ECLI:NL:RBOBR:2021:753
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde waarde onroerende zaak en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een onroerende zaak, en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak voor het jaar 2019, die door verweerder was vastgesteld op € 765.000. Na het bezwaar heeft verweerder de waarde verlaagd naar € 763.000, maar eiser was van mening dat hij beroep moest instellen omdat hij vond dat verweerder eerder met een deugdelijke motivering had moeten komen. Tijdens de zitting op 9 februari 2021 verklaarde eiser dat hij de nader vastgestelde waarde niet langer betwistte, maar handhaafde zijn beroep voor wat betreft de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende inzicht had gegeven in de waardevaststelling en dat er geen redenen waren om verweerder in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.