ECLI:NL:RBOBR:2021:6652

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
01/879966-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en kinderporno met minderjarige

Op 23 december 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en het verspreiden van kinderporno. De verdachte heeft een minderjarige, geboren in 2002, geworven en vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte klanten voor het slachtoffer heeft geregeld en haar naar deze klanten heeft vervoerd, terwijl het slachtoffer op dat moment pas zestien jaar oud was. De verdachte heeft ook kinderpornografisch materiaal verspreid, verworven en in bezit gehad, waarbij het slachtoffer zichtbaar was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij, het slachtoffer, is niet ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het handelen van de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, en dat minderjarigen beschermd moeten worden tegen dergelijke uitbuiting. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in haar strafoplegging meegewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879966-19
Datum uitspraak: 23 december 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1986] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak (gemachtigd raadsman, artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering) gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 november 2021 en 9 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 juni 2021.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 november 2021 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2019 tot en met 25 juni 2019 te Tilburg en/of Valkenswaard en/of Eindhoven, althans in Nederland, een ander, genaamd [slachtoffer] (geboren [2002] ),
- heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2), en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor (een) derde(n) tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt (sub 5);
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor (een) derde(n) tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt (sub 8),
waarbij voornoemd (onder sub 2) werven, vervoeren en/of overbrengen heeft bestaan uit:
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij veel klanten voor haar kan regelen en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat ze geld kan verdienen met seks en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij gaat zorgen dat zij snel geld verdient en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat als zij onder zijn armen blijft, er niets met haar gebeurt en/of dat hij over haar zal waken en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij haar tips gaat geven, hoe zij moet handelen bij klanten en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij, omdat zij jong is, meer geld kan vragen en/of
- het vervoeren van die [slachtoffer] naar (een) klant(en) voor het hebben van betaalde seks;
en/of waarbij voornoemde (onder sub 5) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het regelen van (een) klant(en) voor het hebben van een seksafspraak met die [slachtoffer] en/of
- het maken van (een) afspra(a)k(en) met de klant(en) over de door die [slachtoffer] te verrichten seksuele handelingen en/of over de mogelijkheid om met die [slachtoffer] seks te hebben zonder condoom en/of
- het maken van prijsafspraken met (een) klant(en) voor de door die [slachtoffer] te verrichten seksuele handelingen en/of
- het vragen van (seksueel getinte) foto's aan die [slachtoffer] en/of het vervolgens verstrekken en/of laten zien van deze (seksueel getinte) foto’s van die [slachtoffer] aan (een) klant(en);
- het vervoeren van die [slachtoffer] naar (een) klant(en) voor het hebben van betaalde seks;
en/of waarbij voornoemde (onder sub 8) ‘voordeel’ heeft bestaan uit:
- het in ontvangst nemen en/of bijhouden van het door die [slachtoffer] met de seksafspra(a)k(en) verdiende geld en/of
- het ontvangen van (een) geldbedrag(en) voor het regelen van de seksafspr(a)k(en) van die [slachtoffer] en/of
- het ontvangen van (een) geldbedrag(en) voor het vervoer van die [slachtoffer] van en/of naar seksafspra(a)ken.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juni 2019 tot en met 9 maart 2020 te Tilburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) één of meer afbeeldingen, te weten één of meer foto's en/of één of meer gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten een Notebook (laptop merk Asus) en/of een mobiele telefoon (Apple iPhone X),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren op [2002] , is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met de/een hand(en) betasten en/of aanraken van de borsten van voornoemde [slachtoffer] door voornoemde [slachtoffer] en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door voornoemde [slachtoffer] , waarbij zij poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose van voornoemde [slachtoffer] nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die [slachtoffer] in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling;
( [bestandsnaam 1] en/of [bestandsnaam 2] , toonmap behorend bij PV-621, foto 2);
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door voornoemde [slachtoffer] , waarbij zij poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose van voornoemde [slachtoffer] nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die [slachtoffer] in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling;
( [bestandsnaam 3] en/of [bestandsnaam 4] , toonmap behorend bij PV-621, foto 4);
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door voornoemde [slachtoffer] , waarbij zij poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose van voornoemde [slachtoffer] nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die [slachtoffer] in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling;
( [bestandsnaam 5] en/of [bestandsnaam 6] , toonmap behorend bij PV-621, foto 7);
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 november 2019 tot en met 9 maart 2020 te Tilburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) één of meer afbeeldingen, te weten één of meer filmpjes en/of foto's en/of een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een Notebook (laptop merk Asus),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
-het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
-het met de/een vinger(s) en/of hand(en) vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
-het met de penis en/of handen(en) aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
-het met de/een vinger(s) en/of hand(en) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
( [bestandsnaam 7] , toonmap behorend bij PV-621, video 1);
en/of
-het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
-het met de penis en/of handen(en) aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
( [bestandsnaam 8] , toonmap behorend bij PV-621, video 2).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 2 augustus 2019 vindt een prostitutiecontrole plaats naar aanleiding van de seksadvertentie op [website] van de, volgens die advertentie, 21-jarige [alias 1] . Door één van de verbalisanten wordt een afspraak met ‘ [alias 1] ’ gemaakt in een hotel in Eindhoven. ‘ [alias 1] ’ legitimeert zich bij de controle met een foto op haar telefoon van een paspoort. Later, na onderzoek in het politiesysteem, blijkt dat de politie met de minderjarige [slachtoffer] , verder te noemen [slachtoffer] , te maken had en dat zij een foto van het paspoort van haar meerderjarige zus heeft getoond bij de controle. Ten tijde van de prostitutiecontrole was [slachtoffer] 16 jaar.
