ECLI:NL:RBOBR:2022:207

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
C/01/355077 / HA ZA 20-93
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve actie over kostencomponent stadsverwarming en rechtsgrond voor aansluitbijdrage

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, heeft de stichting Reeshofverzet een collectieve actie aangespannen tegen Ennatuurlijk B.V. over de kostencomponent stadsverwarming. De zaak draait om de vraag of Ennatuurlijk, en haar rechtsvoorgangers, zonder rechtsgrond een jaarlijkse aansluitbijdrage in rekening hebben gebracht aan bewoners van de Reeshof en andere delen van Tilburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewoners niet op de hoogte waren van de mogelijkheid dat de aansluitbijdrage periodiek als onderdeel van het vastrecht in rekening zou worden gebracht. De rechtbank oordeelde dat er geen contractuele grondslag was voor het in rekening brengen van deze aansluitbijdrage, en dat de bewoners onverschuldigd hadden betaald. De rechtbank verklaarde voor recht dat Ennatuurlijk zonder rechtsgrond gedurende maximaal 30 jaar aan de bewoners een jaarlijkse aansluitbijdrage in rekening heeft gebracht en dat deze ook jaarlijks werd geïndexeerd en rentedragend was. Ennatuurlijk werd veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan Reeshofverzet. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de transparantie van kosten in de stadsverwarming en de rechten van consumenten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/355077 / HA ZA 20-93
Vonnis van 26 januari 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING REESHOFVERZET,
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
advocaat mr. N.C. Ogg te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENNATUURLIJK B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.A.J. Fick-Nolet te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna Reeshofverzet en Ennatuurlijk genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juli 2020 en de daarin aangeduide processtukken,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 16 februari 2021 met aangehechte spreekaantekeningen van partijen en de opmerkingen op het proces-verbaal van de zijde van Reeshofverzet,
  • de akte eiswijziging en in het geding brengen producties (18 t/m 20) van de zijde van Reeshofverzet.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De achtergrond van het geschil

2.1.
Deze zaak gaat over stadsverwarming in de gemeente Tilburg. Ennatuurlijk voorziet in de gemeente Tilburg circa 24.650 woningen van warmte. Daarvan zijn er ongeveer 16.450 gelegen in het stadsdeel Reeshof, dat uit diverse wijken bestaat, en 8.200 in andere delen van de stad.
2.2.
Ennatuurlijk is rechtsopvolgster van Essent Local Energie Solutions B.V., welke vennootschap rechtsopvolgster is van Essent Warmte B.V. Laatstgenoemde vennootschap is op haar beurt weer rechtsopvolgster van de N.V. Provinciale Noord-Brabantse Energiemaatschappij (PNEM).
2.3.
Met ingang van 2012 is Ennatuurlijk naast de kosten voor de geleverde warmte en het vastrecht een derde component genaamd ‘bijdrage aansluitkosten’ separaat op de jaarrekening van haar afnemers gaan vermelden. Deze kostencomponent was in de periode voor 2012 voor de gebruikers van stadsverwarming niet zichtbaar, omdat deze als onderdeel van het niet gespecificeerde vastrecht bij hen in rekening werd gebracht.
2.4.
Deze zaak draait om de vraag of Ennatuurlijk en/of haar rechtsvoorgangers deze aansluitbijdrage terecht in rekening hebben gebracht en brengen bij de gebruikers van stadsverwarming in Tilburg.
2.5.
Reeshofverzet is in 2017 opgericht door enkele gebruikers van stadsverwarming in Tilburg en behartigt de belangen van gebruikers van stadsverwarming in de gemeente Tilburg die geen vaststellingsovereenkomst met Ennatuurlijk hebben gesloten ten aanzien van de bijdrage aansluitkosten.
2.6.
Op 22 januari 2020 heeft Reeshofverzet deze zaak aanhangig gemaakt door het uitbrengen van een dagvaarding aan Ennatuurlijk. Het betreft een collectieve actie als bedoeld in artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek (BW).

