ECLI:NL:CBB:2021:475
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Voorwaardelijk wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, hebben verzoekers [naam 1] en [naam 2] op 14 april 2021 een brief gestuurd met een verzoek tot wraking in de zaak met nummer 20/369. Dit verzoek was ingegeven door de vrees voor vooringenomenheid van de rechters, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam en de rol van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in de procedure. De verzoekers waren bezorgd dat de rechters een standpunt zouden innemen dat afwijkt van objectieve criteria, wat hen deed besluiten om een wrakingsverzoek in te dienen.
Het College heeft de brief van verzoekers beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek slechts een voorwaardelijk wrakingsverzoek bevatte. Dit betekent dat de verzoekers alleen om wraking vroegen indien de rechters tot een ander oordeel zouden komen dan zij bepleitten. Het College oordeelde dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet voorziet in de mogelijkheid tot het indienen van een voorwaardelijk wrakingsverzoek. Hierdoor kon het verzoek niet als een geldig wrakingsverzoek in behandeling worden genomen.
Op 26 april 2021 heeft het College besloten het verzoek buiten behandeling te stellen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De betrokken rechters waren mr. S.C. Stuldreher, mr. M.M. Smorenburg en mr. J.L. Verbeek, met mr. J.W.E. Pinckaers als griffier.