Vervolgens is nader onderzoek verricht, met name aan de telefoon van [slachtoffer] . Uit dit onderzoek zijn in totaal 27 verdachten naar voren gekomen. [slachtoffer] heeft tegen deze verdachten geen aangifte willen doen, maar is wel meerdere malen gehoord over deze verdachten. Tijdens de verhoren heeft [slachtoffer] verklaard dat zij vrijwillig in de prostitutie werkt en dat zij eerst via [dating-app] in contact kwam met sommige klanten en sinds kort een advertentie heeft op [website] . Ook verklaarde zij dat zij verschillende werknamen heeft gebruikt, dat zij altijd tegen haar klanten via [dating-app] zei dat ze 18 of 19 jaar oud was en dat bij haar advertentie op [website] de leeftijd van 21 jaar stond vermeld. Uiteindelijk zijn er 21 verdachten vervolgd, onder wie verdachte.
Aan verdachte is – kort gezegd – onder feit 1 ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] heeft geworven/vervoerd/overgebracht met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting, dat hij haar ertoe heeft gebracht dat zij zich beschikbaar heeft gesteld tot het verrichten van seksuele handelingen met (een) derde(n) dan wel dat hij handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen met (een) derde(n) en dat verdachte hier voordeel uit heeft getrokken in de periode van 11 juni 2019 tot en met 25 juni 2019.
Onder feit 2 wordt aan verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden/aanbieden/openlijk tentoonstellen/in bezit hebben/toegang verschaffen tot kinderporno waarop [slachtoffer] wordt afgebeeld in de periode van 15 juni 2019 tot en met 9 maart 2020. Onder feit 3 is eenzelfde feit ten laste gelegd. Dit betreft de periode van 30 november 2019 tot en met 8 maart 2020 en ziet op kinderporno waarop [slachtoffer] niet waarneembaar is.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder feit 1 ten laste is gelegd nu er geen sprake is van oogmerk van (seksuele) uitbuiting, verdachte [slachtoffer] niet heeft gebracht tot het verrichten van de seksuele handelingen met derden tegen betaling en verdachte geen opzettelijk voordeel heeft getrokken uit het verrichten van die seksuele handelingen door [slachtoffer] met een derde.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking en opsomming daarvan in de bijlage. De bewijsmiddelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien. Deze bijlage is gevoegd als bijlage A bij dit vonnis.
Het oordeel van de rechtbank.
Overweging ten aanzien van feit 1:
Naar aanleiding van de prostitutiecontrole en het onderzoek aan de telefoon van [slachtoffer] is nader onderzoek naar verdachte verricht. Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting, meer specifiek de Whatsapp-gesprekken en de verklaring van [slachtoffer] , blijkt dat verdachte op 11 juni 2019 via [dating-app] in contact komt met [slachtoffer] en dan vrijwel meteen aangeeft dat hij veel klanten voor haar kan regelen die ook allemaal goed betalen. Vervolgens heeft verdachte ook daadwerkelijk klanten voor haar geregeld en heeft hij [slachtoffer] vervoerd naar deze klanten. Verdachte en [slachtoffer] verklaren verschillend op de vraag of verdachte hiervoor ook geld heeft ontvangen.
Sub 2: werven, vervoeren en/of overbrengen met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer] , terwijl zij de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt
Onder het eerste gedachtestreepje van het onder 1 ten laste gelegde is aan verdachte ten laste gelegd – kort gezegd – dat hij [slachtoffer] heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk van uitbuiting, terwijl zij de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. Dit onderdeel van de tenlastelegging ziet op het in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) strafbaar gestelde. Voor een bewezenverklaring daarvan is vereist dat sprake is geweest van het oogmerk van uitbuiting.
