Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 mei 2022 in de zaken tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
de raad van de gemeente Laarbeek (verweerder)
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Volgens verweerder schrijft artikel 7:11 van de Awb niet voor dat een bestuursorgaan gelijktijdig beslist op alle bezwaren die zijn ingediend tegen een besluit. De uitspraak die eiseres noemt, gaat volgens verweerder niet over een vergelijkbare zaak. Verder is verweerder van mening dat eisers geen belanghebbende zijn bij de besluiten op andere bezwaarschriften.
De bezwaren van eisers zijn gericht tegen de beschikking tot vestiging van het voorkeursrecht op de twee percelen die zij in eigendom hebben. Het bezwaar van de derde waarop verweerder later heeft beslist, gaat over de vestiging van het voorkeursrecht op één of meer andere percelen. Het bezwaar van de derde betreft dus een ander object. Het besluit op het bezwaar van die derde heeft dan ook geen rechtsgevolgen voor het voorkeursrecht op de percelen van eisers. Verweerder was daarom niet verplicht om het bezwaar van die derde gelijktijdig met de bezwaren van eisers te beoordelen en beslissen.
Bevoegdheid verweerder om het voorkeursrecht te vestigen6. Eiseres voert aan dat verweerder niet bevoegd was om gebruik te maken van de vestigingsbevoegdheid. Verweerder is daartoe alleen bevoegd als hij ook bevoegd is om een ruimtelijk besluit te nemen over de latere planologische ontwikkeling waartoe het voorkeursrecht wordt gevestigd. Een kleinschalig windpark heeft een capaciteit van meer dan 5 megawatt (MW). Op grond van artikel 9e, eerste lid, van Elektriciteitswet 1998 [3] zijn provinciale staten het bevoegde gezag om een inpassingspan als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen voor windparken tussen de 5 en 100 MW. Ten tijde van de vestiging van het voorkeursrecht kon verweerder volgens eiseres niet met zekerheid stellen dat hij of het college van burgemeester en wethouders uiteindelijk bevoegd zou zijn een kleinschalig windpark planologisch mogelijk te maken.
Eiseres voert verder aan dat verweerder weliswaar wijst op het advies van de bezwaarcommissie, maar dat hij dat advies niet ten grondslag heeft gelegd aan het besluit op haar bezwaar.
De beroepsgrond slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet.
mogelijkeontwikkeling van een kleinschalig windpark, aldus eiseres.
.
mogelijkeontwikkeling van een kleinschalig windpark, staat dus niet in de weg aan de vestiging van een voorkeursrecht.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage – wettelijke regels
- een inpassingsplan verstaan: inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 onderscheidenlijk 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening;
Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder e, wordt onder vervreemder verstaan: eigenaar van een onroerende zaak of rechthebbende op een beperkt recht als bedoeld in onderdeel f die tot vervreemding wenst over te gaan, alsmede degene die bij ontbinding van een gemeenschap met de vereffening is belast en tot vervreemding wenst over te gaan.
Op grond van artikel 5, tweede lid, zijn artikel 3, tweede en derde lid, van de Wvg van toepassing.
.
Op grond van artikel 2.6.9, tweede lid, van het Barro, worden bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een radarverstoringsgebied voor een radarstation, geen bestemmingen opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar.
Het radarverstoringsgebied rondom de vliegbasis Volkel is verbeeld op bijlage 8.4 van de Rarro.
Op grond van artikel 2.6, zevende lid, kan de Minister van Defensie, waar nodig in overleg met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, in bijzondere omstandigheden afwijken van de in het eerste tot en met het zesde lid opgenomen regels.