3.De vaststaande feiten

3.1.
Ennatuurlijk drijft een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de aanleg en exploitatie van warmtenetten en met de leverantie van warmte aan bedrijven en tienduizenden consumenten, waaronder gebruikers in Tilburg.
3.2.
Waar hierna over Ennatuurlijk wordt gesproken, worden haar bij 2.2. genoemde rechtsvoorgangsters mede daaronder begrepen.
3.3.
In de gemeente Tilburg worden circa 24.650 woningen van warmte voorzien door Ennatuurlijk. Daarvan zijn er ongeveer 16.450 gelegen in het stadsdeel Reeshof, dat uit diverse wijken bestaat, en 8.200 in andere delen van de stad.
3.4.
Gelet op de hoge aanlegkosten van de netwerken, vindt aanleg van zowel een aardgasnet als een stadsverwarmingsnet in eenzelfde gebied niet of nauwelijks plaats. Gevolg daarvan is dat gebruikers die woonachtig zijn in een gebied waarin een warmtenet is aangelegd doorgaans geen aardgas kunnen afnemen om te voorzien in hun verwarmingsbehoefte en andersom geldt dat gebruikers in een aardgasgebied doorgaans geen stadswarmte kunnen afnemen. Wel zijn inmiddels individuele voorzieningen per woning aan te brengen als alternatief, zoals bijvoorbeeld vanaf circa 2015 een elektrische warmtepomp al dan niet in combinatie met zonnepanelen.
3.5.
De woningen die op het warmtenet van Ennatuurlijk zijn aangesloten, zijn woningen die ófwel in eigen beheer zijn gebouwd door zogenaamde zelfbouwers ófwel door projectontwikkelaars of aannemers al dan niet in opdracht van woningcorporaties. In het laatste geval zijn de woningen vervolgens door de projectontwikkelaars en aannemers verkocht aan particulieren ofwel aan partijen - bijvoorbeeld woningcorporaties - die de betreffende woningen vervolgens zijn gaan verhuren. De particuliere Tilburgse gebruikers van warmte van Ennatuurlijk zijn aldus te verdelen in drie groepen, hierna respectievelijk aangeduid met “zelfbouwers”, “woningeigenaren” (waarmee zij aangeduid worden die hun woning hebben gekocht van een oorspronkelijke zelfbouwer, een projectontwikkelaar of een aannemer) en “huurders”. Gezamenlijk zullen de Tilburgse gebruikers van stadverwarming hierna kortheidshalve ook aangeduid worden met “de bewoners”.
3.6.
Bij het betrekken van een woning in een gebied waar stadswarmte wordt geleverd sluiten alleen zelfbouwers twee overeenkomsten met Ennatuurlijk, te weten een aansluitovereenkomst en een warmteleveringsovereenkomst. Worden woningen gebouwd door aannemers of projectontwikkelaars, dan worden de aansluitovereenkomsten voor het tot stand brengen van de aansluiting van die betreffende woningen op het warmtenet gesloten tussen die aannemers of projectontwikkelaars enerzijds en Ennatuurlijk anderzijds. De opvolgende bewoners die hun woning kopen van een zelfbouwer en de huurders sluiten alleen een warmteleveringsovereenkomst met Ennatuurlijk. Op de aansluiting en warmtelevering in Tilburg zijn steeds de algemene voorwaarden van Ennatuurlijk (of haar rechtsvoorgangsters) van toepassing verklaard.
3.7.
Artikel 14 van de toepasselijke algemene leveringsvoorwaarden 1994 van PNEM luidde:
“Tarieven (3)
14.1
Voor het tot stand brengen, uitbreiden of het wijzigen van een aansluiting en voor de levering zijn de aanvrager en de klant bedragen verschuldigd volgens de tarievenregeling van het bedrijf.
14.2
Het bedrijf bepaalt welk tarief van toepassing is. De aanvrager en de klant zijn gehouden desgevraagd de daartoe benodigde gegevens te verstrekken
(…)
(3) DE TARIEVEN ZIJN OP AANVRAAG VERKRIJGBAAR BIJ ELK VAN DE IN ARTIKEL 1 VAN DE ALGEMENE VOORWAARDEN GENOEMDE BEDRIJVEN”.
3.8.
In de algemene voorwaarden van rechtsopvolgsters van PNEM, die deze voorwaarden van tijd tot tijd vervingen, waren soortgelijke bepalingen opgenomen. In de huidige voorwaarden van Ennatuurlijk is ook een artikel 14 opgenomen, dat in de leden 1 en 2 dezelfde bepalingen bevat als de bepaling die bij 3.7. is weergegeven.
3.9.
De hoogte van het tarief voor de aansluiting op het warmtenet en levering van warmte werd vanaf 1981 jaarlijks geadviseerd door de vereniging van stadsverwarmingbedrijven in Nederland (Vestin) in zogenaamde Tariefadviezen.
Na verzelfstandiging van gemeentelijke energiebedrijven en horizontale integratie (gas- en elektriciteitsbedrijven gingen samen) fuseerden diverse ‘energieverenigingen’ medio 1992 in de per 19 december 1991 daartoe opgerichte vereniging EnergieNed (vereniging van Energiedistributiebedrijven in Nederland). Vanaf 1993 werden de Tariefadviezen jaarlijks afgegeven door EnergieNed en getoetst door Senter Novem B.V. (destijds een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken). Dit gebeurde tot 1 januari 2014, de datum waarop de Warmtewet met de daarbij behorende regelgeving (Warmtebesluit en Warmteregeling) in werking trad.
3.10.
De Tariefadviezen [1] houden onder meer en voor zover in deze procedure relevant in:
“(…)
De tariefadviezen gaan uit van het "niet-meer-dan-anders" beginsel (nmda-beginsel). Dit nmda-beginsel wordt toegepast voor de berekening van de aansluitbijdrage, het vastrecht en de warmteprijs en komt er op neer dat er een zodanig tarief voor de geleverde warmte wordt gevraagd dat het de warmteverbruiker gemiddeld niet meer kost dan bij gebruik van aardgas voor individuele centrale verwarming.
Vanaf 1993 zijn de EnergieNed adviezen jaarlijks geïndexeerd en/of aan de veranderende marktomstandigheden aangepast. Eveneens zijn de gevolgen van de EPN-wetgeving in de tariefelementen verwerkt.
(…)
2.2.
De aansluitbijdrage
De aansluitbijdrage is een éénmalige vergoeding die verschuldigd is op het moment dat de woning op het warmtenet wordt aangesloten. De aansluitbijdrage is gebaseerd op het principe van “vermeden kosten” binnen de woning en wordt berekend door uit te gaan van het verschil in kosten tussen de cv- en sv-installatie vermeerderd met de aansluitbijdrage voor aardgas.
(…)
2.3.
Het vastrecht
Het vastrecht is een jaarlijkse vergoeding welke verschuldigd is voor de aansluiting op het warmtenet. De hoogte van het vastrecht voor warmtelevering is opgebouwd uit de volgende elementen:
• het (uitgespaard) vastrecht voor aardgas
• de kosten voor uitgespaard onderhoud van een cv-ketel en vervanging van onderdelen
• de kosten voor verschillen in levensduur.
(…)”
3.11.
Eind november/begin december 2011 hebben de afnemers van warmte van Ennatuurlijk een brief [2] ontvangen waarin werd aangekondigd dat er vanaf 2012 een derde post, namelijk de post ‘bijdrage aansluitkosten’ op de jaarafrekening zou worden vermeld. Deze brief houdt onder meer in:
“(…)
U bent klant van Essent en u heeft op bovenstaand verbruiksadres een individueel bemeterde huisaansluiting op het stadsverwarmingsnet (…). Als klant ontvangt u maandelijks een voorschotfactuur voor de levering van warmte en/of warm tapwater. Jaarlijks wordt het werkelijke verbruik afgerekend via de jaarafrekening. De kosten die op de jaarafrekening voor de levering van warmte zijn vermeld, bestaan uit twee delen: één deel betreft de kosten voor de geleverde warmte (in GJ) en het andere deel betreft het vastrecht. Het vastrecht bevat een component ‘bijdrage aansluitkosten’. Vanwege tarieftransparantie gaan we deze, voor al onze klanten, voortaan op de jaarafrekening apart vermelden.
Bijdrage aansluitkosten
Binnen de component vastrecht betaalt u momenteel een bijdrage voor de aansluitkosten van de warmteaansluiting. Na aansluiting op het warmtenet is de looptijd van deze aansluitbijdrage 30 jaar. Voor 2011 gaat het om een bedrag van 144 euro, inclusief BTW. De aansluitbijdrage eindigt voor bovengenoemd verbruiksadres in 2015.
Wat betekent dit voor u?
Voor u als klant betekent dit dat u vanaf 1 januari 2015 jaarlijks minder gaat betalen voor de geleverde warmte. Indien in uw situatie de looptijd nog niet is verstreken, wordt vanaf 2012 de bijdrage die u betaalt voor aansluitkosten afzonderlijk vermeld op uw jaarafrekening.
(…)”
3.12.
Vanaf dat moment zijn de bewoners vragen gaan stellen over de tariefopbouw, zijn voorlichtingsavonden georganiseerd en is overleg gevoerd met de gemeente en met Ennatuurlijk.
3.13.
In september 2014 zijn bewoners van de wijk Reeshof door middel van een door hen opgerichte belangenstichting (Stichting Reeshof Warmte, hierna: “SRW”) een procedure gestart tegen Ennatuurlijk om een aantal verklaringen voor recht te verkrijgen met betrekking tot de periodieke aansluitbijdrage en de rentabiliteitsbijdrage. Deze Reeshof-procedure is aanleiding geweest tot het voeren van overleg tussen Ennatuurlijk en SRW en heeft geleid tot een compromis. Nadat 78,6% van de Tilburgse afnemers (neerkomend op circa 12.450 verbruikers) had ingestemd met een vaststellingsovereenkomst (hierna: vso 2016) is de Reeshof-procedure geroyeerd.
3.14.
Een drietal zelfbouwers uit Eindhoven had Ennatuurlijk eveneens in rechte betrokken omdat zij zich op het standpunt stelde dat het Ennatuurlijk niet was toegestaan jaarlijks een aansluitbijdrage in rekening te brengen naast de aansluitkosten die zij bij de bouw van hun woning al hadden betaald. De kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant heeft in de eindvonnissen - samengevat - geoordeeld dat de door Ennatuurlijk in rekening gebrachte bijdragen aansluitkosten - mede in aanmerking genomen het nmda-beginsel - redelijk zijn, dat Ennatuurlijk deze bijdrage in rekening heeft mogen brengen zoals zij heeft gedaan en dat Ennatuurlijk geen dubbele kosten in rekening heeft gebracht. Op grond daarvan heeft de kantonrechter de vordering van de zelfbouwers afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld.
3.15.
In hoger beroep heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij eindarrest van 4 april 2017 [3] (hierna: het Meerhoven-arrest) de vonnissen van de kantonrechter vernietigd en de vorderingen van de zelfbouwers alsnog toegewezen. Daartoe werd door het hof onder meer het volgende overwogen:
“(…)
Met de term “vastrechtkosten” wordt in de terminologie die in de branche gebruikelijk is het vastrecht verstaan, niet de onderhavige aansluitkosten. Het enkele feit dat achter de term “vastrecht” het woord “aansluiting” is opgenomen, maakt dit niet anders. Vastrecht impliceert periodiek terugkerende kosten; daaronder wordt niet verstaan eenmalig te maken kosten die vervolgens periodiek in rekening worden gebracht. De bewoners hadden daaruit dus, naar het oordeel van het hof, niet kunnen of moeten afleiden dat bepaalde kosten aan hen nog gedurende 30 jaren via het vastrecht in rekening zouden worden gebracht. Het hof overweegt voorts dat voor zover Ennatuurlijk dergelijke aanvullende kosten wél in rekening had willen brengen, van haar als professionele partij mocht worden verwacht dat zij haar offertes op zodanige wijze zou hebben ingericht dat deze niet voor misverstand vatbaar zouden zijn. De volgens Ennatuurlijk kennelijk bestaande onduidelijkheid dient op dit punt dan ook voor haar rekening te komen.
(…)
Het hof is van oordeel dat uit de gedragingen van de bewoners inhoudende betaling van het in rekening gebrachte vastrecht, niet kan worden afgeleid dat zij aldus hebben ingestemd met het periodiek in rekening brengen van een deel van de aansluitbijdrage. De reden hiervoor is enerzijds gelegen in het feit dat er een overeenkomst tussen partijen is gesloten op grond waarvan de kosten voor aansluiting reeds integraal door de bewoners waren voldaan (zie de conclusie onder 6.10), maar anderzijds ook in het feit dat onder de term "vastrecht” niet kan worden verstaan: een deel van de aansluitbijdrage. Indien Ennatuurlijk zou willen afwijken van de terminologie en de adviezen die in de branche gebruikelijk zijn, dan had het op haar weg gelegen om daarover duidelijkheid aan de bewoners te verschaffen. Nu zij dit niet heeft gedaan, is van instemming met het, gedurende een periode van dertig jaren, aanvullend in rekening brengen van aansluitkosten, geen sprake.
6.12.
Op grond van het vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat Ennatuurlijk met de bewoners een overeenkomst tot aansluiting van hun woning op het warmtenet heeft gesloten en daarvoor een prijs heeft geoffreerd die de bewoners hebben geaccepteerd. Ennatuurlijk heeft dan vervolgens niet meer het recht om aanvullende aansluitkosten in rekening te brengen, ook al hebben de bewoners gedurende een bepaalde periode een bedrag aan vastrecht betaald waarin een component aansluitbijdrage was opgenomen. Zij hebben dit onverschuldigd betaald, nu daarvoor een contractuele grondslag ontbreekt.
(…)”
3.16.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van Ennatuurlijk tegen voornoemd arrest met verwijzing naar artikel 81 lid 1 RO verworpen.
3.17.
Het Meerhoven-arrest heeft Ennatuurlijk ertoe gebracht alle zelfbouwers, met wie zij nog geen vso 2016 had gesloten, een aanbod te doen tot het sluiten van een andere vso (hierna: vso 2019). De vso 2019 houdt onder meer in dat Ennatuurlijk de zelfbouwers terugbetaalt hetgeen zij als aansluitbijdrage (component B) via het vastrecht had geheven, een en ander voor zover de vordering niet was verjaard, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zou Ennatuurlijk stoppen met het in rekening brengen van de aansluitbijdrage.
Uitsluitend mensen die de eerste bewoner van hun huis zijn, een vrijstaande woning hebben en hun woning in eigen beheer hebben laten bouwen in de periode 2003-2008 zouden voor compensatie in aanmerking komen.
3.18.
Op 19 juni 2017 is Reeshofverzet opgericht. De akte statutenwijziging van 21 juni 2018 [4] houdt onder meer in:
“(….)
Artikel 2 - Doel
1. De stichting heeft als doel:
- a. het opkomen voor belangen van gebruikers van stadsverwarming in TILBURG. Onder gebruikers worden verstaan alle eigenaren, bewoners, (ver)huurders en overige mensen en instanties welke gebruikmaken van stadsverwarming;
- b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
De stichting tracht haar doel te verwezenlijken door het voeren van (eventueel collectieve) acties en het vorderen van schadevergoedingen, zowel in als buiten recht- voor personen of entiteiten zoals hiervoor bedoeld met gebruikmaking van alle wettige middelen.
Tot dit doel behoort niet het doen van uitkeringen aan de oprichter(s) of aan hen die deel uitmaken van organen van de stichting.
- 2. De stichting heeft geenwinstoogmerk.
- 3. De stichting tracht haar doel voorts onder meer te bereiken door het verzamelen van - middelen waarmee (juridische) procedures tegen Ennatuurlijk B.V. bekostigd kunnen worden.
(…)”
3.19.
Reeshofverzet behartigt de belangen van bewoners die jarenlang een aansluitbijdrage hebben betaald en geen vaststellingsovereenkomst met Ennatuurlijk hebben gesloten. Het gaat om circa 27% van de bewoners van de wijk Reeshof.
3.20.
Op 22 januari 2020 heeft Reeshofverzet Ennatuurlijk in rechte betrokken.