Of sprake is van uitbuiting is niet in algemene termen te beantwoorden, maar sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de werkzaamheden, de beperkingen die zij voor betrokkene meebrachten en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte werd behaald. Daarbij geldt dat in het geval van een minderjarige de beoordeling van deze en andere factoren anders kan uitvallen dan in het geval het slachtoffer meerderjarig is zoals in deze zaak het geval is.
Volgens bestendige rechtspraak is voor een bewezenverklaring van oogmerk voorwaardelijk opzet ontoereikend. Er moet sprake zijn van sterk opzet in de zin van wetenschap of noodzakelijkheidsbewustzijn. Vertaald naar deze zaak betekent dat, dat het handelen van verdachte naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk (en dus door hem gewild) gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit. Niet nodig is dat de uitbuiting daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte klanten voor haar geregeld heeft. In totaal heeft zij vier keer een seksafspraak gehad met drie verschillende vrienden van verdachte. Verdachte bracht haar weg en haalde haar op zodra ze klaar was. [slachtoffer] mocht zelf bepalen hoeveel geld zij verdachte gaf. Verdachte probeerde er zelf zoveel mogelijk geld uit te halen. Zij heeft hem ongeveer € 200,- gegeven, een paar keer € 50,- volgens haar.
Verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer] verder wilde helpen met haar prostitutiewerkzaamheden en dat hij haar inderdaad twee of drie keer naar een klant heeft gebracht. Hij heeft haar echter nergens toe gedwongen. Verdachte heeft ontkend geld te hebben gekregen van [slachtoffer] .
In het dossier bevinden zich diverse Whatsapp-gesprekken waaruit blijkt dat verdachte gedurende een periode van 14 dagen veelvuldig contact heeft gehad met [slachtoffer] . In de Whatsapp-gesprekken wordt door verdachte onder andere gesproken over ‘het regelen van klanten’, ‘het (snel) verdienen van geld’, ‘blijf gewoon onder mijn armen en beloof ik je dat er niks gebeurt’, ‘K ga nog meer tips vertellen hoe jij moet gaan handelen bij klanten’ en over ‘business starten’ [1] . Verder zegt verdachte tegen [slachtoffer] ‘je bent nog jong he’ en ‘omdat je jong bent kan ik meer vragen 200 per uur’ [2] .
In de Whatsapp-gesprekken die verdachte heeft gevoerd met [naam 1] komt onder andere naar voren dat verdachte de prijsafspraak maakt en dat hij aangeeft dat de penetratie ook zonder condoom kan plaatsvinden. [3] Verder geeft hij aan dat ‘ ze 18 jaar’ is en hij haar ‘gemiddeld voor 200 heeft verpatst’ [4] . Op de vraag wanneer ‘zijn sletje weer werkt’ antwoordt verdachte dat hij haar ‘heeft ontslagen’ [5] . In een Whatsapp-gesprek met ‘ [alias 2] ’ heeft verdachte onder meer gezegd dat ‘het meisje voor hem werkte’, ‘ik geef haar niet veel ruimte’, ‘ze is een hoertje’ en ‘2 uur is 100 euro’ [6] .
Op het moment dat verdachte verneemt dat [slachtoffer] haar telefoonnummer heeft gegeven aan [naam 2] een klant die hij voor haar had geregeld, geeft hij aan dat hij niet had verwacht dat zij haar nummer zou geven en dat dat niet hoort. Nu heeft [slachtoffer] hem niet meer nodig omdat ze [
de rechtbank begrijpt: de klanten] zelf wel bellen als ze willen. Hij wilde exclusief blijven zodat hij er meer geld kon uithalen, zo laat hij haar weten. [7]
[slachtoffer] heeft een negatieve ervaring gehad met een door verdachte geregelde klant. Blijkbaar was hij erg hardhandig geweest toen [slachtoffer] aangaf niet gefilmd te willen worden. In het Whatsapp-gesprek dat [slachtoffer] hierover met verdachte heeft [8] zegt [slachtoffer] onder meer ‘ik mag me nummer niet aan [naam 2] geven maar wel me laten filmen’ en ‘nou je wilde dat ik zou overleggen met jou en dat ik niet zomaar dingen zou doen’ waarop verdachte antwoordde ‘je moet ook overleggen. Ben een verkoper 1ste klas.’
In de Whatsapp-gesprekken tussen [slachtoffer] en verdachte wordt ook gesproken over geld dat verdachte van [slachtoffer] zou krijgen. [slachtoffer] geeft op 21 juni 2019 aan dat als hij [
de rechtbank begrijpt: de door verdachte geregelde klant]€ 150,- geeft, verdachte 1/3e deel krijgt waarop verdachte reageert met een smiley [9] . Verder geeft verdachte in een Whatsapp-gesprek met [naam 1] aan ‘en dan voor 50 euro te verdienen was nie waard voor mij’ [10] . In een ander chatgesprek geeft [slachtoffer] aan ‘je hebt nu 300 verdiend van 2 klanten’. [11]
Uit de bewijsmiddelen en met name de hiervoor aangehaalde passages volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van oogmerk op uitbuiting.
