Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“Ik ben alle dagen en nachten op het adres [adres] te [woonplaats] . Het klopt dat ik niet alleen sta ingeschreven op het adres. Mijn kleinzoon de heer [naam] , geboren op [geboortedatum] , staat sinds 10 maart 2021 op het adres ingeschreven. Mijn man is in januari 2021 overleden en mijn kleinzoon is vanaf het moment dat het slecht ging met mijn man tijdelijk bij ons komen wonen om te helpen met de zorg. Toen mijn man plotseling kwam te overlijden is besloten dat mijn kleinzoon hier vast kwam wonen. In die tijd hebben wij ook een Wlz-budget aangevraagd en krijgt mijn kleinzoon vanuit mijn PGB uitbetaald. Mijn kleinzoon woont hier alle dagen. Mijn kleinzoon heeft hier een eigen kamer.
De grote huishoudelijke taken worden gedaan door een stichting vanuit het zorgkantoor. De kleine huishoudelijke taken doet mijn kleinzoon. Ik zelf help niet met schoonmaken.
Het koken wordt gedaan door mijn kleinzoon en ik help hem soms met aardappelen schillen etc. Het komt niet voor dat ik zelf kook.
Mijn kleinzoon is mijn mantelzorger en gaat met mij mee naar afspraken. Ik heb begeleiding nodig om op die afspraken te komen. Mijn kleinzoon zorgt enkel voor mij stel hij wordt ziek dan zal zijn moeder mij komen verzorgen en zorgt mijn kleinzoon voor zichzelf. Gelukkig is hij nog nooit ziek geweest. Verder gaat mijn kleinzoon mee naar dokter afspraken en het kan ook voorkomen dat ik mijn dochter of zoon vraag om mee te gaan.
Ik heb een koopwoning en ik betaal zelf de hypotheek van de woning. Ik betaal zelf alle kosten en lasten van de woning. Mijn kleinzoon betaalt € 200,00 per maand aan mij voor de extra kosten die er gemaakt worden en voor het eten en drinken. Mijn kleinzoon betaalt verder zijn eigen extra boodschappen zoals voor zijn persoonlijke verzorging en rookwaren. Ik en mijn kleinzoon hebben geen gezamenlijke bankrekening, hebben elkaar niet gemachtigd om te beschikken over een bankrekening, geen gezamenlijke lening en wij hebben geen gezamenlijke verzekeringen. Het komt niet voor dat ik rekeningen van hem betaal, hij ontvangt immers een PGB-vergoeding voor mij. Wij hebben beiden zorgtoeslag wij zijn immers geen gezamenlijk huishouden.”.
Beslissing
,en mr. R. Grimbergen, leden, in aanwezigheid van H.J. Renders, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 19 mei 2022.