4.De vorderingen

4.1.
Reeshofverzet vordert na wijziging eis dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
- voor recht verklaart dat Ennatuurlijk (dan wel haar rechtsvoorganger(s)) zonder rechtsgrond gedurende maximaal 30 jaar aan de bewoners van de Reeshof en andere gedeelten van Tilburg die een aansluiting hebben (gehad) op het warmtenet een jaarlijkse aansluitbijdrage in rekening brengt, zal brengen dan wel heeft gebracht;
- en/of voor recht verklaart dat Ennatuurlijk (dan wel haar rechtsvoorganger(s)) zonder rechtsgrond aan bewoners van de Reeshof en andere gedeelten van Tilburg die een aansluiting hebben (gehad) op het warmtenet de aansluitbijdrage jaarlijks indexeert en hierover een rente berekent,
subsidiair
- de overeenkomst tussen Ennatuurlijk (dan wel haar rechtsvoorganger(s)) en de bewoners van de Reeshof en andere gedeelten van Tilburg partieel vernietigt dan wel partieel ontbindt ten aanzien van de gedurende (maximaal) 30 jaar in rekening gebrachte dan wel in rekening te brengen aansluitbijdrage,
- en/of de tussen de bewoners van de Reeshof en andere gedeelten van Tilburg en Ennatuurlijk (dan wel haar rechtsvoorganger(s)) gesloten overeenkomst partieel vernietigt dan wel partieel ontbindt ten aanzien van de gedurende (maximaal) 30 jaar in rekening gebrachte dan wel in rekening te brengen indexering en rente, dan wel/in plaats van vernietiging, de gevolgen van de rechtshandeling met terugwerkende kracht wijzigt ter opheffing van het nadeel van Reeshofverzet,
- indien en voor zover de rechtbank van oordeel zou zijn dat de lezing van Ennatuurlijk ten aanzien van artikel 14 (artikel 15 oud) van de algemene (leverings)voorwaarden ten aanzien van de tarieven zou kloppen, voor recht verklaart dat artikel 14 (artikel 15 oud) van de algemene voorwaarden van Ennatuurlijk onredelijk bezwarend is en artikel 14 (artikel 15 oud) van de algemene (leverings)voorwaarden op die grond vernietigt, voor zover de interpretatie van Ennatuurlijk van deze algemene (leverings)voorwaarden juist zou zijn,
meer subsidiair
- voor recht verklaart dat Ennatuurlijk (dan wel haar rechtsvoorganger(s)) onrechtmatig heeft gehandeld dan wel handelt ten aanzien van het gedurende (maximaal) 30 jaar in rekening brengen van een jaarlijkse aansluitbijdrage aan bewoners van de Reeshof en andere gedeelten van Tilburg,
- en/of voor recht verklaart dat Ennatuurliik (dan wel haar rechtsvoorganger(s)) onrechtmatig heeft gehandeld dan wel handelt ten aanzien van het gedurende (maximaal) aansluitbijdrage jaarlijks indexeert en hierover een rente berekent bij bewoners van de Reeshof en andere gedeelten van Tilburg,
primair, subsidiair en meer subsidiair
- voor recht verklaart dat Ennatuurlijk gehouden is binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis bij bewoners van de Reeshof en andere gedeelten van Tilburg die zijn aangesloten op het warmtenet haar tarifering in overeenstemming te brengen met de toepasselijke wet- en regelgeving en het nmda-beginsel en Ennatuurlijk daarbij te verplichten niet langer een periodieke aansluitbijdrage in rekening te brengen die geïndexeerd en rentedragend is en dat Ennatuurlijk een restitutieplicht heeft in de zin van een vergoeding voor het reeds (ten onrechte) betaalde dan wel op een in goede justitie door de rechtbank te bepalen wijze, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of dagdeel dat Ennatuurlijk hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 100.000.000,--,
- Ennatuurlijk veroordeelt tot betaling aan Reeshofverzet van de buitengerechtelijke kosten begroot op een bedrag van € 925,-- althans een in goede justitie te bepalen bedrag,
- Ennatuurlijk veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente daarover.
4.2.
Reeshofverzet legt kort weergegeven het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Ennatuurlijk heeft vanaf eind 2011 in verband met de aanstaande verplichte tarieftransparantie op de jaarafrekening kosten gespecificeerd die voorheen verborgen waren omdat deze toen nog onder het vastrecht waren verstopt en het vastrecht niet nader was gespecificeerd. Pas vanaf eind 2011 is de bewoners duidelijk geworden dat zij naast de kosten van geleverde warmte en het vastrecht ook jaarlijks een bijdrage aansluitkosten c.q. aansluitbijdrage betaalden. Reeshofverzet wil met deze procedure bereiken dat vast komt te staan dat Ennatuurlijk vanaf 1980 ten onrechte en zonder de bewoners te informeren de jaarlijkse aansluitbijdrage bij hen in rekening heeft gebracht, zodat er een basis ligt voor Ennatuurlijk om met Reeshofverzet, dan wel met de individuele bewoners te praten over compensatie. Ennatuurlijk is daartoe zonder rechterlijk vonnis niet bereid.
Volgens Reeshofverzet is het in rekening brengen van aansluitkosten bij het realiseren van de fysieke aansluiting op het warmtenet en daar bovenop het periodiek in rekening brengen van een jaarlijks rentedragende en geïndexeerde aansluitbijdrage niet toegestaan omdat dit niet met de bewoners is overeengekomen, dit in strijd is met tariefafspraken van EnergieNed en de in rekening gebrachte bedragen in strijd zijn met het nmda-beginsel, consumentenwetgeving en de Warmtewet. De bewoners hebben de tot nu toe betaalde jaarlijkse aansluitbijdrage onverschuldigd betaald en Ennatuurlijk is als gevolg hiervan ongerechtvaardigd verrijkt. Hoewel de bewoners van mening zijn door Ennatuurlijk bedrogen en misleid te zijn en mogelijk gedwaald hebben over de inhoud van de met Ennatuurlijk gesloten overeenkomst, kunnen zij geen beroep doen op vernietigingsgronden nu zij redelijkerwijs nergens anders dan bij Ennatuurlijk terecht kunnen voor hun warmte. Ennatuurlijk maakt misbruik van haar machtspositie.