[slachtoffer] was minderjarig. Verdachte wilde geld gaan verdienen aan [slachtoffer] en samen met haar een ‘business’ gaan opbouwen. Hij heeft meerdere klanten geregeld voor [slachtoffer] en hij heeft haar vervoerd naar deze seksafspraken. Het was verdachte die prijsafspraken maakte en zelfs aangaf dat seks zonder condoom mogelijk was, terwijl [slachtoffer] het in beginsel altijd veilig deed en eventueel pas bij een ‘betere klik’ met klanten seks zonder condoom overwoog, hetgeen volgens haarzelf twee keer is gebeurd. Wanneer [slachtoffer] zelf contact legt met een klant wordt verdachte boos, aangezien hij exclusief wil blijven, zodat hij er meer geld uit kan halen. Verdachte werd steeds dwingender in gesprekken en zegt dat [slachtoffer] met hem moet overleggen. In een tweetal gesprekken zegt verdachte zelfs (min of meer) dat [slachtoffer] voor hem werkt. Daarnaast blijkt uit chatgesprekken dat het verdachte ontbreekt aan enig respect voor [slachtoffer] gelet op de wijze waarop hij over haar spreekt.
Verdachte heeft bovendien economisch voordeel behaald. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij geen geld heeft ontvangen van [slachtoffer] niet geloofwaardig en gaat uit de van de verklaring van [slachtoffer] . Uit de door de verdediging aangehaalde gesprekken tot 20 juni 2019 blijkt dat het de bedoeling was dat [slachtoffer] verdachte zou gaan betalen. Uit het nadien gevoerde gesprek van 21 juni 2019 blijkt zelfs een concrete prijsafspraak van € 50,- hetgeen past bij de verklaring van [slachtoffer] dat zij verdachte een aantal keer € 50,- heeft betaald. Daarbij komt nog het bericht van verdachte aan [naam 1] over het verdienen van €50,-.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het onder het eerste gedachtestreepje tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het verweer van de verdediging ten aanzien van dit gedachtestreepje wordt dan ook verworpen.
Sub 5: [slachtoffer] ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van [slachtoffer] enige handeling ondernemen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl zij de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt
Aan de verdachte is onder het tweede gedachtestreepje van feit 1 ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de strafbare gedragingen zoals neergelegd in artikel 273f, lid 1, sub 5, Sr. De strekking van deze strafbaarstelling ziet op de bescherming van minderjarigen. Om die reden ontbreekt daarin ook de eis van het uitoefenen van dwang, welke eis wel wordt gesteld in artikel 273f, lid 1, sub 4, Sr en beperkt het zich, voor zover hier relevant, tot, kort gezegd, het ertoe brengen van een minderjarige zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, alsmede tot het ondernemen van handelingen waardoor een minderjarige daartoe overgaat.
De minderjarigheid in artikel 273f, lid 1, sub 5, Sr vormt een geobjectiveerd bestanddeel. Dat betekent dat kan worden volstaan met een vaststelling van het gegeven dat sprake was van minderjarigheid ten tijde van het ten laste gelegde.
Uit vaste rechtspraak (arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1174) blijkt dat de omstandigheid dat de minderjarige zich reeds met prostitutiewerk bezighield voordat zij met verdachte in contact kwam en dat verdachte op haar verzoek slechts faciliterende activiteiten heeft verricht, niet aan een bewezenverklaring in de weg staat.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte klanten heeft geregeld voor [slachtoffer] en dat hij haar vervolgens heeft vervoerd naar deze seksafspraken. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling dan wel dat hij enige handelingen heeft ondernomen waarvan hij wist dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl [slachtoffer] nog niet meerderjarig was. Het verweer van de verdediging ten aanzien van hetgeen onder het tweede gedachtestreepje ten laste is gelegd, wordt dan ook verworpen.
Sub 8: opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van [slachtoffer] met een derde tegen betaling
Dit onderdeel van artikel 273f Sr betreft eveneens minderjarigen. Om deze reden is (de wetenschap omtrent) dwang of uitbuiting niet vereist om te kunnen komen tot een bewezenverklaring. Het voordeel trekken uit de seksuele handelingen die worden verricht door de minderjarige tegen betaling met (een) derde(n) is strafbaar.
