ECLI:NL:RBOBR:2021:6657

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
01/880102-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring van verdachte voor ontucht en mensenhandel met minderjarige

Op 23 december 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht en mensenhandel met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1992, heeft in de periode van 25 mei 2019 tot en met 1 juli 2019 seksuele handelingen verricht met een destijds zestienjarige slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige heeft gefaciliteerd in prostitutiewerk en haar heeft aangemoedigd om seksuele handelingen te verrichten tegen betaling. De verdachte heeft de minderjarige ook vervoerd naar klanten en heeft prijsafspraken gemaakt voor de seksuele diensten die zij verleende. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De benadeelde partij, het slachtoffer, is niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de behandeling van die vordering te belastend zou zijn voor het strafgeding. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de bescherming van minderjarigen voorop staat en dat de verdachte verantwoordelijk is voor zijn handelen, ongeacht zijn veronderstelling dat het slachtoffer meerderjarig was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn revalidatie na een verkeersongeval en zijn lage recidiverisico.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880102-19
Datum uitspraak: 23 december 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [1992] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 november 2021 en 9 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 juni 2021.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 november 2021 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1.

hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 mei 2019 tot en met 29 juli 2019 te Valkenswaard en/of Uden, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [2002] ,
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten:
- het brengen en/of houden van zijn (verdachtes) penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of houden van zijn (verdachtes) vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het aanraken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of houden van zijn (verdachtes) penis in de mond van die [slachtoffer] ,

althans een of meer ontuchtige handelingen.

2.
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2019 tot en met 1 juli 2019 te Valkenswaard en/of Oss, althans in Nederland, een ander, genaamd [slachtoffer] (geboren [2002] ),
- heeft vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2), en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor (een) derde(n) tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt (sub 5);
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor (een) derde(n) tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt (sub 8),
waarbij voornoemd (onder sub 2) vervoeren en/of overbrengen heeft bestaan uit:
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij veel klanten en/of sugardaddy’s voor haar kan regelen en/of een klantenkring kan opbouwen en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat zij samen money en/of cash kunnen maken, althans geld kunnen verdienen en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat zij schoenen (van het merk Valentino) van hem, verdachte, krijgt, als zij tijd maakt voor een door hem, verdachte, uitgekozen klant en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij, verdachte, haar (extra) betaalt, wanneer zij seks heeft met een door hem, verdachte, uitgekozen / geregelde klant en/of
- het vervoeren van die [slachtoffer] naar (een) klant(en) voor het hebben van betaalde seks;
en/of waarbij voornoemde (onder sub 5) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het regelen van (een) klant(en) voor het hebben van een seksafspraak met die [slachtoffer] en/of
- het maken van (een) afspra(a)k(en) met de klant(en) over de door die [slachtoffer] te verrichten seksuele handelingen en/of
- het maken van prijsafspraken met (een) klant(en) voor de door die [slachtoffer] te verrichten seksuele handelingen en/of
- het in ontvangst nemen en/of bijhouden van het door die [slachtoffer] , met de seksafspra(a)k(en) verdiende geld en/of
- het vervoeren van die [slachtoffer] naar (een) klant(en) voor het hebben van betaalde seks;
en/of waarbij voornoemde (onder sub 8) ‘voordeel’ heeft bestaan uit:
- het in ontvangst nemen en/of bijhouden van het door die [slachtoffer] met de seksafspra(a)k(en) verdiende geld en/of
- het ontvangen van (een) geldbedrag(en) voor het regelen van de seksafspr(a)k(en) van die [slachtoffer] en/of
- het ontvangen van (een) geldbedrag(en) voor het vervoer van en/of naar seksafspra(a)ken van die [slachtoffer] en/of
- het niet hoeven betalen voor zijn eigen seksafspra(a)k(en) met die [slachtoffer] .

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 2 augustus 2019 vindt een prostitutiecontrole plaats naar aanleiding van de seksadvertentie op [website] van de, volgens die advertentie, 21-jarige [alias 1] . Door één van de verbalisanten wordt een afspraak met ‘ [alias 1] ’ gemaakt in een hotel in Eindhoven. ‘ [alias 1] ’ legitimeert zich bij de controle met een foto op haar telefoon van een paspoort. Later, na onderzoek in het politiesysteem, blijkt dat de politie met de minderjarige [slachtoffer] , verder te noemen [slachtoffer] , te maken had en dat zij een foto van het paspoort van haar meerderjarige zus heeft getoond bij de controle. Ten tijde van de prostitutiecontrole was [slachtoffer] 16 jaar.
Vervolgens is nader onderzoek verricht, met name aan de telefoon van [slachtoffer] . Uit dit onderzoek zijn in totaal 27 verdachten naar voren gekomen. [slachtoffer] heeft tegen deze verdachten geen aangifte willen doen, maar is wel meerdere malen gehoord over deze verdachten. Tijdens de verhoren heeft [slachtoffer] verklaard dat zij vrijwillig in de prostitutie werkt en dat zij eerst via [dating-app] in contact kwam met sommige klanten en sinds kort een advertentie heeft op [website] . Ook verklaarde zij dat zij verschillende werknamen heeft gebruikt, dat zij altijd tegen haar klanten via [dating-app] zei dat ze 18 of 19 jaar oud was en dat bij haar advertentie op [website] de leeftijd van 21 jaar stond vermeld. Uiteindelijk zijn er 21 verdachten vervolgd, onder wie verdachte.
Aan verdachte is – kort gezegd – onder feit 1 ten laste gelegd dat hij heeft betaald voor het plegen van ontuchtige handelingen met de minderjarige [slachtoffer] , bestaande uit het door verdachte vingeren en/of vaginaal en/of anaal penetreren van [slachtoffer] en/of het zich laten pijpen door [slachtoffer] in Valkenswaard en/of Uden in de periode van 25 mei 2019 tot en met 29 juli 2019.