5.De ontvankelijkheid van Reeshofverzet

5.1.
Ennatuurlijk bepleit in de eerste plaats dat Reeshofverzet niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Zij voert daartoe, kort weergegeven aan:
  • dat Reeshofverzet voor wat betreft de zelfbouwers vanaf 2008 geen, althans onvoldoende belang heeft bij haar vorderingen,
  • dat de vorderingen zijn verjaard,
  • dat sprake is van elkaar opvolgende vorderingen,
  • dat er geen sprake is van gelijksoortige belangen bij de bewoners (artikel 3:305a lid 1 BW),
  • de belangen van haar achterban onvoldoende gewaarborgd zijn (artikel 3:305a lid 2 BW),
  • er onvoldoende representativiteit is en
  • aan meerdere vereisten van de Claimcode niet is voldaan.
5.2.
Reeshofverzet heeft tijdens de mondelinge behandeling verzocht een nadere conclusie van repliek te mogen nemen om uitvoeriger te reageren op het niet-ontvankelijkheidsverweer. Dat verzoek wijst de rechtbank af omdat Reeshofverzet gelet op de hierna weergegeven beslissing daarbij geen belang meer heeft. De rechtbank gaat hierna bij de beoordeling van het niet-ontvankelijkheidsverweer nader in op de standpunten van partijen.
Onvoldoende belang voor wat betreft de zelfbouwers?
5.3.
Ennatuurlijk voert aan dat de zelfbouwers die vanaf 2008 zijn aangesloten onvoldoende belang hebben bij de vorderingen van Reeshofverzet omdat zij in 2016 en 2019 een vaststellingsovereenkomst aangeboden hebben gekregen die bij acceptatie tot hetzelfde resultaat zouden hebben geleid als waartoe de ingestelde vorderingen strekken.
5.4.
Reeshofverzet betwist dat de zelfbouwers geen belang hebben bij de vorderingen. Volgens Reeshofverzet vond bij acceptatie van de vso 2019 niet altijd (volledige) rentevergoeding plaats en moesten de zelfbouwers bij acceptatie van de vso 2016 bovendien hun vordering wegens teveel betaalde aansluitbijdrage prijsgeven.
5.5.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 3:302 BW bij de beantwoording van de vraag of een eisende partij voldoende belang heeft bij een rechtsvordering terughoudendheid dient te worden betracht. In het algemeen mag worden aangenomen dat voldoende belang voor de eisende partij bij een rechtsvordering bestaat.
De rechtbank ziet in dit geval zonder voldoende nadere toelichting door Ennatuurlijk niet in waarom toewijzing van de in deze procedure ingestelde vorderingen voor wat betreft de zelfbouwers noodzakelijkerwijs zou moeten leiden tot hetzelfde resultaat als waartoe de hen aangeboden vso 2016 en vso 2019 [5] strekken. De vorderingen in deze procedure stemmen niet overeen met de inhoud van deze vaststellingsovereenkomsten en ook is door Ennatuurlijk niet gesteld dat voor wat betreft de zelfbouwers door Reeshofverzet hetzelfde resultaat wordt nagestreefd als het resultaat dat wordt bereikt door acceptatie van de vaststellingsovereenkomsten. Het standpunt dat Reeshofverzet voor zover betrekking hebbend op de zelfbouwers geen belang heeft bij de vorderingen wordt daarom verworpen.
Zijn de vorderingen van de bewoners verjaard?
5.6.
Ennatuurlijk stelt zich op het standpunt dat Reeshofverzet geen belang heeft bij haar vordering (bij 4.1.1.), primair omdat alle vorderingen van de achterban namens wie Reeshofverzet stelt op te treden zijn verjaard. Subsidiair meent Ennatuurlijk dat in elk geval de vorderingen ten aanzien van de aansluitbijdragen betaald vóór 10 oktober 1997 zijn verjaard. Ennatuurlijk legt daaraan ten grondslag dat een op dwaling gebaseerde rechtsvordering tot vernietiging vanwege de brief van haar rechtsvoorgangster van juni 2011 op grond van artikel 3:52 BW (welk artikel voor dergelijke vorderingen een verjaringstermijn kent van drie jaar) verjaard is vanaf juni 2014. Op onverschuldigde betaling, ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen zijn op grond van de artikelen 3:309 en 3:310 BW (die verjaringstermijnen van 5 jaar bevatten) vanwege de brief van juni 2011 verjaard vanaf juni 2016. Een stuitingsbrief van mr. Ogg van 10 oktober 2017 is te laat om de verjaring te hebben kunnen stuiten. In elk geval zijn verjaard de vorderingen voor zover het betreft de bewoners aan wie de jaarrekening 2012 vóór 10 oktober 2012 verzonden is, hetgeen in elk geval 14.914 aansluitingen in Tilburg (waarvan 13.093 in de Reeshof) betreft.
5.7.
Reeshofverzet voert onder meer aan dat een beroep op verjaring door Ennatuurlijk op grond van het arrest van de Hoge Raad van 28 april 2000 (Van Hese/De Schelde) [6] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is omdat Ennatuurlijk moedwillig jarenlang de extra aansluitbijdrage heeft verstopt in het vastrecht, zij verschillende wettelijke regels heeft overtreden en ook zelf kennelijk inmiddels de mening is toegedaan dat de aansluitbijdrage niet meer op deze manier in rekening kan worden gebracht gelet op het feit dat zij bewoners het aanbod heeft gedaan de aansluitbijdrage in drie jaar tijd af te bouwen. De verjaringstermijn begint daarnaast pas te lopen vanaf het moment dat de benadeelde daadwerkelijk in staat is een vordering in te stellen. Omdat de aansluitbijdrage nog steeds in rekening wordt gebracht (het is een voortdurende gebeurtenis) vangt volgens Hoge Raad 22 maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:412) de verjaringstermijn pas aan zodra de gebeurtenis waardoor de schade is ontstaan, is opgehouden te bestaan.
5.8.
De rechtbank stelt voorop dat bij een collectieve actie geabstraheerd moet worden van eventueel door Ennatuurlijk in individuele gevallen te voeren verjaringsverweren. Alleen als
allevorderingen van de individuele bewoners zijn verjaard, zal de door Reeshofverzet gevorderde verklaring voor recht moeten worden afgewezen wegens gebrek aan belang (artikel 3:302 BW).
5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is tussen partijen niet in geschil dat (een deel van de) de bewoners ook na ontvangst van de brief van Ennatuurlijk eind 2011/begin 2012 nog periodieke aansluitbijdragen hebben betaald (en nog steeds betalen) en dat de bewoners zich primair op het standpunt stellen dat deze betalingen in hun ogen onverschuldigd zijn omdat een contractuele grondslag voor het in rekening brengen van de periodieke aansluitbijdrage ontbreekt. Op grond van artikel 3:309 BW verjaart een rechtsvordering wegens onverschuldigde betaling door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger bekend is geworden en in ieder geval twintig jaren nadat de vordering is ontstaan. De verjaringstermijn begint te lopen op het moment de bewoners daadwerkelijk in staat zijn een vordering geldend te maken. Hieruit volgt dat vorderingen van de bewoners met betrekking tot onverschuldigd betaalde periodieke aansluitbijdragen over de afgelopen vijf jaren in ieder geval niet zijn verjaard. Reeshofverzet heeft gelet daarop in ieder geval ten behoeve van een gedeelte van (de vorderingen van) haar achterban belang bij haar gevorderde verklaringen voor recht. De rechtbank verwerpt daarom hett niet-ontvankelijkheidsverweer van Ennatuurlijk.
Elkaar opvolgende vorderingen?
5.10.
Ennatuurlijk voert aan dat Reeshofverzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat SRW de belangen van de Tilburgse afnemers van stadsverwarming al eerder heeft behartigd met een resultaat dat voor 80 % van de bewoners bevredigend was. Indien de rechtbank Reeshofverzet wel in haar vordering zou ontvangen, zou dit betekenen dat Ennatuurlijk zich telkenmale met nieuwe groepen van beweerdelijke belangenbehartigers moet verstaan, met hen in onderhandeling moet treden en/of zich jegens hen moet verweren, hetgeen volgens haar ongewenst is.
5.11.
Volgens Reeshofverzet vertegenwoordigt zij de belangen van alle bewoners die warmte van Ennatuurlijk afnemen in Tilburg, maar heeft zij de bewoners die een vaststellingsovereenkomst met Ennatuurlijk hebben gesloten in de dagvaarding uitgesloten. Dat een groot gedeelte van de Tilburgse bewoners een vaststellingsovereenkomst heeft getekend valt volgens Reeshofverzet te verklaren doordat SRW daartoe destijds heeft opgeroepen, waarschijnlijk omdat de gemeente als financier van de gerechtelijke procedure de geldkraan dreigde dicht te draaien. Niet-ontvankelijkheid van Reeshofverzet zou tot gevolg hebben dat bewoners allen individueel tegen Ennatuurlijk zouden moeten optreden, hetgeen volgens Reeshofverzet niet gewenst is vanwege de hoge kosten en extra belasting van de rechtspraak die daarmee gemoeid is.
5.12.
Naar het oordeel van de rechtbank moet ook dit niet-ontvankelijkheidsverweer van Ennatuurlijk worden verworpen. Reeshofverzet komt in deze procedure op voor de belangen van de Tilburgse bewoners die geen vaststellingsovereenkomst met Ennatuurlijk hebben gesloten. De eerdere procedure tussen SRW en Ennatuurlijk heeft niet geleid tot een rechterlijk oordeel over de aansprakelijkheid, maar tot een vaststellingsovereenkomst met een gedeelte van de achterban waarna de procedure is geroyeerd. Omdat van een onwenselijke samenloop naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake is, kan Reeshofverzet in haar vorderingen ten behoeve van de overgebleven bewoners die geen vaststellingsovereenkomst hebben gesloten worden ontvangen.
Gelijksoortige belangen?
5.13.
Volgens Ennatuurlijk moet Reeshofverzet eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen omdat haar groepsactie niet strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van personen, zoals artikel 3:305a lid 1 BW vereist. De belangen van de onbekende achterban zijn volgens Ennatuurlijk niet gelijksoortig omdat op bijna alle punten een beoordeling per afnemer nodig is, onder meer voor wat betreft het tijdstip van sluiting en de inhoud van de aansluitings- en/of leveringsovereenkomst (die per straat verschillend kan zijn), welke offertes en/of andere informatie de afnemer in dat kader voorafgaand heeft ontvangen (ook de tekst van de offertes kunnen per straat verschillen), of de vorderingen verjaard zijn, of de betreffende afnemer in voorkomend geval al dan niet de toepasselijke algemene voorwaarden vóór 1 januari 2012 heeft vernietigd of Ennatuurlijk al dan niet in gebreke gesteld heeft etc. De drie categorieën bewoners verkeren in zodanig verschillende situaties dat hun belangen niet als gelijksoortig kunnen worden aangemerkt en zich ook om die reden niet voor bundeling lenen, aldus Ennatuurlijk.
5.14.
Volgens Reeshofverzet zijn de door Ennatuurlijk opgesomde omstandigheden gelet op de wijze waarop de vorderingen zijn geformuleerd niet relevant en niet correct. Er is volgens Reeshofverzet geen beoordeling per bewoner nodig om te kunnen bepalen of namens deze bewoner terecht een vordering is ingesteld. Er is in Tilburg maar een beperkt aantal contractstukken en offertes in omloop en Ennatuurlijk levert daarin logischerwijs geen maatwerk. Alle verschillende offertes en contractstukken zijn in het geding gebracht. Per bewonersgroep is voldaan aan het vereiste van voldoende gelijksoortig belang en in de aan de orde gestelde rechtsvraag wordt voldoende geabstraheerd van de bijzondere omstandigheden van het individu. Verschillen in contractstukken zouden alleen van belang kunnen zijn als Ennatuurlijk in sommige contractstukken wel melding zou hebben gemaakt van de extra aansluitbijdrage die verschuldigd zou zijn, maar dat is niet het geval. De vraag of de algemene voorwaarden al dan niet van toepassing zijn, is niet relevant, omdat het daarin opgenomen artikel 14 verkeerd wordt geïnterpreteerd door Ennatuurlijk, dan wel onduidelijk is geformuleerd en dus onredelijk bezwarend en vernietigbaar is.