Uit het dossier en verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank en in lijn met hetgeen de verdediging heeft betoogd niet gebleken dat verdachte geld van [slachtoffer] in ontvangst heeft genomen dan wel dat hij dit voor haar heeft bijgehouden. De rechtbank spreekt verdachte dan ook (partieel) vrij van dit ten laste gelegde onderdeel.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte geld heeft gekregen van [slachtoffer] voor het regelen van de seksafspraken en het vervoer daarnaartoe. Zoals hiervoor al met betrekking tot sub 2 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte – inhoudende dat hij geen geld van [slachtoffer] heeft gekregen – ongeloofwaardig is en dat de verklaring van [slachtoffer] – inhoudende dat zij verdachte betaald heeft – wordt ondersteund door de inhoud van de Whatsapp-gesprekken. Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de verdediging verworpen.
Conclusie ten aanzien van feit 1:
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte hetgeen onder het eerste, tweede en derde gedachtestreepje ten laste is gelegd, voor zover hierna bewezen is verklaard, heeft begaan.
Overweging ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte in de periode van 15 juni 2019 tot en met 9 maart 2020 kinderpornografisch materiaal van [slachtoffer] heeft verspreid, verworven, in bezit heeft gehad en zich daartoe de toegang heeft verschaft. Daarnaast blijkt eveneens dat verdachte in de periode van 30 november 2019 tot en met 9 maart 2020 een tweetal kinderpornografische video’s heeft verworven, in bezit heeft gehad en zich daartoe de toegang heeft verschaft.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte hetgeen onder de feiten 2 en 3 ten laste is gelegd, voor zover hierna bewezen is verklaard, heeft begaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
t.a.v. feit 1:
in de periode van 11 juni 2019 tot en met 25 juni 2019 in Nederland, een ander, genaamd [slachtoffer] (geboren [2002] ),
- heeft geworven en/of vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2), en
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor (een) derde(n) tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt (sub 5);
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer] met derden tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt (sub 8),
waarbij voornoemd onder sub 2 heeft bestaan uit:
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij veel klanten voor haar kan regelen en
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat ze geld kan verdienen met seks en
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij gaat zorgen dat zij snel geld verdient en
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat als zij onder zijn armen blijft, er niets met haar gebeurt en dat hij over haar zal waken en
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij haar tips gaat geven, hoe zij moet handelen bij klanten en
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij, omdat zij jong is, meer geld kan vragen en
- het vervoeren van die [slachtoffer] naar klanten voor het hebben van betaalde seks;
en waarbij voornoemde onder sub 5 heeft bestaan uit:
- het regelen van klanten voor het hebben van een seksafspraak met die [slachtoffer] en
- het maken van afspraken met de klanten over de door die [slachtoffer] te verrichten seksuele handelingen en over de mogelijkheid om met die [slachtoffer] seks te hebben zonder condoom en
- het maken van prijsafspraken met klanten voor de door die [slachtoffer] te verrichten seksuele handelingen en
- het vragen van (seksueel getinte) foto's aan die [slachtoffer] en het vervolgens verstrekken van deze (seksueel getinte) foto’s van die [slachtoffer] aan (een) klant(en);
- het vervoeren van die [slachtoffer] naar klanten voor het hebben van betaalde seks;
en waarbij voornoemde onder sub 8 heeft bestaan uit:
- het ontvangen van geldbedragen voor het regelen van de seksafspraken van die [slachtoffer] en
- het ontvangen van geldbedragen voor het vervoer van die [slachtoffer] van en naar seksafspraken.
t.a.v. feit 2:
in de periode van 15 juni 2019 tot en met 9 maart 2020 in Nederland, afbeeldingen, te weten foto's en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten een Notebook (laptop merk Asus) en/of een mobiele telefoon (Apple iPhone X),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren op [2002] , is betrokken
heeft verspreid en verworven en in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met de hand betasten en/of aanraken van de borsten van voornoemde [slachtoffer] door voornoemde [slachtoffer] en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door voornoemde [slachtoffer] , waarbij zij poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en
door het camerastandpunt en de (onnatuurlijke) pose van voornoemde [slachtoffer] nadrukkelijk de borsten van die [slachtoffer] in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling;
( [bestandsnaam 1] en [bestandsnaam 2] , toonmap behorend bij PV-621, foto 2);
en
- het (laten) poseren van/door voornoemde [slachtoffer] , waarbij zij poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en
door het camerastandpunt en de (onnatuurlijke) pose van voornoemde [slachtoffer] nadrukkelijk de borsten billen van die [slachtoffer] in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling;
( [bestandsnaam 3] en [bestandsnaam 4] , toonmap behorend bij PV-621, foto 4);
en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door voornoemde [slachtoffer] , waarbij zij poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en
door het camerastandpunt en de (onnatuurlijke) pose van voornoemde [slachtoffer] nadrukkelijk de borsten van die [slachtoffer] in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling;
( [bestandsnaam 5] en [bestandsnaam 6] , toonmap behorend bij PV-621, foto 7);
3.