Onder feit 2 wordt verdachte – kort gezegd – verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu geen betaling voor de seksuele handelingen heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging betoogd dat verdachte behulpzaam is geweest bij de door [slachtoffer] verrichte prostitutiewerkzaamheden maar dat hij haar niet hiertoe heeft gebracht, dat hij daar geen voordeel uit heeft getrokken en dat geen sprake is geweest van een uitbuitingssituatie. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd, aldus de verdediging.
De bewijsmiddelen. [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting [2] , onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik erken het verrichten van seksuele handelingen met [slachtoffer] in de periode van 25 mei 2019 tot en met 1 juli 2019 zoals ten laste is gelegd, met uitzondering van het hebben van anale seks.. De eerste
cardatemet [slachtoffer] was op 26 mei 2019 en ik heb toen seksuele handelingen met haar verricht. In de afspraken daarna heb ik één keer seks gehad met [slachtoffer] , waarbij de seksuele handeling bestond uit vaginale penetratie. Ook heb ik haar bij andere afspraken gevingerd en heeft zij mij gepijpt. De tweede en derde seksdate heeft plaatsgevonden in ruil voor cadeaus. Ik heb [slachtoffer] betaald met cadeaus voor het verrichten van seksuele handelingen. Nadat ik haar op 1 juli 2019 naar een klant heb gebracht, heb ik geen seks meer met haar gehad.
Ik ben de chauffeur van [slachtoffer] geweest. Ik heb haar naar één klant vervoerd. Ik heb [slachtoffer] cadeautjes gegeven, waaronder schoenen ter waarde van € 545,-, lingeriesetjes en een tasje. Ik noemde mijzelf sugardaddy. Sugardaddy betekent dat je in ruil voor cadeautjes seksuele handelingen verricht. Ik wilde ook andere sugardaddy’s voor haar regelen. Ik heb een seksafspraak voor [slachtoffer] gemaakt met een derde.
Proces-verbaal (ZD/PD) van verhoor getuige [slachtoffer] (geboortedatum: [2002] ) (p. 136 – 141). Voor zover inhoudende:
[p. 138] - Dat zijn de Valentino schoenen die ik van [verdachte] had gekregen.
[p. 139] - Hij vroeg mij wel vaak om mijn tijd en vroeg dan of hij daar dan voor moest betalen. Dat hoefde hij niet maar als ik iets wilde dan kreeg ik dat wel van hem. (…) Ik heb een keer schoenen en een tasje van Valentino gevraagd en kreeg ze ook van hem. (…)
Welke seksuele handelingen hebben er met deze persoon daadwerkelijk plaatsgevonden?
- Ik heb seks met hem gehad, ik heb hem gepijpt en hij heeft mij gevingerd.
In het contact met deze persoon noemt deze persoon zichzelf een Sugardaddy. Wat kan je daarover verklaren?
Het was in de zin dat hij mij niet wilde betalen en gaf mij liever een cadeau.
Proces-verbaal (ZD/PD) van verhoor getuige [slachtoffer] (geboortedatum: [2002] ) (p. 143 – 146). Voor zover inhoudende:
[p. 144] V: Heeft hij ook klanten geregeld voor jou?
A: Ja, hij heeft mij een keer in contact gebracht met zijn vriend en die vriend wilde wel seks met mij tegen betaling. (…) Hij zei toen tegen mij dat hij een vriend had die op zoek was naar een escort dame.
V: Hoe ben je dan bij die vriend gekomen?
A: [verdachte] heeft mij naar hem toegebracht.
[p. 145] V: Hoe ging dat dan?
A: Dat was in Oss. (…) Hij bracht mij daar naartoe en toen ging hij weg (…). Hij had tegen die vriend van hem gezegd dat het een afspraak was voor een uur.
V: Welke geldafspraken zijn er gemaakt?
A: Ik denk dat ik ongeveer 120 euro heb gekregen. [verdachte] en zijn vriend hadden die afspraak gemaakt. Die vriend wilde geen 150 euro betalen. Ik weet dat [verdachte] ook een deel heeft gekregen, maar ik weet niet meer hoeveel. Die vriend gaf het geld aan [verdachte] en ik heb later van [verdachte] mijn deel gekregen. [verdachte] is mee naar binnen gegaan en heeft eerst zijn vriend gegroet en toen werd er betaald.
V. En toen?
A: Toen heb ik seks met die vriend gehad en is [verdachte] terug gekomen. (…)
Proces-verbaal (ZD/PD) van verhoor verdachte (p. 205 – 213). Voor zover inhoudende:
[p. 210] Ik heb tegen [betrokkene] verteld wat hij ervoor moest betalen. Ja de afspraak was voor 150,- EURO.
Proces-verbaal (ZD/PD) van bevindingen onderzoek identiteit (p. 21). Voor zover inhoudende:
Tijdens de controle had betrokkene opgegeven te zijn: [alias 2] ( [alias 2] ). (…) Omdat dit niet leek te kloppen heb ik, [verbalisant] verder gezocht naar de familie relaties van [alias 2] en zag ik dat zij een zusje had genaamd [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) geboren [2002] te [geboorteplaats 2] . Vervolgens heb ik op de beschikbare foto geklikt en zag ik dat de foto sterk overeenkwam met de persoon die wij tijdens de controle gesproken hadden.
Voorts verklaarde zij dat wij waarschijnlijk op zoek waren naar haar zestienjarige dochter [slachtoffer] . Ter verificatie vroegen wij wat haar dochter [slachtoffer] bij vertrek uit de woning aanhad. Haar moeder verklaarde dat zij gekleed was in een rood jurkje met daar overheen een beige jas. Deze kleding kwam overeen met de kleding die wij bij betrokkene tijdens de prostitutie controle hadden gezien.
Proces-verbaal van bevindingen (ZD/PD) (p. 47 – 63). Voor zover inhoudende:
[p. 50] Afspraak 1
Uit onderstaande berichten blijkt dat [slachtoffer] is opgehaald door [verdachte] op de Kruisstraat. Het is gezien de inhoud van de berichten aannemelijk dat zij een cardate hebben gehad in Valkenswaard waarvoor [slachtoffer] 100 euro vroeg. Deze cardate vond plaats tussen 26 mei 2019 23:49 en 27 mei 2019, 01:54.