5.15.
De rechtbank stelt voorop dat bij een collectieve actie in beginsel elk type vordering is toegestaan mits deze strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen (artikel 3:305a BW). Aan de eis van gelijksoortigheid van belangen is volgens de Hoge Raad voldaan als de belangen zich lenen voor bundeling, zodat in één procedure geoordeeld kan worden over de door de rechtsvordering aan de orde gestelde geschilpunten en vorderingen, zonder dat daarbij de bijzondere omstandigheden aan de zijde van de individuele belanghebbenden betrokken hoeven te worden [7] . Bij collectieve acties gaat het in de regel om vorderingen die er toe strekken een oordeel te verkrijgen over de (on)toelaatbaarheid van een bepaalde handelwijze van een gedaagde. De vervolgvraag naar de gevolgen van een eventueel ontoelaatbaar handelen voor individuele gedupeerden moet in veel gevallen afzonderlijk worden beantwoord.
5.16.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak sprake is van voldoende gelijksoortige belangen als bedoeld in artikel 3:305a BW. Niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken door Ennatuurlijk is de stelling van Reeshofverzet dat alle verschillende contractstukken met betrekking tot de Tilburgse gebruikers van stadsverwarming in deze procedure zijn ingebracht. Ennatuurlijk heeft namelijk niet aangevoerd dat er nog bepaalde varianten van de contractstukken ontbreken en zo ja, welke dat zijn. De Tilburgse gebruikers van stadsverwarming worden door beide partijen in drie groepen ingedeeld en hebben gemeen dat aan hen op basis van de overgelegde standaard contractstukken (de leveringscontracten) als onderdeel van het vastrecht een periodieke aansluitbijdrage in rekening is gebracht, waarvan zij menen dat daarvoor een contractuele grondslag ontbreekt. De belangen van de Tilburgse gebruikers lenen zich naar het oordeel van de rechtbank daarmee voldoende voor bundeling. De rechtbank kan het bij de primaire rechtsvordering aan de orde gestelde geschilpunt, namelijk of voor het in rekening brengen van een periodieke aansluitbijdrage een (contractuele) rechtsgrond aanwezig is, beoordelen zonder dat de bijzondere omstandigheden aan de zijde van de individuele belanghebbenden betrokken hoeven te worden. Een collectieve actie heeft in zaken als de onderhavige bovendien veel voordelen. Het bewerkstelligt een concentratie van een deel van het debat, voorkomt tegenstrijdige uitspraken en kan positief bijdragen aan de mogelijkheden van een schikking. Omdat de rechtbank, zoals hierna zal blijken, aan de inhoudelijke beoordeling van de (meer) subsidiaire vorderingen van Reeshofverzet niet toekomt, kan de beantwoording van de vraag of Reeshofverzet ook in de subsidiaire vorderingen kan worden ontvangen vanwege voldoende gelijksoortige belangen achterwege blijven. Het betoog van Ennatuurlijk faalt dus.
Belangen achterban onvoldoende gewaarborgd?
5.17.
Ennatuurlijk voert subsidiair aan dat Reeshofverzet de belangen van haar (beweerdelijke) achterban onvoldoende waarborgt. Ook dat staat volgens Ennatuurlijk aan ontvankelijkheid van Reeshofverzet in de weg. Volgens Ennatuurlijk is volstrekt onduidelijk hoeveel afnemers Reeshofverzet vertegenwoordigt. Zij betwist bij gebrek aan wetenschap en vanwege het gegeven dat Ennatuurlijk met 80% van de Tilburgse afnemers al een vaststellingsovereenkomst sloot, uitdrukkelijk dat Reeshofverzet een relevant aantal verbruikers vertegenwoordigt en dat zij die verbruikers betere condities kan bieden door het nogmaals instellen van een collectieve actie. Ennatuurlijk verzoekt Reeshofverzet gedocumenteerd aan te geven wie zij nu exact vertegenwoordigt om zo aan te tonen dat wordt voldaan aan de relevante representativiteitseis van artikel 3:305a BW. Daarnaast heeft Reeshofverzet volgens Ennatuurlijk aan meerdere vereisten uit de Claimcode niet voldaan. Reeshofverzet heeft blijkens haar statuten geen toezichthoudend orgaan en evenmin heeft zij doeltreffende interne besluitvormingsmechanismen die de achterban (voor zover daarvan al sprake is) een stem geven, althans uit niets blijkt dat zij dat heeft. Evenmin blijkt of zij voldoende middelen heeft om de proceskosten te dragen. De website van Reeshofverzet biedt niet de door de wetgever gewenste
corporate governanceinformatie. De website geeft geen enkel inzicht in de bestuursstructuur, bestuur- en toezichtverslagen, bezoldiging, nieuwsberichten over voortgang, inzicht in de berekening van eventueel gevraagde bijdragen van aangesloten, hoe men zich kan aansluiten en opstappen et cetera. Ook blijkt niet dat Reeshofverzet voldoende ervaring en deskundigheid heeft voor collectieve vorderingen. Tot op heden heeft Reeshofverzet nog geen bestuursverslag en/of jaarrekening gepubliceerd. Ennatuurlijk concludeert aldus dat Reeshofverzet de Claimcode niet op een enkel marginaal punt schendt, maar substantieel en structureel.
5.18.
Volgens Reeshofverzet ageert zij op basis van artikel 3:305a BW (oud) en zijn de bepalingen zoals deze na 1 januari 2020 luiden niet van toepassing omdat het gaat gebeurtenissen die voor het merendeel plaatsvonden vóór 15 november 2016. Reeshofverzet vertegenwoordigt naar eigen zeggen alle Tilburgse bewoners, maar zij heeft ten aanzien van de onderhavige procedure het deel van de bewoners dat een vaststellingsovereenkomst heeft getekend uitgesloten. Dat Reeshofverzet nog maar een deel van de bewoners zou vertegenwoordigen is volgens Reeshofverzet verder niet relevant. Het getalsargument geldt niet. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het aantal aangesloten benadeelden geen doorslaggevend of formeel vereiste is voor ontvankelijkheid. Reeshofverzet is naar eigen zeggen slechts niet-ontvankelijk als zij onvoldoende heeft getracht overleg te voeren met Ennatuurlijk of als de belangen waarvoor zij opkomt onvoldoende gewaarborgd zijn. Daarvan is volgens Reeshofverzet geen sprake.
5.19.
De rechtbank stelt voorop dat voor collectieve acties als de onderhavige die op of na 1 januari 2020 aanhangig worden gemaakt, de wet afwikkeling van massaschadezaken in een collectie actie (Wamca) geldt met betrekking tot gebeurtenissen die plaatsvonden op of na 15 november 2016. De rechtbank volgt Reeshofverzet erin dat in dit geval de schadeveroorzakende gebeurtenissen, de instelling van de aan de orde zijnde tariefstructuur en het in rekening brengen van periodieke aansluitbijdrage, in dit geval (grotendeels) hebben plaatsgevonden vóór 15 november 2016, zodat artikel 3:305a (oud) BW van toepassing is.
5.20.
In artikel 3:305a lid 2, laatste volzin (oud) BW is bepaald dat een partij die een collectieve actie begint eveneens niet-ontvankelijk is, indien met de rechtsvordering de belangen van de personen ten behoeve van wie de rechtsvordering is ingesteld onvoldoende gewaarborgd zijn. De wetgever heeft deze bepaling per 1 juli 2013 aan lid 2 toegevoegd om te voorkomen dat zogenaamde claimstichtingen het collectief actierecht zouden gebruiken voor eigen commerciële doelstellingen. De wetgever wilde de rechter een handvat bieden om kritisch te oordelen over de ontvankelijkheid in een collectieve actie indien de stichting zich opwerpt als behartiger van de belangen van benadeelden maar eigen commerciële belangen de overhand lijken te hebben. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat bij de beoordeling of aan dit waarborgvereiste is voldaan twee vragen centraal staan, namelijk in hoeverre hebben de betrokkenen uiteindelijk baat bij de collectieve actie indien het gevorderde wordt toegewezen, en in hoeverre mag er op worden vertrouwd dat de eisende organisatie over voldoende kennis en vaardigheden beschikt om de procedure te voeren. Factoren die kunnen worden betrokken bij de beoordeling of de belangen van de betrokkenen voldoende zijn gewaarborgd zijn onder meer:
- welke overige werkzaamheden heeft de organisatie verricht om zich voor de belangen van betrokkenen in te zetten en heeft de organisatie in het verleden ook daadwerkelijk doelstellingen kunnen realiseren,
- indien sprake is van een ad hoc organisatie, is deze opgericht door een reeds bestaande organisatie die in het verleden succesvol de belangen van de betrokkenen heeft behartigd,
- hoeveel benadeelden zijn aangesloten bij de organisatie en in hoeverre ondersteunen zij de collectieve actie (representativiteit), en
- voldoet de organisatie aan de principes uit de Claimcode.
5.21.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn in dit geval de belangen van de personen ten behoeve van wie de rechtsvorderingen zijn ingesteld voldoende gewaarborgd. Er kan van worden uitgegaan dat sprake is van voldoende representativiteit. Ennatuurlijk heeft niet meer afdoende gereageerd op de stelling van Reeshofverzet ter zitting dat het gaat om tussen de 500 en 600 huishoudens die geen vaststellingsovereenkomst met Ennatuurlijk hebben gesloten. Reeshofverzet hoeft niet gedocumenteerd te onderbouwen wie zij precies vertegenwoordigt als voorwaarde voor ontvankelijkheid. Naar het oordeel van de rechtbank is duidelijk dat de overgebleven Tilburgse bewoners baat zullen hebben bij toewijzing van het gevorderde omdat dit hen duidelijkheid zal geven over hun juridische positie ten aanzien van de verplichting tot betaling van de aansluitbijdrage en over hun positie bij eventuele onderhandelingen met Ennatuurlijk over compensatie. Ook is de rechtbank van oordeel dat gebleken is dat Reeshofverzet over voldoende kennis en vaardigheden beschikt. Zij heeft kennis van de in deze zaak aan de orde zijnde tariefstructuur en daarmee samenhangende problematiek en zij beschikt via de aangesloten bewoners over alle relevante contractstukken en verkoopinformatie. Uit de statuten volgt niet sprake is van een belangenorganisatie met sterke commerciële motieven waarvan de bestuurders sterk profiteren van een uit te keren vergoeding en dit is door Ennatuurlijk ook niet anderszins aannemelijk gemaakt. Dat de website van Reeshofverzet volgens Ennatuurlijk niet de door de wetgever bedoelde corporate governance informatie bevat, oordeelt de rechtbank in dit geval van ondergeschikt belang. De Claimcode tracht te bevorderen dat claimorganisaties op onafhankelijke en deskundige wijze (zonder eigen winstoogmerk) de collectieve belangen van hun achterban behartigen. Voldoende is gebleken dat daarvan hier sprake is. Voor ontvankelijkheid is in dit geval niet vereist dat aan alle door de wetgever geformuleerde gezichtspunten is voldaan. Ook bij het (deels) afwijken van bepaalde gezichtspunten kan de belangenbehartiging door de belangenorganisatie voldoende gewaarborgd zijn [8] . Ook dit niet-ontvankelijkheidsverweer van Ennatuurlijk faalt.
Conclusie ten aanzien van de ontvankelijkheid
5.22.
Nu alle niet-ontvankelijkheidsverweren worden verworpen, kan Reeshofverzet in haar vorderingen worden ontvangen. De rechtbank komt toe aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil.

