ECLI:NL:RBOBR:2022:1108
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
WOZ-waarde woning vastgesteld op basis van vergelijkingsmethode met onvoldoende onderbouwing door eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in Eindhoven. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 178.000 per waardepeildatum 1 januari 2019, terwijl de eiser een lagere waarde van € 160.000 bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woning van eiser en de vergelijkingsobjecten, en dat de toegepaste indexering inzichtelijk was onderbouwd. Eiser voerde aan dat een van de vergelijkingsobjecten beter gelegen was, maar de rechtbank concludeerde dat het effect hiervan op de grondwaarde beperkt was. Eiser had geen toetsbare gegevens overlegd ter onderbouwing van zijn bepleite waarde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat de heffingsambtenaar met het overgelegde taxatierapport en de bijbehorende matrix in zijn bewijslast was geslaagd. De uitspraak werd gedaan door rechter A.F. Vink, in aanwezigheid van griffier S.L. Burg.