Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 maart 2021 in de zaken tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- Op 9 december 2016 heeft verweerder een aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen voor de activiteiten bouwen en milieurelevante veranderingen van een inrichting. Het betreft de geitenhouderij op het adres [adres] . De activiteiten betreffen het uitbreiden van de inrichting met een stal voor 339 vrouwelijk jongvee, 200 opfokgeiten van 0 tot 60 dagen en 1.500 melkgeitenplaatsen met toepassing van stalsysteem BWL 2010.26 V3.
- Verweerder heeft op 4 april 2017 en 17 juli 2017 om nadere gegevens gevraagd. Eisers hebben op 31 mei 2017, 31 juli 2017 en 22 november 2017 nadere gegevens ingediend.
- Op 10 januari 2018 hebben eisers een aanmeldnotitie voor een m.e.r.-beoordeling ingediend die is aangevuld op 13 maart 2018.
- Op 16 mei 2017 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (Wm) en de Crisis- en herstelwet in verband met de uitvoering van Richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEU 2014, L 124) (implementatie herziening m.e.r.-richtlijn) in werking getreden. Op
- een mogelijk verband tussen longontsteking en de nabijheid van veehouderijen;
- een extra risico op verspreiding van fijn stof, geur en micro-organismen door de verdubbeling van het aantal geiten in een stal;
- de hoge geurbelasting in het gebied en de toename in de geurbelasting;
- de wijze van afdichting van de stallen met zeilen;
- de bijdrage van de geitenhouderij aan de cumulatie van endotoxinen-concentraties;
- het rapport “Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen”(VGO3 van 22 oktober 2018).
Beslissing
- verklaart de beroepen tegen bestreden besluit 1 en bestreden besluit 2 gegrond;
- vernietigt bestreden besluit 1 en bestreden besluit 2;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van beide vernietigde bestreden besluiten in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.068,00.