6.Het inhoudelijke verweer van Ennatuurlijk

6.1.
De aansluitbijdrage is volgens Ennatuurlijk een vergoeding die verschuldigd wordt op het moment dat de woning op het warmtenet wordt aangesloten en deze bestaat uit meerdere componenten. Twee daarvan hadden ten doel het kostenverschil tussen gas- en stadsverwarming vanwege het nmda-beginsel recht te trekken. Het gaat om de aansluitkosten die een stadsverwarmingsafnemer bespaart (te weten de aansluitbijdrage aardgas) omdat geen aansluiting op het gasnet nodig is (component A) en de investeringskosten die een stadsverwarmingsafnemer bespaart omdat aanschaf en montage van een centrale verwarmingsketel inclusief warm tapwater, rookgasafvoer, aansluitingen en ontluchting, niet nodig zijn (component B). Vóór de invoering van de Warmtewet in 2014 was het gedurende lange tijd een keuze van de warmteleverancier om component B van de aansluitbijdrage ineens vooraf dan wel periodiek als onderdeel van het vastrecht in rekening te brengen. Beide methoden waren volgens de destijds geldende Tariefadviezen geoorloofd.
Ook onder het regime van de Warmtewet mag in alle gevallen een (in principe: eenmalige) aansluitbijdrage ineens of in termijnen in rekening gebracht worden door de warmteleverancier. De door Ennatuurlijk gehanteerde systematiek op dit punt was en is zowel vóór als na 1 januari 2014 toelaatbaar en volledig geaccepteerd.
6.2.
Sinds het midden van de jaren '70 van de vorige eeuw waren zowel de Rijksoverheid als de gemeentelijke overheden druk doende met het op grote schaal stimuleren en mogelijk maken van het gebruik van energiebesparende maatregelen zoals stadsverwarming. Eind jaren ‘70/begin jaren '80 werd geheel in overeenstemming met die trend in de gemeente Tilburg besloten om naast de reeds bestaande blok- en/of wijkverwarmingsprojecten zowel bestaande als nieuw te bouwen wijken aan te sluiten op stadsverwarming, waarbij warmte zou worden betrokken van de Amercentrale. De Amercentrale is een elektriciteitscentrale in de gemeente Geertruidenberg, die destijds eigendom was van de toenmalige PNEM. In diverse delen van de stad Tilburg is stadsverwarming gerealiseerd, waarbij de warmte betrokken wordt van de Amercentrale. De PNEM legde voor eigen rekening de hoofdleidingen vanaf de Amercentrale tot en met de ketelhuizen in Tilburg aan, in ruil voor de garantie van de gemeente Tilburg dat zij warmte mocht leveren aan die gemeente ten behoeve van de verwarming van minimaal 16.700 woningen in 1997. De fijner vertakte leidingwerken van die ketelhuizen naar de woningen in de betreffende wijken werden aangelegd door en kwamen voor rekening van de gemeente, i.e. het toenmalige GEB Tilburg. Het was ook GEB Tilburg die met de uiteindelijke bewoners/afnemers aansluit- en leveringsovereenkomsten sloot (waarbij geldt dat alléén met de zelfbouwers aansluitovereenkomsten gesloten zijn).
6.3.
Vanaf eind 1981/begin 1982 zijn de woningen in de diverse wijken van het stadsdeel de Reeshof als het meest westelijke deel van de stad Tilburg in verschillende fasen gebouwd. Het laatste van de bouwprojecten is thans nog niet opgeleverd. Inmiddels zijn er in dit stadsdeel 16.450 woningen aangesloten op stadsverwarming. Door de rechtsvoorgangsters van Ennatuurlijk (eerst dus GEB Tilburg, later EBT, PNEM, Essent en ELES) zijn per gebouwd deel van de Reeshof verschillende afspraken met de betreffende zelfbouwers en/of aannemers/projectontwikkelaars gemaakt met betrekking tot de aanleg en aansluiting op stadsverwarming en per deelproject zijn verschillende tariefvoorwaarden voor de levering van stadsverwarming gehanteerd. Ditzelfde geldt voor de stadsdelen in Noord en Wandelbos, die eveneens van stadsverwarming zijn voorzien.
6.4.
Nadat de gemeenteraad van de gemeente Tilburg op 7 september 1981 besloot tot het aangaan van een overeenkomst met de PNEM voor de levering van warmte ten behoeve van de stadsverwarming in Tilburg, werd dit op 4 november 1981 gestalte gegeven in een overeenkomst. [9] De democratisch gekozen gemeenteraad van de gemeente Tilburg accordeerde vervolgens op 21 december 1981 een voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 19 november 1981 tot het vaststellen van een tarievenverordening voor aangeslotenen op het stadsverwarmingsnet. [10]
Wat de gemeente Tilburg (en in navolging van de gemeente vervolgens de rechtsvoorgangsters van Ennatuurlijk) aan de bewoners in rekening bracht(en) -conform de hiervoor gerelateerde tarievenverordening stadsverwarming 1981- waren de navolgende posten:
• als initiële
aansluitbijdrage(vooraf en ineens te betalen): de vermeden kosten van een gasaansluiting (oftewel "component A");
• als jaarlijks
vastrecht(opgenomen in de maandelijkse voorschotten en jaarlijks afgerekend in de eindafrekening):
- het (uitgespaard/vermeden) vastrecht voor aardgas;
- de kosten voor uitgespaard onderhoud en reparatie van een c.v.-ketel en vervanging van onderdelen;
- de kosten verband houdende met verschillen in levensduur van de componenten van een c.v.- en een warmte-installatie;
- een jaarlijkse bijdrage betreffende het verschil tussen investeringskosten van een c.v.- en een s.v.- installatie (hierna ook aan te duiden als: "verschil s.v.-c.v." ofwel "component B", bestaande uit de vermeden kosten van aanschaf en montage van een c.v.-ketel alsook rookgasafvoer, aansluitingen en ontluchting, die stadsverwarming gebruikers (natuurlijk) niet hoefden maken en die onder deze noemer vanuit de NMDA-gedachte desondanks aan stadsverwarmingsgebruikers in rekening gebracht werden);
• het
warmtetarief(prijs per verbruikte GigaJoule).
6.5.
Aan het gespreid in rekening brengen van die component B in plaats van het ineens vooraf in rekening brengen daarvan, lag de Tilburgse gedachte ten grondslag dat dit in het voordeel was van de bewoners met stadsverwarming. Het betrof een voor die tijd hoog bedrag waarbij men zich moet realiseren dat de rente op leningen destijds zeer hoog was zodat het via een lening moeten bekostigen van dit soort bedragen een dure aangelegenheid was. De gemeente meende er goed aan te doen woningen voor stadsverwarmingsgebruikers betaalbaar te houden en de pijn te verzachten door deze grote kostenpost over de jaren uit te smeren. Ingevolge het Vestin-adviestarief van mei 1981 [11] was de Tilburgse handelwijze - component B als jaarlijks onderdeel opnemen in het vastrecht - overigens volstrekt geoorloofd. Van meet af aan is door de gemeente, i.e. gemeentelijk energiebedrijf GEB Tilburg, component B dus als gespreid bedrag via het verhoogde vastrecht jaarlijks in rekening gebracht.
6.6.
Na de wereldwijde economische crisis halverwege de jaren '80 wenste de centrale overheid dat reorganisatie plaatsvond op het terrein van (de distributie van) alle nutsvoorzieningen, waaronder energie, door opschaling en verzelfstandiging daarvan. In het kader van deze ontwikkeling werd in 1985 overleg opgestart tussen PNEM en de diverse gemeenten, die met stadsverwarmingsbedrijven aangesloten waren op het Amernet. Dit waren de gemeenten Geertruidenberg, Oosterhout, Breda en Tilburg. De bedoeling van de gemeente Tilburg - ingegeven door de centrale overheid - was om het door haar geëxploiteerde energiebedrijf, waarin de nutsvoorzieningen gas, elektriciteit, warmte werden gedistribueerd en de centrale antenne inrichting werd geëxploiteerd, af te stoten en onder te brengen bij PNEM, als grote distributeur van energie in de Provincie Noord-Brabant. Op 5 februari 1988 werd ter zake de beoogde afstoting een principeakkoord gesloten tussen de gemeente Tilburg en PNEM. Vervolgens werd op 20 april 1988 tussen partijen een overnamecontract getekend [12] , waarin een en ander gestalte kreeg. Daartoe werd de naamloze vennootschap Energiebedrijf Tilburg N.V. (EBT) opgericht, waarvan alle aandelen werden gehouden door PNEM, welke laatste zich verplichtte tot uitgifte van 1 aandeel aan de gemeente, dat diende te worden volgestort middels inbrenging van de activa en passiva van -kort gezegd- het gemeentelijk energiebedrijf. Dat aandeel werd diezelfde dag door de gemeente verkocht en overgedragen aan PNEM. Een gedeelte van de koopprijs werd door PNEM betaald middels de uitgifte van 10% cumulatief preferente aandelen aan de gemeente. Daarmee verwerd dus de gemeente Tilburg van voormalig contractspartij van PNEM (bij de overeenkomst van 4 november 1981) tot PNEM’s rechtsvoorgangster.
De gemeente Tilburg bleef na de overdracht van haar voormalige energiebedrijf aan PNEM op 20 april 1988 gedurende meer dan 20 jaar als aandeelhouder en gedurende enkele jaren (tot 1990) als toezichthoudend commissaris nauw bij dat bedrijf betrokken. PNEM bleef voor stadsverwarmingsgebruikers de tariefstructuur hanteren die de gemeente vóór de overdracht van het energiebedrijf had geïntroduceerd en gehanteerd. Vestin verstrekte jaarlijks tariefadviezen, die onder meer gebaseerd waren op het NMDA-beginsel. Die werden door PNEM gevolgd.
6.7.
Tilburgse bewoners zijn uit de aard der zaak niet betrokken geweest bij de totstandkoming van het besluit tot het aanleggen en de exploitatie van het warmtenet, de daartoe tussen de gemeente Tilburg en PNEM gesloten overeenkomst en de vaststelling van de daarvoor later (bij de bewoners) door GEB Tilburg in rekening te brengen tarieven.
Wat Ennatuurlijk betreft is het centrale uitgangspunt dat Ennatuurlijk(s rechtsvoorgangsters) de door GEB Tilburg destijds geïnitieerde tariefstructuur heeft/hebben overgenomen bij de overdracht van het bedrijf van GEB Tilburg aan PNEM en dat zij de afspraken eerbiedigt/eerbiedigen (en daartoe ook gehouden is/zijn) die door haar rechtsvoorgangsters GEB Tilburg en PNEM in dat kader zijn gemaakt, óók ten aanzien van de kosten van de warmtevoorziening. Het zijn die afspraken die vervolgens met de afnemers in Tilburg in met hen gesloten (in het geval van zelfbouwers: aansluit- en) leveringsovereenkomsten zijn vastgelegd. Ennatuurlijk meent dat haar rechtsvoorgangsters in alle redelijkheid hebben kunnen komen tot het maken van die afspraken, mede gezien hun minimale rendementen.
6.8.
Ten tijde van de keuzes die de gemeente Tilburg heeft gemaakt met betrekking tot stadsverwarming, de daarvoor te rekenen tarieven, en de wijze waarop dat diende te geburen (middels het ‘verhoogde vastrecht’), waren er nog geen bewoners van de wijk Reeshof bekend. Evident is dat met hen in die fase in elk geval niet onderhandeld/gecontracteerd kon worden. De gemeente heeft derhalve ten behoeve van die toekomstige bewoners de tarieven vastgesteld waarbij hun belangen uiteraard zijn meegewogen; Dit is bij uitstek vervulling van een publieke taak. Ennatuurlijk meent dat de redelijkheid van het tarief dat de bewoners zijn verschuldigd, wordt gewaarborgd doordat de gemeente in het kader van haar publieke taakvervulling als belangenbehartiger van de toekomstige bewoners van Reeshof betrokken is geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst tot het aanleggen en de exploitatie van de stadsverwarming en daarbij op grond van haar publieke taak heeft toegezien op de redelijkheid van de hoogte van de tarieven, waaronder de aansluitbijdrage, en de wijze waarop de toekomstige bewoners die zouden moeten betalen.
6.9.
De bestaande rechtsverhoudingen tussen Ennatuurlijk(s rechtsvoorgangsters) en alle afnemers zijn telkens ingevolge de artikelen 6:249 jo 3:80 lid 2 BW overgegaan in een rechtsverhouding tussen – uiteindelijk - Ennatuurlijk en die afnemers, waarop de huidige algemene voorwaarden van Ennatuurlijk van toepassing zijn.
6.10.
Anders dan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in het Meerhoven-arrest heeft beslist, was op grond van artikel 14 van de toepasselijke algemene leveringsvoorwaarden sprake van een contractuele grondslag voor het als onderdeel van het vastrecht doorberekenen van component B van de aansluitbijdrage. Ten onrechte overwoog het hof in het Meerhoven-arrest:
“vastrecht impliceert periodiek terugkerende kosten; daaronder wordt niet verstaan eenmalig te maken kosten die vervolgens periodiek in rekening worden gebracht.”Onder vastrecht in de terminologie van de branche kon vóór invoering van de Warmtewet wel degelijk ook een periodiek geheven deel van de (conform het nmda-beginsel berekende) aansluitbijdrage worden verstaan. Ook in de visie van de wetgever betreft het vastrecht niet noodzakelijkerwijze voor de energieleverancier periodiek terugkerende kosten. Het gaat (slechts) om een kostenpost die los staat van het verbruik. Indien de afnemers hadden willen weten uit welke componenten de aan hen in rekening te brengen tarieven bestonden en welke bedragen al die verschillende componenten beliepen, hadden zij daarnaar navraag kunnen (en moeten) doen, wat de afnemers die zich op de onbekendheid met de aansluitbijdrage beroepen kennelijk hebben nagelaten.
6.11.
Uitgangspunt is dat een afnemer bij het aangaan van een overeenkomst dient te weten wat de hoogte is van de financiële verplichtingen die hij aangaat. Ennatuurlijk betwist bij gebrek aan wetenschap dat de bewoners niet op de hoogte waren van het feit dat component B als geïndexeerd en rentedragend onderdeel van het vastrecht berekend zou worden. De met de afnemers bereikte overeenstemming over de door Ennatuurlijk te leveren prestaties en het tarief daarvoor impliceert dat de afnemers ook akkoord gingen met de verschillende componenten waaruit dat tarief bestond. Ennatuurlijk mocht daar in ieder geval gerechtvaardigd op vertrouwen.
6.12.
Artikel 14 van de toepasselijke algemene leveringsvoorwaarden betreft een kernbeding in de zin van artikel 6:231 sub a BW, waarop de wettelijke regeling inzake toetsing van algemene voorwaarden niet van toepassing is. Het beding is duidelijk en begrijpelijk geformuleerd.
Van een onduidelijk beding en de mogelijkheid tot toetsing aan artikel 6:238 lid 2 BW (en/of enig ander artikel uit Afdeling 3 van Titel 5 van Boek 6 BW) is geen sprake.
Als door de rechtbank geoordeeld zou worden dat toetsing wel kan plaatsvinden, dan is in dat kader mede van belang dat de voorwaarden, inclusief het beding van artikel 14, voor alle warmteleveranciers identiek zijn en tot stand gekomen zijn na goedkeuring van de Consumentenbond en onder auspiciën van de SER. Het beding is niet oneerlijk of onredelijk bezwarend. Ennatuurlijk heeft haar monopoliepositie nimmer misbruikt en altijd reële en redelijke tarieven gerekend. Haar positie werd en wordt zó gereguleerd dat een onredelijke tarifering niet aan de orde is. De verschillende componenten van het tarief voor de aansluiting en de geleverde warmte vormden geen “keuzemenu” omdat deze componenten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en allemaal dienen te worden betaald (of allemaal niet, in welk geval er geen aansluiting tot stand kan worden gebracht). De afnemers kunnen niet zelf bepalen of zij bepaalde componenten van het tarief wel of niet wensen te betalen in het kader van een door hen te sluiten/gesloten overeenkomst. Het is alles of niets. En over “alles” hebben Ennatuurlijk(s rechtsvoorganger) en de afnemers wilsovereenstemming bereikt.
6.13.
Voor het geval de rechtbank de voorgaande stellingen van Ennatuurlijk niet zou volgen, meent zij dat zij om verschillende redenen ex artikel 6:248 lid 1 BW gerechtigd was en is aan de afnemers in rekening te brengen hetgeen zij van meet af aan heeft gefactureerd en in de toekomst voornemens is conform diezelfde systematiek te factureren, omdat dit voortvloeit uit de artikelen 7:4 en/of 7:405 BW en/of de gewoonte en/of de eisen van redelijkheid en billijkheid. Ennatuurlijk meent tot slot vanwege diezelfde redenen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en in strijd met de rechtszekerheid zou zijn wanneer met een beroep op artikel 6:238 lid 2 BW (en/of enig ander artikel uit Afdeling 3 van Titel 5 van Boek 6 BW) de door Ennatuurlijk gehanteerde systematiek met terugwerkende kracht buiten toepassing gelaten zou worden.
6.14.
Op deze en overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