Tijdstip:
[telefoonnummer 1]
[verdachte]
Tijdstip:
[telefoonnummer 2]
[slachtoffer]
26-5-2019
21:11:18
Ik durf geen bedrag te noeme haha
26-5-2019
21:30:00
100
26-5-2019
22:58:38
Jaa oke waar moet ik heen kome
26-5-2019
22:59:33
Kruisstraat
26-5-2019
23:00:37
Oke waar gaan we vanaf daar heen
26-5-2019
23:00:46
26-5-2019
23:37:30
Valkenswaard
Waar ben je nu
26-5-2019
23:38:01
Zijstraatje van kruisstraat
27-5-2019
01:54:55
Hee dankjewel voor je tijd van net xx
[p. 51] Afspraak 2
Gezien de inhoud van onderstaande berichten is het aannemelijk dat [slachtoffer] op 31 mei 2019 opnieuw op de Kruisstraat is opgehaald door [verdachte] . (…) [slachtoffer] zegt dat haar kut pijn doet (…).
Tijdstip:
[telefoonnummer 1]
[verdachte]
Tijdstip:
[telefoonnummer 2]
[slachtoffer]
30-5-2019
23:49:47
31-5-2019
00:31:56
Ik laat me zo afzetten in kruisstraat
Waar sta je
31-5-2019
00:32:03
Zelfde plek
31-5-2019
02:01:06
Mijn kut doet pijn
31-5-2019
02:10:25
1ste keer moet bijkome. Wilt dus niet meee van dit?
[p. 52] Afspraak 3
Gezien de inhoud van onderstaande berichten is het aannemelijk dat [verdachte] en [slachtoffer] een seksafspraak hebben gehad op 5 juni 2019 tussen. 14:41 uur en 16:01 uur in Uden.
Tijdstip:
[telefoonnummer 1]
[verdachte]
Tijdstip:
[telefoonnummer 2]
[slachtoffer]
05-06-2019
13:51:13
(…) waar moet ik je dalijk weer afzette. Uden station?
05-06-2019
16:01:26
Dankjewel voor je tijd
[p. 56] Zakenpartner
Op 30 mei 2019 biedt [verdachte] aan dat hij 1 of 2 sugardaddy's kan regelen.
Op 9 juni 2019 zegt [verdachte] ook een sugardaddy te kunnen regelen. [slachtoffer] vraagt hoeveel dat opbrengt.
(…) Op 13 juni 2019 geeft [verdachte] aan klanten voor haar te kunnen regelen, [slachtoffer] kan dan 600 tot 1000 euro per dag verdienen. Nadat [slachtoffer] zegt dat zij dat wel wil, appt [verdachte] dat gaan doen.
Op 15 juni 2019 vraagt [verdachte] of hij [slachtoffer] nog moet betalen voor de seks als hij klanten regelt. (…)
Op 22 juni belooft [verdachte] schoenen van het merk Valentino schoenen ter waarde van 550 euro aan [slachtoffer] als zij een klant ontvangt die hij regelt.
Tijdstip:
[telefoonnummer 1]
[verdachte]
Tijdstip:
[telefoonnummer 2]
[slachtoffer]
30-05-2019
16:36:37
Fix ik wel 1 a 2 meer sugardaddys
09-06-2019
13:54:17
Hoeveel? Misschien fix ik wel 1malig extra sugar daddy voor meer
09-6-2019
15:05:32
Als het me een mooi bedragje oplevert
09-06-2019
15:35:36
Normaal 100 en anders 300
[p. 57]
11-6-2019
13:20:49
En we hebbe allebei oog voor money make
11-6-2019
14:11:04
Wat zijnnde doelen
11-6-2019
14:11:33
Cash maken, the goodshit hale wat je verlang en als bonus misschien de behoeftes
13-6-2019
20:01:00
Hoe wil je helpen
13-06-2019
20:01:54
Klantjes regelen, of je voor mezelf kope
15-6-2019
23:20:05
Moet ik je nog steeds geve als ik klante regel
22-06-2019
11:53:42
22-06-2019
11:55:31
Deze (opmerking verbalisant: Velentino schoenen van 550 euro) die krijg je van mij strakkies gewoon
Maaar daarvoor moet je 1x 2/3 uurtjes tijd make voor een klant die ik uitkies
[p. 59] Afspraak met klant geregeld door [verdachte] gevolgd door mogelijke seksafspraak tussen [verdachte] en [slachtoffer] .
Gezien de inhoud van onderstaande berichten is het aannemelijk dat [verdachte] een klant heeft geregeld voor [slachtoffer] . [verdachte] geeft op 30 juni 2019 aan dat [slachtoffer] om 18.30 uur op de Kruisstraat door de klant wordt opgehaald. Tevens geeft [verdachte] aan dat deze afspraak plaatsvindt in de woning van de klant en dat hij op [slachtoffer] gaat letten. (…) Nadat [slachtoffer] om 21:53 uur appt dat de klant nog geld moet geven, antwoord [verdachte] dat de klant hem geld geeft en dat [verdachte] het aan haar geeft.