hij in de periode van 30 november 2019 tot en met 9 maart 2020 te Tilburg, afbeeldingen, te weten filmpjes en/of foto's en/of een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een Notebook (laptop merk Asus),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven en in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
-het met een hand vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
-het met de penis en handenen aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
-het met de vinger aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
( [bestandsnaam 7] , toonmap behorend bij PV-621, video 1);
en
-het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
-het met de penis aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
( [bestandsnaam 8] , toonmap behorend bij PV-621, video 2).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat vrijspraak voor feit 1 dient te volgen en ten aanzien van de feiten 2 en 3 refereert zij zich voor wat betreft de op te leggen straf eveneens aan het oordeel van de rechtbank.
Subsidiair verzoekt de verdediging af te zien van het opleggen van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 11 juni 2019 tot en met 25 juni 2019 schuldig gemaakt aan – kort gezegd – mensenhandel van de destijds zestienjarige [slachtoffer] . Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verspreiden, verwerven, in bezit hebben van en de toegang verschaffen tot kinderporno waarop [slachtoffer] waarneembaar is in de periode van 15 juni 2019 tot en met 9 maart 2020 en het verwerven, in bezit hebben van en toegang verschaffen van twee video’s van kinderporno in de periode van 30 november 2019 tot en met 9 maart 2019.
Het handelen van verdachte ten aanzien van feit 1 draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan het faciliteren en bevorderen van prostitutiewerk door een minderjarige en het in stand houden van een verwerpelijke vorm van seksuele commercie.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer] . Minderjarigen moeten immers kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Blootstelling aan prostitutie op minderjarige leeftijd past daar niet bij. De wetgever heeft hen op seksueel gebied willen beschermen tegen oudere, verder ontwikkelde personen. Daarom is het plegen van seksuele handelingen tegen betaling met personen beneden de 18 jaren strafbaar, ook wanneer dit met wederzijdse instemming gebeurt. Minderjarigen bevinden zich immers in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven en moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of in onvoldoende mate in staat te zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
In deze strafzaak is het slachtoffer met verdachte in contact gekomen via [dating-app] , waarbij zij aan verdachte mededeelde dat zij prostitutiewerkzaamheden verrichtte waarna verdachte heeft aangeboden klanten voor haar te regelen en haar van en naar seksafspraken te vervoeren. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit winstbejag en heeft zich onvoldoende aangetrokken van de belangen van [slachtoffer] . Op enig moment twijfelde hij wel over de leeftijd van [slachtoffer] , maar zag daarin ook onvoldoende aanleiding zich ervan te vergewissen dat zij meerderjarig was. Daaruit blijkt eveneens dat verdachte zijn verlangen om geld te verdienen voorop heeft gesteld. Uit de bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 blijkt dat verdachte vrijwel geen respect had voor [slachtoffer] , dat hij de regie van haar probeerde over te nemen en haar ertoe probeerde te zetten haar grenzen te verleggen. De rechtbank rekent hem de respectloze houding jegens [slachtoffer] zwaar aan.
Daar komt nog bij dat verdachte pornografisch materiaal heeft verspreid, verworven, in bezit heeft gehad en zich daartoe de toegang heeft verschaft. Op zijn laptop stonden een drietal foto’s waarop [slachtoffer] te zien is. Deze heeft [slachtoffer] op zijn verzoek naar hem gestuurd. Daarnaast zijn op zijn laptop twee kinderpornografische filmpjes met zeer jonge kinderen aangetroffen. Het risico van het maken en verspreiden van (kinder)pornografisch beeldmateriaal is gelegen in het feit dat dit beeldmateriaal via digitale fora kan worden verspreid en door anderen kan worden bekeken en daarmee voor altijd beschikbaar blijft op het internet. Verdachte heeft het beeldmateriaal van [slachtoffer] ook doorgestuurd naar klanten.
Ten aanzien van de strafmodaliteit, overweegt de rechtbank als volgt.
Nu artikel 273f Sr een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] is artikel 22b Sr van toepassing. Ook ten aanzien van artikel 240b Sr is artikel 22b Sr van toepassing. Oplegging van uitsluitend een taakstraf voor deze feiten is uitgesloten. Een taakstraf kan wel worden opgelegd in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of vrijheidsbenemende maatregel.
Het openbaar ministerie heeft ter zitting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist van 18 maanden, onder meer omdat van een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf een generaal preventieve werking vanuit zou gaan. Een taakstraf zou toekomstige mensenhandelaren en de mogelijk daarmee samenhangende klanten van jeugdprostitutie onvoldoende afschrikken.