7.beoordeling

De primair gevorderde verklaringen voor recht

7.1.
De rechtbank moet in deze zaak in de eerste plaats beoordelen of er een contractuele rechtsgrond bestaat voor het als onderdeel van het vastrecht voor een periode van maximaal 30 jaar in rekening brengen van een aansluitbijdrage bij de verschillende groepen bewoners die een aansluiting hebben (gehad) op het warmtenet van Ennatuurlijk. Tevens moet de rechtbank beoordelen of er een contractuele rechtsgrond bestaat voor indexatie van-, en renteberekening over die aansluitbijdrage. Voor het geval een contractuele rechtsgrond naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt, moet de rechtbank beoordelen of er een andere rechtsgrond bestaat voor het in rekening brengen van een geïndexeerde en rentedragende aansluitbijdrage.
7.2.
De bij Reeshofverzet aangesloten bewoners hebben gemeen dat zij allen een warmteleveringsovereenkomst hebben gesloten met Ennatuurlijk en dat aan hen op basis van die overeenkomst als onderdeel van het vastrecht een periodieke aansluitbijdrage in rekening is gebracht. Voor de beantwoording van de hiervoor genoemde vragen is het daarom met name van belang om vast te stellen wat tussen de bewoners en Ennatuurlijk op grond van de warmteleveringsovereenkomsten is overeengekomen. Daarbij kan niet volstaan worden met een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van de tussen partijen gemaakte afspraken, maar komt het doorgaans aan op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
Omdat er vanuit kan worden gegaan dat de bewoners en Ennatuurlijk voorafgaand aan het sluiten van de warmteleveringsovereenkomst niet met elkaar hebben gesproken, komt in dit geval in het bijzonder gewicht toe aan hetgeen partijen schriftelijk aan elkaar hebben kenbaar gemaakt. Daarnaast komt bijzonder gewicht toe aan het feit dat Ennatuurlijk in de uitoefening van haar bedrijf handelde en dat de bewoners natuurlijke personen zijn die niet in de uitoefening van hun beroep of bedrijf handelden.
7.3.
Met inachtneming van de hiervoor weergegeven maatstaf is de rechtbank van oordeel dat tussen Ennatuurlijk en de bewoners niet is overeengekomen dat aan laatstgenoemden periodiek als onderdeel van het vastrecht een aansluitbijdrage in rekening zou worden gebracht. De rechtbank komt tot dat oordeel op grond van de volgende overwegingen.
7.3.1.
Op basis van de door Ennatuurlijk aan de bewoners verstrekte contracten en de inhoud van de destijds geldende Tariefadviezen konden de bewoners niet weten, en hoefden zij ook niet te begrijpen, dat aan hen periodiek als onderdeel van het vastrecht een aansluitbijdrage in rekening zou worden gebracht. Noch in deze contracten, noch in de Tariefadviezen wordt immers melding gemaakt van de mogelijkheid om de aansluitkosten deels ineens en deels periodiek in rekening te brengen en de door Ennatuurlijk in deze procedure gebruikte termen “component A” en “component B” komen daarin evenmin voor. In de overgelegde Tariefadviezen wordt de aansluitbijdrage juist omschreven als een éénmalige vergoeding die verschuldigd is op het moment dat de woning op het warmtenet wordt aangesloten. De door Ennatuurlijk en de bewoners bereikte wilsovereenstemming door acceptatie door laatstgenoemden van de aansluitovereenkomst en/of warmteleveringsovereenkomst moet daarom geacht worden geen betrekking te hebben gehad op deze periodieke aansluitbijdrage (component B) waarvan de bewoners geen kennis hadden en waarop zij ook niet bedacht hoefden te zijn.
7.3.2.
Wat er verder ook zij van de door het gerechtshof in het Meerhoven-arrest gegeven definitie van de term ‘vastrecht’, de bewoners konden op grond van de door Ennatuurlijk aan hen verstrekte schriftelijke informatie niet weten, en zij hoefden ook niet te begrijpen, dat aan hen als onderdeel van het vastrecht periodiek nog een geïndexeerde aansluitbijdrage in rekening zou worden gebracht, laat staan dat dit zou gebeuren in de vorm van een rentedragende lening die op basis van een dertigjarige annuïteit moest worden terugbetaald.
7.3.3.
De verwijzing door Ennatuurlijk naar de wijze waarop de gemeente Tilburg destijds de tarifering heeft vorm gegeven en die wijze van tarifering na de privatisering van het gemeentelijk energiebedrijf heeft geaccordeerd gaat niet op. De in dat kader gemaakte afspraken regarderen de bewoners niet; zij waren bij de totstandkoming ervan niet betrokken en zij zijn juridisch niet aan deze afspraken gebonden. Het staat ook geenszins vast dat de bewoners van die afspraken kennis hebben kunnen nemen voorafgaand aan het sluiten van een warmteleveringsovereenkomst en/of aansluitovereenkomst. Door Ennatuurlijk wordt in haar contractstukken niet naar deze afspraken verwezen.
7.3.4.
Artikel 14 van de algemene voorwaarden van Ennatuurlijk biedt geen contractuele grondslag voor het periodiek in rekening brengen van een geïndexeerde en rentedragende aansluitbijdrage. Het in dat artikel opgenomen beding bepaalt kort gezegd dat Ennatuurlijk eenzijdig de (hoogte van) de tarieven kan bepalen. Dat Ennatuurlijk daartoe gerechtigd is staat tussen partijen niet ter discussie. De reikwijdte van het beding strekt zich echter niet zo ver uit, dat daarin ook een rechtsgrond is gelegen voor het in rekening brengen van een niet nader gespecificeerde kostencomponent waarmee de wederpartij redelijkerwijs geen rekening hoefde te houden. Omdat artikel 14 van de algemene voorwaarden van Ennatuurlijk naar het oordeel van de rechtbank dus geen grondslag biedt voor het in rekening brengen van een periodieke aansluitbijdrage, kan de vraag of het in dat artikel opgenomen beding moet worden aangemerkt als kernbeding en/of vernietigbaar is (waar partijen ook over twisten) bij gebrek aan relevantie in het midden worden gelaten. Bij het ontbreken van een contractuele grondslag kan ook in het midden worden gelaten de vraag of met betrekking tot de aansluitbijdrage sprake is van een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 lid 1 aanhef en onder c BW of van een krediettransactie als bedoeld in de wet zoals deze voor 25 mei 2011 gold.
7.3.5.
De rechtbank benadrukt dat zij in deze procedure geen antwoord geeft op de vraag of het Ennatuurlijk zou zijn toegestaan om de aansluitbijdrage deels periodiek als onderdeel van het vastrecht in rekening te brengen, ofwel: of de door Ennatuurlijk gehanteerde systematiek toelaatbaar zou zijn op grond van de relevante regelgeving. Aan beantwoording van die vraag komt de rechtbank niet toe, omdat wordt geoordeeld dat het in rekening brengen van de periodieke aansluitbijdrage niet is overeengekomen tussen partijen. De standpunten die Ennatuurlijk op dit punt heeft ingenomen kunnen onbesproken worden gelaten.
7.3.6.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat een contractuele rechtsgrond voor het in rekening brengen van een geïndexeerde en rentedragende periodieke aansluitbijdrage ontbreekt, is toetsing aan destijds nog niet geldende consumentenwetgeving niet van toepassing en van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel geen sprake. Ook deze betogen van Ennatuurlijk falen.
7.4.
De rechtbank komt vervolgens toe aan de beantwoording van de vraag of er een andere rechtsgrond is voor het periodiek in rekening brengen van een geïndexeerde en rentedragende aansluitbijdrage aan de bewoners. Ennatuurlijk beroept zich in dat kader op artikel 6:248 lid 1 BW en/of de artikelen 7:4 en 7:405 BW.
7.5.
Het beroep op 6:248 lid 1 BW gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Uit dit wetsartikel volgt dat een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen heeft, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank van oordeel is dat een verplichting tot het betalen van een periodieke aansluitbijdrage afwijkt van hetgeen in de Tariefadviezen over de aansluitbijdrage staat vermeld zodat niet gesteld kan worden dat de door Ennatuurlijk toegepaste wijze van tarifering voortvloeit uit de aard van de overeenkomst of de gewoonte. Omdat Ennatuurlijk ook niets over een periodieke aansluitbijdrage in de overgelegde contractstukken heeft vermeld, mochten de bewoners er mede op basis van de Tariefadviezen van uitgaan dat de (eenmalige) aansluitkosten bij de totstandkoming van een aansluiting integraal waren voldaan. De rechtbank ziet gelet daarop niet in waarom uit de eisen van redelijkheid en billijkheid zou voortvloeien dat de bewoners toch periodiek deze bijdrage dienen te voldoen. Dat het totale tarief volgens Ennatuurlijk redelijk is en Ennatuurlijk financieel nadeel lijdt indien zij de periodieke aansluitbijdrage niet meer in rekening kan brengen of zelfs terug moet betalen aan de bewoners, is onvoldoende voor een beroep op de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank is net als het gerechtshof in het Meerhoven-arrest namelijk van oordeel dat van Ennatuurlijk als professionele partij had mogen worden verwacht dat zij haar offertes en contractstukken op zodanige wijze zou inrichten dat deze voor de wederpartij niet voor misverstand vatbaar zouden zijn. Onduidelijkheden en omissies in de contractstukken dienen redelijkerwijs voor rekening van Ennatuurlijk te komen.