Tijdstip:
[telefoonnummer 1]
[verdachte]
Tijdstip:
[telefoonnummer 2][slachtoffer]
25-6-2019
14:26:55
25-6-2019
16:28:10
25-6-2019
16:28:19
Hoelang blijf je en hoe graag wil je het hem leuk make Minimaal 3 4 uurtje
Hij zet je ook weer af als t moet
25-6-2019
19:37:37
25-6-2019
19:37:44
Voor een keer 200 en mocht het niet leuk valle dan
Krijgje van mij nog 100 150 extra
[p. 60]
30-6-2019
16:26:35
Oke kom je rond half 7 - 7 same ophale met hem & als je WILT zet ik je erna alleen af
30-6-2019
17:29:51
30-6-2019
17:29:57
Oke kruisstraat half 7 is die daar
Ik zet je zelf weer af
30-6-2019
17:40:14
30-6-2019
17:41:19
200 en alles erboven krijg je van mij dus is het saai en niet leuk krijg je extra vn mij (200 s wat je vn m krijgt) zie dit als een begin voor zijn
klantekring
30-6-2019
18:03:58
Ik let wel op je en laat echt nie ‘zomaar iemand’ langs
Proces-verbaal van bevindingen (ZD/PD) (p. 67 - 79). Voor zover inhoudende:
[p. 73]
[verdachte]
Wil je 100 euro wil je zwarte valentino, wil je die lingerie setjes. Je weet wat je moet doen
4-6-2019 20:34:10
[verdachte]
Wauw dat is nog is werke voor je doele. Die schoene wil je wel heel graag
16-6-2019 16:28:14
[verdachte]
Dacht ipv cash
Krijg je wel schoenen
16-6-2019 19:13:31
16-6-2019 19:13:36
Het oordeel van de rechtbank.
Overweging ten aanzien van feit 1:
Naar aanleiding van de prostitutiecontrole en het onderzoek aan de telefoon van [slachtoffer] is nader onderzoek naar verdachte verricht. Uit de chats en verklaring van [slachtoffer] blijkt dat zij voor het eerst op 26 mei 2019 een seksafspraak heeft met verdachte. Daarna volgen meerdere seksafspraken. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij seks heeft gehad
[de rechtbank begrijpt: vaginale penetratie]met verdachte, dat zij hem heeft gepijpt en dat hij haar heeft gevingerd. Verdachte noemde zichzelf een sugardaddy en gaf haar cadeaus in plaats van geld.
Verdachte legt ten aanzien van hetgeen onder feit 1 ten laste is gelegd een bekennende verklaring af met uitzondering van het hebben van anale seks met [slachtoffer] . Hij erkent eveneens dat hij [slachtoffer] heeft betaald voor het verrichten van de seksuele diensten met cadeaus in plaats van met geld, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank ook volgt uit de chatberichten. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat verdachte niet zou hebben betaald voor seksuele handelingen, omdat, zo begrijpt de rechtbank het standpunt van de verdediging, het geven van de cadeaus niet rechtstreeks in ruil was voor die seksuele handelingen. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij in ieder geval na 1 juli 2019 geen seksuele handelingen meer met [slachtoffer] heeft verricht, aangezien hij haar toen naar een door hem geregelde klant heeft gebracht.
De rechtbank gaat voor wat betreft de bewezenverklaring van de ten laste gelegde periode uit van de verklaring die verdachte hierover heeft afgelegd, nu die wordt ondersteund door de bewijsmiddelen. Ten aanzien van het hebben van anale seks met [slachtoffer] is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van dat onderdeel. De rechtbank spreekt verdachte dan ook (partieel) vrij van het hebben van anale seks met [slachtoffer] .
Conclusie ten aanzien van feit 1:
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte hetgeen onder feit 1 ten laste is gelegd, voor zover hierna bewezen is verklaard, heeft begaan.
Overweging ten aanzien van feit 2:
Uit het onderzoek naar de telefoon van [slachtoffer] is eveneens de verdenking ontstaan dat verdachte zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren en/of overbrengen van [slachtoffer] met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting, dat hij haar ertoe heeft gebracht dat zij zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen tegen betaling met een derde, dan wel dat hij enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of moest vermoeden dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen en dat verdachte daaruit voordeel heeft getrokken.
Sub 2: vervoeren en/of overbrengen met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer] , terwijl zij de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt
Onder het eerste gedachtestreepje van feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd – kort gezegd – dat hij [slachtoffer] heeft vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk van uitbuiting, terwijl zij de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. Dit onderdeel van de tenlastelegging ziet op het in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) strafbaar gestelde. Voor een bewezenverklaring daarvan is vereist dat sprake is geweest van het
oogmerkvan uitbuiting.
Of sprake is van uitbuiting is niet in algemene termen te beantwoorden, maar sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de werkzaamheden, de beperkingen die zij voor betrokkene meebrachten en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte werd behaald. Daarbij geldt dat in het geval van een minderjarige de beoordeling van deze en andere factoren anders kan uitvallen dan in het geval het slachtoffer meerderjarig is.
In deze zaak heeft verdachte op één dag, te weten 1 juli 2019, [slachtoffer] in zijn auto vervoerd naar een klant die hij voor haar had geregeld en met wie hij prijsafspraken had gemaakt. Hij haalde haar op, bracht haar naar de klant en bracht haar daarna weer thuis. Andere taken of werkzaamheden had hij niet. Voor zijn (chauffeurs)werkzaamheden ontving hij van [slachtoffer] geen vergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat de uitbuiting in deze zaak, anders dan in veel andere mensenhandelzaken, enkel heeft bestaan uit handelen dat kan worden aangemerkt als het een minderjarige brengen tot prostitutie (onder 5). Van dwang of andere beperkingen voor [slachtoffer] was geen sprake. Verder ziet de rechtbank geen aanwijzingen voor uitbuiting in financieel opzicht, bijvoorbeeld door onevenredige bedragen te incasseren voor het vervoeren van [slachtoffer] . Verdachte heeft verklaard dat hij graag een relatie met [slachtoffer] wilde en om deze reden mee wilde gaan in haar wens om sugardaddy’s te hebben. Verdachte regelde vervolgens de klant voor haar. Hij heeft hier geen vergoeding voor gevraagd, maar deed het omdat hij haar wilde ‘helpen’. Bovendien vonden de werkzaamheden die [slachtoffer] verrichtte en waarbij verdachte betrokken was, op slechts één dag plaats.
Dat de uitbuiting in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank enkel heeft bestaan uit het brengen van een minderjarige tot prostitutie, brengt met zich dat die minderjarige leeftijd voor het bestaan van uitbuiting doorslaggevend is geweest. Anders gezegd: als [slachtoffer] niet minderjarig was geweest, zou er in dit geval geen sprake zijn geweest van uitbuiting.
