Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 juli 2022 met productie 1;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 7;
- de mondelinge behandeling op 28 juli 2022;
- de pleitnota van de vader;
- de pleitnota van de moeder.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de vader in kort geding gevorderd dat de moeder niet met hun minderjarige dochter zou verhuizen, of dat zij zou terugverhuizen binnen een straal van 15 kilometer van de woonplaats van de vader. De vader heeft geen gezag over het kind en kan daarom geen beroep doen op artikel 1:253a BW. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de moeder met de verhuizing niet in strijd handelt met artikel 1:247 lid 3 BW, omdat zij bereid is om de bestaande omgangsregeling te handhaven. De vader heeft aangevoerd dat de verhuizing de belangen van het kind ernstig in het gedrang brengt, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van het kind niet ernstig wordt geschaad. De moeder heeft het kind ingeschreven op een nieuwe school en het kind heeft afscheid genomen van haar oude school. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de moeder de vrijheid heeft om met het kind te verhuizen en heeft de vorderingen van de vader afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.