behandeling.
Deze beslissing is gegeven op 10 juni 2022 door mr. J.M.J Godrie, voorzitter, mr. F.E. Roll en mr. J.O.Y. Elagab, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier.
De voorzitter
De griffier is verhinderd de beslissing te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat
geenvoorziening open