Naast de uitbuiting als zodanig dient ook het oogmerk op die uitbuiting bewezen te worden verklaard. Volgens bestendige rechtspraak is voor een bewezenverklaring van oogmerk voorwaardelijk opzet ontoereikend. Er moet sprake zijn van sterk opzet in de zin van wetenschap of noodzakelijkheidsbewustzijn. Vertaald naar deze zaak betekent dat, dat het handelen van verdachte gericht moet zijn geweest op uitbuiting. Bij de beoordeling van de vraag of het handelen van verdachte gericht was op uitbuiting, is de omstandigheid dat de minderjarige leeftijd doorslaggevend is voor het aannemen van die uitbuitingssituatie essentieel.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte het oogmerk had van uitbuiting, aangezien hij niet wist en er ook geen rekening mee hield dat [slachtoffer] minderjarig was. Dat de leeftijd is geobjectiveerd en dat verdachte rekening had behoren te houden met haar minderjarige leeftijd of die leeftijd had behoren te controleren, maakt dat oordeel niet anders omdat daarmee nog niet het bewijs is geleverd van de sterke opzetvariant
oogmerkvan uitbuiting. Zij spreekt de verdachte daarom (partieel) vrij van het onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde.
Sub 5: [slachtoffer] ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van [slachtoffer] enige handeling ondernemen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl zij de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt
Aan de verdachte is onder het tweede gedachtestreepje van feit 2 ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de strafbare gedragingen zoals neergelegd in artikel 273f, lid 1, sub 5, Sr. De strekking van deze strafbaarstelling ziet op de bescherming van minderjarigen. Om die reden ontbreekt daarin ook de eis van het uitoefenen van dwang, welke eis wel wordt gesteld in artikel 273f, lid 1, sub 4, Sr en beperkt het zich, voor zover hier relevant, tot, kort gezegd, het ertoe brengen van een minderjarige zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, alsmede tot het ondernemen van handelingen waardoor een minderjarige daartoe overgaat.
De minderjarigheid in artikel 273f, lid 1, sub 5, Sr vormt een geobjectiveerd bestanddeel. Dat betekent dat kan worden volstaan met een vaststelling van het gegeven dat sprake was van minderjarigheid ten tijde van het ten laste gelegde.
Uit vaste rechtspraak (arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1174) blijkt dat de omstandigheid dat de minderjarige zich reeds met prostitutiewerk bezighield voordat zij met verdachte in contact kwam en dat verdachte op haar verzoek slechts faciliterende activiteiten heeft verricht, niet aan een bewezenverklaring in de weg staat.
Uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte, blijkt dat verdachte geprobeerd heeft klanten te regelen voor [slachtoffer] en dat hij uiteindelijk ook een klant voor haar heeft geregeld. Vervolgens heeft hij [slachtoffer] vervoerd naar deze seksafspraak. Ook blijkt uit de chatgesprekken dat verdachte prijsafspraken voor het verrichten van de seksuele handelingen heeft gemaakt met de klant die hij voor [slachtoffer] heeft geregeld.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard dat verdachte [slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling dan wel dat hij enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl [slachtoffer] nog niet meerderjarig was. Het verweer van de raadsvrouwe ten aanzien van hetgeen onder feit 2 als het tweede gedachtestreepje ten laste is gelegd, wordt dan ook verworpen.
Sub 8: opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van [slachtoffer] met een derde tegen betaling
Dit onderdeel van artikel 273f Sr betreft eveneens minderjarigen. Om deze reden is (de wetenschap omtrent) dwang of uitbuiting niet vereist om te kunnen komen tot een bewezenverklaring. Het voordeel trekken uit de seksuele handelingen die worden verricht door de minderjarige tegen betaling met (een) derde(n) is strafbaar.
Uit het dossier en verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank en in lijn met hetgeen de verdediging heeft betoogd niet gebleken dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de door [slachtoffer] verrichte seksuele handelingen met een derde. De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de verklaring die [slachtoffer] op 19 april 2021 ten overstaan van de rechter-commissaris daarover heeft afgelegd, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt om te komen tot een bewezenverklaring. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van dit ten laste gelegde onderdeel.
Conclusie ten aanzien van feit 2:
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte hetgeen onder het tweede gedachtestreepje ten laste is gelegd, voor zover hierna bewezen is verklaard, heeft begaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op tijdstippen in de periode van 25 mei 2019 tot en met 1 juli 2019 te Valkenswaard en Uden, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [2002] ,
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten:
- het brengen en houden van zijn (verdachtes) penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen en houden van zijn (verdachtes) vingers in de vagina van die [slachtoffer] en het aanraken en betasten van de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen en houden van zijn (verdachtes) penis in de mond van die [slachtoffer] .
2.
in de periode van 30 mei 2019 tot en met 1 juli 2019 in Nederland, een ander, genaamd [slachtoffer] (geboren [2002] ),
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor (een) derde(n) tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt (sub 5);
waarbij voornoemde onder sub 5 heeft bestaan uit:
- het regelen van een klanten voor het hebben van een seksafspraak met die [slachtoffer] en
- het maken van prijsafspraken met (een) klant(en) voor de door die [slachtoffer] te verrichten seksuele handelingen en
- het vervoeren van die [slachtoffer] naar een klant voor het hebben van betaalde seks.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 25 mei 2019 tot en met 1 juli 2019 schuldig gemaakt aan betaald seksueel contact met een minderjarig meisje dat op dat moment (ruim) 16 jaar oud was. Dat is strafbaar gesteld in artikel 248b Sr. Daarnaast heeft verdachte zich in de periode van 30 mei 2019 tot en met 1 juli 2019 schuldig gemaakt aan – kort gezegd – mensenhandel van de destijds zestienjarige [slachtoffer] .
Het handelen van verdachte ten aanzien van feit 2 draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan het faciliteren en bevorderen van prostitutiewerk door een minderjarige en het in stand houden van een verwerpelijke vorm van seksuele commercie. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer] .