7.6.
De artikelen 7:4 en 7:405 BW hebben kort gezegd betrekking op de situatie waarin een prijs of loon verschuldigd is maar de hoogte ervan niet door partijen is bepaald. Deze artikelen missen toepassing in het onderhavige geschil. De kern van hetgeen hiervoor is overwogen is immers dat de bewoners niet geïnformeerd zijn over en niet bedacht hoefden te zijn op een verplichting tot periodieke betaling van een rentedragende en geïndexeerde aansluitbijdrage zodat
die verplichtinggeacht moet worden niet tussen partijen te zijn overeengekomen.
7.7.
De conclusie van het voorgaande is dat de primair door Reeshofverzet gevorderde verklaringen voor recht toewijsbaar zijn. Aan de beoordeling van de (meer) subsidiaire vorderingen komt de rechtbank daarom niet meer toe.
De overige vorderingen
7.8.
Reeshofverzet vordert verder een verklaring voor recht die - kort weergegeven - inhoudt dat Ennatuurlijk gehouden is haar tarifering in overeenstemming te brengen met de toepasselijke wet- en regelgeving en het nmda-beginsel en dat de rechtbank Ennatuurlijk daarbij verplicht niet langer een periodieke aansluitbijdrage in rekening te brengen die geïndexeerd en rentedragend is en verder om te bepalen dat Ennatuurlijk een restitutieplicht heeft in de zin van een vergoeding voor het reeds (ten onrechte) betaalde
op straffe van verbeurte van een dwangsom.
7.9.
Ennatuurlijk voert hiertegen aan dat het voor toewijzing van deze vordering noodzakelijk is duidelijkheid te hebben om wélke warmtegebruikers het nu gaat die Reeshofverzet stelt te vertegenwoordigen en ten behoeve van wie zij het betreffende gebod vordert. Dat is volgens Ennatuurlijk nu niet het geval. Het onder het mom van algemene belangenbehartiging vorderen van dergelijke geboden, zonder dat Reeshofverzet inzichtelijk kan maken op welke bewoners die betrekking zouden moeten hebben en ten aanzien van welke stadsverwarmingsgebruikers Ennatuurlijk haar wijze van factureren dan beweerdelijk zou moeten wijzigen, is te onbepaald om te kunnen worden toegewezen (Ennatuurlijk sloot met vele bewoners al vaststellingsovereenkomsten en heeft veel zelfbouwers naar eigen zeggen al gecompenseerd).
7.10.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt dit verweer van Ennatuurlijk. De gevorderde verklaring voor recht en het gebod zijn onvoldoende concreet geformuleerd en onderbouwd om toegewezen te kunnen worden. Uit de toewijzing door de rechtbank van de primaire vorderingen volgt reeds dat Ennatuurlijk zonder rechtsgrond een periodieke aansluitbijdrage bij de bewoners in rekening brengt of heeft gebracht. In aanvulling daarop heeft Reeshofverzet onvoldoende toegelicht waarom het door Ennatuurlijk gehanteerde (totale) tarief volgens haar ook in strijd is met het nmda-beginsel. Dit beginsel houdt in dat een zodanig tarief voor de geleverde warmte mag worden gevraagd dat het de warmteverbruiker gemiddeld niet meer kost dan bij gebruik van aardgas voor individuele centrale verwarming. Ennatuurlijk heeft gemotiveerd betwist dat haar tarifering in strijd is met het nmda-beginsel, en een duidelijke onderbouwing/vergelijking door Reeshofverzet op dit punt is vervolgens uitgebleven. Naar het oordeel van de rechtbank is daarnaast voor toewijzing van een gebod strekkende tot restitutie op straffe van verbeurte van een dwangsom een individuele beoordeling per bewoner nodig die in deze procedure niet kan worden gegeven. De vordering wordt daarom afgewezen.
7.11.
Reeshofverzet vordert tot slot een vergoeding van € 925,-- aan buitengerechtelijke kosten. Reeshofverzet legt daaraan ten grondslag dat zij werkzaamheden heeft verricht die vallen buiten de gebruikelijke werkzaamheden ter voorbereiding van deze procedure en instructie van de zaak. Reeshofverzet stelt dat partijen meermaals hebben gesproken over hun standpunten, dat hierover is gecorrespondeerd, dat zij diverse overleggen met haar achterban heeft gehad, dat er is gepoogd een minnelijke regeling te bereiken en dat er ook tussen de advocaten nog is gecorrespondeerd.
7.12.
Volgens Ennatuurlijk heeft Reeshofverzet niets gesteld omtrent de datum vanaf wanneer Ennatuurlijk in verzuim zou zijn, zodat de vordering ter zake van buitengerechtelijke incassokosten om die reden al afgewezen moet worden.
Subsidiair is ten aanzien van de vordering ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten volgens Ennatuurlijk niet voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 leden 2 onder c en 3 BW. De vordering - een verklaring voor recht - verhoudt zich volgens Ennatuurlijk daarnaast niet met een vordering wegens incassokosten, die vooral ziet op de werkzaamheden buiten rechte die niet in de proceskostenveroordeling besloten liggen.
Meer subsidiair geldt volgens Ennatuurlijk dat de handelingen van Reeshofverzet de inleiding voor deze procedure vormden, waarvoor in geval van een eventuele veroordeling de proceskostenveroordeling een vergoeding inhoudt.
7.13.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen uitgangpunt is dat verrichtingen voorafgaand aan het geding worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak (artikel 241 Rv). Voor afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten moet het gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
7.14.
De door Reeshofverzet gestelde en door Ennatuurlijk onvoldoende gemotiveerd betwiste buitengerechtelijke werkzaamheden voldoen naar het oordeel van de rechtbank aan dit vereiste. Anders dan Ennatuurlijk kennelijk betoogt kunnen ook voor andere verbintenissen dan geldvorderingen buiten rechte kosten worden gemaakt om te bewerkstelligen dat de schuldenaar, die is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis, alsnog zijn verbintenis nakomt zonder dat een gerechtelijke procedure gevoerd hoeft te worden. Reeshofverzet heeft in dit verband onweersproken gesteld dat zij heeft gecorrespondeerd met Ennatuurlijk over een mogelijke regeling, dat op 30 januari 2018 in dat kader een gesprek in het bijzijn van een deel van het bestuur van Reeshofverzet, de advocaten van beide partijen en een afgevaardigde van Ennatuurlijk heeft plaatsgevonden en dat zij vervolgens op 2 maart 2018 nog een drietal voorstellen heeft gedaan om tot een oplossing te komen. Op 12 april 2018 heeft Ennatuurlijk bericht dat zij van mening was dat partijen te ver uit elkaar zaten voor wat betreft een oplossing en dat zij het niet zinvol achtte verder met elkaar in gesprek te gaan. Deze laatste mededeling moet naar het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de aansluitbijdrage worden gekwalificeerd als een mededeling als bedoeld in artikel 6:83 sub c BW als gevolg waarvan het verzuim van rechtswege intreedt.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is naar het oordeel van de rechtbank redelijk afgezet tegen de omvang van deze werkzaamheden. De vordering wegens buitengerechtelijke kosten is op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW toewijsbaar.
7.15.
Ennatuurlijk zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Reeshofverzet worden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht 2.042,00
- salaris advocaat
956,00(2,0 punten × tarief € 478,00)
Totaal € 3.098,89
De nakosten zullen worden toegewezen op de hierna in het dictum aan te geven wijze.

8.De beslissing

De rechtbank
8.1.
verklaart voor recht dat Ennatuurlijk (dan wel haar rechtsvoorganger(s)) zonder rechtsgrond gedurende maximaal 30 jaar aan de bewoners van de Reeshof en andere gedeelten van Tilburg die een aansluiting hebben (gehad) op het warmtenet een jaarlijkse aansluitbijdrage in rekening brengt, zal brengen dan wel heeft gebracht,
8.2.
verklaart voor recht dat Ennatuurlijk (dan wel haar rechtsvoorganger(s)) zonder rechtsgrond aan bewoners van de Reeshof en andere gedeelten van Tilburg die een aansluiting hebben (gehad) op het warmtenet de aansluitbijdrage jaarlijks indexeert en hierover een rente berekent,
8.3.
veroordeelt Ennatuurlijk tot betaling aan Reeshofverzet van de buitengerechtelijke kosten begroot op een bedrag van € 925,00,
8.4.
veroordeelt Ennatuurlijk in de proceskosten, aan de zijde van Reeshofverzet tot op heden begroot op € 3.098,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
8.5.
veroordeelt Ennatuurlijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Ennatuurlijk niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
8.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen, mr. K.A. Maarschalkerweerd en mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.

Voetnoten

1.Vgl. Tariefadvies 2013, productie 11 bij dagvaarding
2.Productie 6 bij dagvaarding
3.Productie 8 bij dagvaarding
4.Productie 2 bij dagvaarding
5.Producties 28 en 29 bij conclusie van antwoord
6.Hoge Raad 28 april 2000, NJ 2000, 430
7.Vgl. Hoge Raad 26 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5756.
8.Vgl. Rb. Groningen 2 september 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:4185.
9.Productie 7 bij conclusie van antwoord
10.Producties 8 en 9 bij conclusie van antwoord
11.Productie 11 bij conclusie van antwoord
12.Productie 16 bij conclusie van antwoord