Minderjarigen moeten immers kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Blootstelling aan prostitutie op minderjarige leeftijd past daar niet bij. De wetgever heeft hen op seksueel gebied willen beschermen tegen oudere, verder ontwikkelde personen. Daarom is het plegen van seksuele handelingen tegen betaling met personen beneden de 18 jaren strafbaar, ook wanneer dit met wederzijdse instemming gebeurt. Minderjarigen bevinden zich immers in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven en moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of in onvoldoende mate in staat te zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Verdachte heeft ten aanzien van feit 1 vooral zijn eigen seksuele lusten vooropgesteld in plaats van zich ervan te vergewissen dat hij niet te maken had met een minderjarige. Hij, en hij alleen, is daarvoor verantwoordelijk en ook voor de gevolgen van het nalaten daarvan. Niet het slachtoffer. De bescherming van de minderjarige is immers het uitgangspunt. Zijn handelen is strafbaar, verdachte is strafbaar en hij verdient daarvoor straf.
Aan het vorenstaande doet echter niet af dat het feit van artikel 248b Sr zich in vele varianten en gedaanten van feitelijke situaties kan voordoen en dat dat van invloed is op de strafmaat. In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat hoe jonger het slachtoffer is, des te strafwaardiger het betaalde seksuele contact is. Dat geldt ook voor de situatie waarin degene die het betaalde seksuele contact had (verder te noemen: de klant) bewust op zoek is gegaan naar een minderjarige. Ook de klant die op enig moment wel in de gaten had of had moeten hebben dat er iets niet in de haak is en het mogelijk om een minderjarige gaat, handelt strafwaardiger dan degene die oprecht niets door had. Het spreekt voor zich dat de klant die weet dat ten aanzien van deze minderjarige sprake is van een uitbuitingssituatie, zich bevindt aan de uiterste rand van het strafmaatspectrum.
In deze strafzaak is het slachtoffer met verdachte in contact gekomen via [dating-app] , een datingapp voor volwassenen. Op haar profiel stond vermeld dat ze meerderjarig was en dat ze op zoek was naar een sugardaddy. De inhoud van het [profiel] van [slachtoffer] behoefde op zichzelf bij verdachte geen argwaan te wekken over de werkelijke leeftijd van het latere slachtoffer of over een eventuele uitbuitingssituatie.
Uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte ervan uit ging dat [slachtoffer] 18 jaar was. Ook is verder geenszins aannemelijk geworden dat verdachte, die destijds 26 jaar oud was, op zoek is geweest naar betaalde seks met een minderjarige.
Behalve haar jeugdige leeftijd, waren er geen bijzondere situationele omstandigheden op grond waarvan hij gealarmeerd had moeten zijn dat hij mogelijk te maken had met een minderjarige. Haar uiterlijk en haar optreden gaven daartoe kennelijk op het eerste gezicht geen aanleiding. Ook het prostitutie-controleteam werd in eerste instantie door het slachtoffer misleid omtrent haar werkelijk leeftijd. Anders dan door de officier van justitie is betoogd, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank evenmin uit bepaald woordgebruik in de Whatsappberichten die zich in het dossier van verdachte bevinden hoeven af te leiden dat hij te maken had met een minderjarige. Dit woordgebruik was net zo goed passend voor een jongmeerderjarige of kon als zodanig door de verdachte ook anders worden uitgelegd
Volgens verdachte kwam zij evenmin in haar handelen over als een minderjarige en was nergens uit af te leiden dat zij dit werk liever niet deed. Het slachtoffer heeft steeds bij de politie verklaard dat zij zichzelf niet als slachtoffer ziet en ook dat zij geen aangifte wilde doen. Zij ‘koos’ naar eigen zeggen voor het hebben van betaalde seks vanwege de inkomsten, maakte autonoom en zelfstandig afspraken met klanten zonder bemoeienis van een ander en werd door niemand gedwongen. Zij maakt in de gesprekken met de politie en ook in de app-gesprekken met klanten naar het oordeel van de rechtbank een stevige en weerbare indruk.
Specifiek ten aanzien van verdachte heeft [slachtoffer] verklaard dat het klikte met hem, dat ze elkaar echt leuk vonden, dat hij een vaste relatie met haar wilde maar dat zij hem iets te volwassen voor haar vond. Ze gaf aan dat ze er vooral moeite mee heeft als verdachte door haar verklaring in de problemen komt omdat zij hem een lieve jongen vindt.
Zoals hiervoor overwogen neemt vorenstaande niet weg dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit door – naar achteraf bleek – tegen betaling seks met een minderjarige te hebben en draagt hij daarvoor de verantwoordelijkheid. Dat er geen alarmbellen rinkelden staat immers los van de eerdergenoemde vergewisplicht in de niet-vergunde seksindustrie.
Ten aanzien van de strafmodaliteit, overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 22b Sr mag in geval van veroordeling voor jeugdprostitutie geen taakstraf worden opgelegd, tenzij daarnaast ook een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd. Hetzelfde geldt ten aanzien van artikel 273f Sr nu dit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren of meer is gesteld en sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] .
Het openbaar ministerie heeft ter zitting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist van 10 maanden, onder meer omdat van een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf een generaal preventieve werking vanuit zou gaan. Een taakstraf zou toekomstige klanten van jeugdprostitutie onvoldoende afschrikken.
De rechtbank heeft oog voor de schrijnende situaties in de (jeugd)prostitutie alsook het belang om het (voort)bestaan van jeugdprostitutie in de kiem te smoren. De dreiging van lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor toekomstige potentiële klanten zou mogelijk daarbij behulpzaam zijn. Een te bereiken strafdoel – zoals hier generale afschrikking – dient evenwel altijd in verhouding te staan tot (de ernst van) het verwijt dat een verdachte in een concrete zaak kan worden gemaakt. Het zou in strijd met het beginsel van een proportionele straftoemeting zijn om het te bereiken strafdoel over de rug van de concrete verdachte te dienen. De rechtbank acht het van belang te herhalen dat de beweegreden van verdachte niet was om betaalde seks te hebben met een minderjarige, maar dat hij pas achteraf, toen de politie hem dat vertelde, heeft ontdekt dat het slachtoffer minderjarig was.
Daarnaast mag ook niet uit het oog worden verloren dat van de media-aandacht die deze zaak heeft gekregen op zichzelf genomen al een generaal preventieve werking uitgaat. De media hebben voor en tijdens de zitting veelvuldig en uitgebreid verslag gedaan van deze zaak. Potentiële klanten die op zoek gaan naar jonge (niet minderjarige) prostituees en klanten die zich begeven in het niet-vergunde circuit, zullen zich bij kennisname van dit nieuws ongetwijfeld realiseren dat ook zij in een dergelijke situatie terecht kunnen komen en dan terecht zullen moeten staan op een openbare terechtzitting, met het risico van forse straffen, herkenning en het maatschappelijk stigma dat gepaard gaat met een veroordeling voor een zedendelict als hier aan de orde.
De veroordeelden in dit onderzoek zullen niet alleen te maken hebben met de strafrechtelijke gevolgen van hun strafbaar handelen. Naast relationele gevolgen, lopen velen een gerede kans hun baan te verliezen omdat hen in veel gevallen een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) zal worden geweigerd. Het spreekt voor zich dat het verlies van een baan en inkomen zeer ingrijpend is en een zware wissel op de toekomst trekt. Kortom, de kans is aanzienlijk dat nog los van de uitkomst van deze strafzaak, de consequenties fors zullen zijn. Dat geldt ook voor verdachte in deze zaak. Verdachte is momenteel revaliderende van een zwaar verkeersongeval en ook is hij onder behandeling bij een psycholoog. Die behandeling zal nog geruime tijd in beslag nemen en oplegging van een forse gevangenisstraf zal beide processen doorkruisen wat nadelige gevolgen voor verdachte zal hebben.
Verdachte heeft inmiddels terechtgestaan op de openbare terechtzitting. Deze zitting hing ruim anderhalf jaar boven zijn hoofd nu het een zaak uit 2019 betreft. Verdachte heeft verantwoording afgelegd over zijn handelen en daarmee verantwoordelijkheid getoond. Voorts heeft hij spijt betuigd. Betreffende de persoon van verdachte is verder gebleken dat hij niet beschikt over een relevante justitiële documentatie en dat de reclassering het recidiverisico inschat als laag.
De rechtbank zal ten aanzien van feit 1, alles afwegende, in lijn met het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in de Valkenburgse zedenzaak bij de strafoplegging het accent leggen op een taakstraf en daarnaast – gelet op het taakstrafverbod – een gevangenisstraf opleggen van één dag. Met betrekking tot feit 2 heeft de rechtbank verdachte vrijgesproken van het oogmerk van uitbuiting en ook van voordeel trekken uit de door [slachtoffer] verrichte seksuele handelingen met een derde. De rechtbank zal gelet op het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit feit heeft plaatsgevonden, een lange voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf opleggen. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank recht gedaan aan zowel het verwijt dat verdachte in deze concrete zaak wordt gemaakt alsmede de consequenties die een veroordeling voor hem zullen hebben. Een substantiële gevangenisstraf daarbovenop zou in het licht van de andere na te streven strafdoelen – vergelding en speciale preventie – een te zware strafmodaliteit zijn.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Inleiding
De rechtbank heeft bij de strafmotivering uitgebreid aandacht besteed aan de strafwaardigheid van het handelen van verdachte. Zoals de wetgever voor ogen heeft gehad, dient de minderjarige beschermd te worden en is het verdachte als meerderjarige die verkeerd heeft gehandeld. De rechtbank benadrukt dit omdat de beoordeling van de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer] een juridische beoordeling is met een civielrechtelijk karakter. Aan de orde is de vraag of het strafrechtelijk handelen van verdachte kan leiden tot een aanspraak van [slachtoffer] op immateriële schadevergoeding. Daarbij dient de rechtbank de vordering te beoordelen naar de regels van het burgerlijk recht, waarbij onder meer de onderbouwing van een vordering en de betwisting door de verdediging een rol spelen.
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Zij heeft in onderzoek Delhi ten aanzien van elke verdachte gevraagd om toekenning van een immateriële schadevergoeding. Ter onderbouwing van deze vordering is door haar raadsvrouwe onder meer het volgende aangevoerd.
De verdachten die zich schuldig hebben gemaakt aan de delicten bezit of vervaardigen van kinderporno en/of ontucht ex artikel 248b Sr en/of – kort gezegd – mensenhandel veroorzaken door hun handelen, ook als dwang afwezig is, schade bij het minderjarige slachtoffer. Kinderen moeten te allen tijde als kwetsbaar worden beschouwd en tegen zichzelf worden beschermd. Dat geldt ook voor [slachtoffer] , ongeacht haar beweegredenen, haar overtuigingen en haar denkbeelden.
Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Er is sprake van een zo ernstige normschending dat de gevolgen daarvan voor [slachtoffer] een toewijzing rechtvaardigen, aldus de raadsvrouwe. [slachtoffer] is na de start van het onderzoek Delhi uit huis geplaatst en gedurende vijf maanden gesloten geplaatst. Daarna is zij op een groep gaan wonen en tot haar meerderjarigheid heeft zij begeleid gewoond. De periode sinds augustus 2019 is voor [slachtoffer] heel moeilijk geweest, haar lichaam was op, zij woog nog maar 44 kilo en kampte met een vaginale schimmelinfectie. Zij ervoer veel stress, niet alleen omdat zij niet thuis kon wonen, maar ook omdat zij zich erg veel zorgen maakte over de lopende strafzaak en de gevolgen die deze niet alleen voor haar, maar ook voor de verdachten zouden hebben. Daarnaast heerst er bij [slachtoffer] ook veel schaamte en maakt zij zich veel zorgen over haar privacy.
Primair zijn de volgende bedragen gevorderd. Indien een verdachte veroordeeld wordt voor het bezitten of vervaardigen van kinderporno (van [slachtoffer] ) is verzocht om een bedrag van € 500,-. Bij een veroordeling voor ontucht ex artikel 248b Sr is een bedrag van € 1.000,- gevraagd. Tot slot is verzocht een bedrag van € 2.000,- toe te kennen bij verdachten die zich schuldig hebben gemaakt aan – kort gezegd – mensenhandel. Als verdachten voor meerdere van deze feiten worden veroordeeld, worden deze bedragen opgeteld gevorderd.
Subsidiair is verzocht om een bedrag van € 10.000,- hoofdelijk toe te wijzen ten aanzien van alle verdachten die veroordeeld worden in onderzoek Delhi.
Daarnaast heeft [slachtoffer] verzocht om toekenning van de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende feiten, om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en om een veroordeling in de kosten van de tenuitvoerlegging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de schadevergoeding zoals primair verzocht toe te wijzen inclusief wettelijke rente. Daarnaast is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een veroordeling in de kosten van de tenuitvoerlegging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Kort weergeven is hieraan ten grondslag gelegd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Juridisch kaderArtikel 6:106 BW luidt, voor zover hier van belang:
“Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
(...)
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.”
In zijn arrest van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, het volgende overwogen:
“Van de [in art. 6:106, aanhef en onder b, BW] bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.”
Daarnaast heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 15 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1465 onder meer als volgt overwogen:
“Voor zover het Hof heeft geoordeeld dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen, meebrengen dat bij de benadeelde partijen telkens sprake is van een aantasting in de persoon, had het op de weg van het Hof gelegen dat oordeel, in het bijzonder ook wat betreft die gevolgen van de normschending voor de benadeelde partijen, te motiveren aan de hand van de door de benadeelde partijen aangedragen gegevens.”
“Voor zover het oordeel van het Hof aldus moet worden begrepen dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot alle benadeelde partijen kan worden aangenomen zonder enige nadere vaststelling met betrekking tot de gevolgen die de normschending voor ieder van deze benadeelde partijen heeft gehad, geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting, althans is dat oordeel niet begrijpelijk.”
Uit onder andere dit arrest leidt de rechtbank af dat in elk concreet geval de aard en de ernst van de normschending dient te worden vastgesteld, alsmede de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Daarvoor dient duidelijk te zijn dat in het concrete geval de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan met zich brengen dat sprake is van een aantasting in de persoon. Dat betekent dat ook bij naar hun aard ernstige normschendingen in beginsel in ogenschouw moet worden genomen wat daarvan in het concrete geval de gevolgen voor de persoon in kwestie zijn geweest.
De rechtbank stelt voorop dat – zoals onder meer ook uit de strafoverweging blijkt – het bewezenverklaarde naar zijn aard zonder meer een ernstige normschending oplevert. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat minderjarigen die bij dergelijke seksuele handelingen zijn betrokken nog geruime tijd kunnen lijden onder de fysieke en psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan.
Daarnaast moet de rechtbank voor het oordeel dat sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ ook – mede in het licht van de betwisting door de verdediging – vast (kunnen) stellen wat de gevolgen voor [slachtoffer] zijn geweest van voornoemde ernstige normschending. In de toelichting op de vordering is ingegaan op de gevolgen voor [slachtoffer] . De rechtbank begrijpt hieruit dat [slachtoffer] met name naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek en de bekendwording van ‘wat zich in de laatste maanden had afgespeeld’ diverse gevolgen heeft ervaren zoals uithuisplaatsing, stress, gewichtsverlies, zorgen over de strafzaak en schaamte. Tot slot maakt zij zich zorgen over haar privacy.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze onderbouwing van de vordering onvoldoende blijkt welke concrete en rechtstreekse gevolgen het ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feit(encomplex) – al dan niet in samenhang met de ten aanzien van andere verdachten bewezenverklaarde feiten(complexen) – voor [slachtoffer] heeft gehad.
Dergelijke gevolgen blijken evenmin uit de verklaringen die [slachtoffer] bij de politie heeft afgelegd. Bij de politie heeft [slachtoffer] onder meer verklaard dat ze het werk misschien weer wil gaan doen als ze 18 jaar is, omdat ze het leuk vindt en het goed betaalt. Zij lijkt zich dan vooral zorgen te maken over het strafrechtelijke onderzoek en de consequenties daarvan voor haarzelf, maar zeker ook voor de verdachten.
De rechtbank overweegt dat het een gegeven van algemene bekendheid is dat minderjarigen niet altijd de draagwijdte van hun gedrag kunnen overzien, maar uit haar verklaringen bij de politie blijken de gevolgen van de ernstige normschending op dat moment niet. Uiteraard is het dus – mede ook gelet op haar jeugdige leeftijd – heel goed denkbaar dat eventuele gevolgen door de ernstige normschending zich in de toekomst bij [slachtoffer] zullen openbaren. Dat daarvan op dit moment sprake is, blijkt echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uit de toelichting bij de vordering.
Zoals hierboven overwogen, benadrukt de rechtbank dat zij daarmee in het geheel niet tekort wil doen aan de ernst van het gebeuren, maar dat de beoordeling van de gevorderde schadevergoeding volgens civielrechtelijke maatstaven dient plaats te vinden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op dit moment niet kan worden vastgesteld dat sprake is van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’. Dat maakt dat er onvoldoende grond is om tot toewijzing van (een deel van) de vordering tot immateriële schade over te gaan.
Nader onderzoek naar de eventuele niet benoemde maar wel aanwezige concrete en rechtstreekse gevolgen levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting op van het strafgeding. Dit brengt mee dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
art. 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 248b, 273f van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
Mensenhandel
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
T.a.v. feit 1, feit 2:
een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis
T.a.v. feit 1, feit 2:
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] :
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. T. Kraniotis en mr. A.E. de Kryger, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 23 december 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal (ZD/PD), wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier (zaakdossier/persoonsdossier t.a.v. [verdachte] ) van de politie Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel (OB), onderzoeksnummer OBRCC19005, onderzoek Delhi, afgesloten op 27 mei 2020, aantal pagina’s: 1 tot en met 218. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting, verklaring van verdachte ter terechtzitting.