De rechtbank heeft oog voor de schrijnende situaties in de (jeugd)prostitutie alsook het belang om het (voort)bestaan van jeugdprostitutie in de kiem te smoren. De dreiging van lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor toekomstige potentiële klanten zou mogelijk daarbij behulpzaam zijn. Een te bereiken strafdoel – zoals hier generale afschrikking – dient evenwel altijd in verhouding te staan tot (de ernst van) het verwijt dat een verdachte in een concrete zaak kan worden gemaakt.
Daarnaast mag ook niet uit het oog worden verloren dat van de media-aandacht die deze zaak heeft gekregen op zichzelf genomen al een generaal preventieve werking uitgaat. De media hebben voor en tijdens de zitting veelvuldig en uitgebreid verslag gedaan van deze zaak. Potentiële klanten, chauffeurs van (jonge) prostituees die zich in het niet vergunde circuit begeven en mensenhandelaren zullen zich bij kennisname van dit nieuws ongetwijfeld realiseren dat ook zij in een dergelijke situatie terecht kunnen komen en dan terecht zullen moeten staan op een openbare terechtzitting, met het risico van forse straffen, herkenning en het maatschappelijk stigma dat gepaard gaat met een veroordeling voor een zedendelict als hier aan de orde.
De veroordeelden in dit onderzoek zullen niet alleen te maken hebben met de strafrechtelijke gevolgen van hun strafbaar handelen. Naast relationele gevolgen, lopen velen een gerede kans hun baan te verliezen omdat hen in veel gevallen een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) zal worden geweigerd. Het spreekt voor zich dat het verlies van een baan en inkomen zeer ingrijpend is en een zware wissel op de toekomst trekt. Kortom, de kans is aanzienlijk dat nog los van de uitkomst van deze strafzaak, de consequenties fors zullen zijn.
De inhoudelijke behandeling van onderhavige zaak hing ruim anderhalf jaar boven het hoofd van verdachte nu het een zaak uit 2019 betreft. Verdachte heeft deels verantwoording afgelegd over zijn handelen en daarmee verantwoordelijkheid getoond. Uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting is verder geenszins aannemelijk geworden dat verdachte op zoek is geweest een minderjarige. Het heeft er naar het oordeel van de rechtbank alle schijn van dat verdachte dat heeft willen vermijden. Toen hij via een contact van [slachtoffer] vernomen had dat [slachtoffer] minderjarig was, heeft hij [slachtoffer] daarmee op de Whatsapp geconfronteerd en daarna het contact verbroken. Betreffende de persoon van verdachte is verder gebleken dat hij niet beschikt over een relevante justitiële documentatie .
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank recht gedaan aan zowel het verwijt dat verdachte in deze concrete zaak kan worden gemaakt alsmede de consequenties die een veroordeling voor hem zullen hebben.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Inleiding
De rechtbank heeft bij de strafmotivering uitgebreid aandacht besteed aan de strafwaardigheid van het handelen van verdachte. Zoals de wetgever voor ogen heeft gehad, dient de minderjarige beschermd te worden en is het verdachte als meerderjarige die verkeerd heeft gehandeld. De rechtbank benadrukt dit omdat de beoordeling van de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer] een juridische beoordeling is met een civielrechtelijk karakter. Aan de orde is de vraag of het strafrechtelijk handelen van verdachte kan leiden tot een aanspraak van [slachtoffer] op immateriële schadevergoeding. Daarbij dient de rechtbank de vordering te beoordelen naar de regels van het burgerlijk recht, waarbij onder meer de onderbouwing van een vordering en de betwisting door de verdediging een rol spelen.
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Zij heeft in onderzoek Delhi ten aanzien van elke verdachte gevraagd om toekenning van een immateriële schadevergoeding. Ter onderbouwing van deze vordering is door haar raadsvrouwe onder meer het volgende aangevoerd.
De verdachten die zich schuldig hebben gemaakt aan de delicten bezit of vervaardigen van kinderporno en/of ontucht ex artikel 248b Sr en/of – kort gezegd – mensenhandel veroorzaken door hun handelen, ook als dwang afwezig is, schade bij het minderjarige slachtoffer. Kinderen moeten te allen tijde als kwetsbaar worden beschouwd en tegen zichzelf worden beschermd. Dat geldt ook voor [slachtoffer] , ongeacht haar beweegredenen, haar overtuigingen en haar denkbeelden.
Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Er is sprake van een zo ernstige normschending dat de gevolgen daarvan voor [slachtoffer] een toewijzing rechtvaardigen, aldus de raadsvrouwe. [slachtoffer] is na de start van het onderzoek Delhi uit huis geplaatst en gedurende vijf maanden gesloten geplaatst. Daarna is zij op een groep gaan wonen en tot haar meerderjarigheid heeft zij begeleid gewoond. De periode sinds augustus 2019 is voor [slachtoffer] heel moeilijk geweest, haar lichaam was op, zij woog nog maar 44 kilo en kampte met een vaginale schimmelinfectie. Zij ervoer veel stress, niet alleen omdat zij niet thuis kon wonen, maar ook omdat zij zich erg veel zorgen maakte over de lopende strafzaak en de gevolgen die deze niet alleen voor haar, maar ook voor de verdachten zouden hebben. Daarnaast heerst er bij [slachtoffer] ook veel schaamte en maakt zij zich veel zorgen over haar privacy.
Primair zijn de volgende bedragen gevorderd. Indien een verdachte veroordeeld wordt voor het bezitten of vervaardigen van kinderporno (van [slachtoffer] ) is verzocht om een bedrag van € 500,-. Bij een veroordeling voor ontucht ex artikel 248b Sr is een bedrag van € 1.000,- gevraagd. Tot slot is verzocht een bedrag van € 2.000,- toe te kennen bij verdachten die zich schuldig hebben gemaakt aan – kort gezegd – mensenhandel. Als verdachten voor meerdere van deze feiten worden veroordeeld, worden deze bedragen opgeteld gevorderd.
Subsidiair is verzocht om een bedrag van € 10.000,- hoofdelijk toe te wijzen ten aanzien van alle verdachten die veroordeeld worden in onderzoek Delhi.
Daarnaast heeft [slachtoffer] verzocht om toekenning van de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende feiten, om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en om een veroordeling in de kosten van de tenuitvoerlegging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de schadevergoeding zoals primair verzocht toe te wijzen inclusief wettelijke rente. Daarnaast is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een veroordeling in de kosten van de tenuitvoerlegging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Kort weergeven is hieraan ten grondslag gelegd dat de uitgebreide vordering laat is ingediend waardoor sprake is van schending van artikel 6, lid 3, onder b, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Meer subsidiair heeft de verdediging aan de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen.
Juridisch kaderArtikel 6:106 BW luidt, voor zover hier van belang:
“Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
(...)
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.”
In zijn arrest van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, het volgende overwogen:
“Van de [in art. 6:106, aanhef en onder b, BW] bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.”
Daarnaast heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 15 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1465 onder meer als volgt overwogen:
“Voor zover het Hof heeft geoordeeld dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen, meebrengen dat bij de benadeelde partijen telkens sprake is van een aantasting in de persoon, had het op de weg van het Hof gelegen dat oordeel, in het bijzonder ook wat betreft die gevolgen van de normschending voor de benadeelde partijen, te motiveren aan de hand van de door de benadeelde partijen aangedragen gegevens.”
“Voor zover het oordeel van het Hof aldus moet worden begrepen dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot alle benadeelde partijen kan worden aangenomen zonder enige nadere vaststelling met betrekking tot de gevolgen die de normschending voor ieder van deze benadeelde partijen heeft gehad, geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting, althans is dat oordeel niet begrijpelijk.”
Uit onder andere dit arrest leidt de rechtbank af dat in elk concreet geval de aard en de ernst van de normschending dient te worden vastgesteld, alsmede de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Daarvoor dient duidelijk te zijn dat in het concrete geval de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan met zich brengen dat sprake is van een aantasting in de persoon. Dat betekent dat ook bij naar hun aard ernstige normschendingen in beginsel in ogenschouw moet worden genomen wat daarvan in het concrete geval de gevolgen voor de persoon in kwestie zijn geweest.
De rechtbank stelt voorop dat – zoals onder meer ook uit de strafoverweging blijkt – het bewezenverklaarde naar zijn aard zonder meer een ernstige normschending oplevert. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat minderjarigen die bij dergelijke seksuele handelingen zijn betrokken nog geruime tijd kunnen lijden onder de fysieke en psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan.
Daarnaast moet de rechtbank voor het oordeel dat sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ ook – mede in het licht van de betwisting door de verdediging – vast (kunnen) stellen wat de gevolgen voor [slachtoffer] zijn geweest van voornoemde ernstige normschending. In de toelichting op de vordering is ingegaan op de gevolgen voor [slachtoffer] . De rechtbank begrijpt hieruit dat [slachtoffer] met name naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek en de bekendwording van ‘wat zich in de laatste maanden had afgespeeld’ diverse gevolgen heeft ervaren zoals uithuisplaatsing, stress, gewichtsverlies, zorgen over de strafzaak en schaamte. Tot slot maakt zij zich zorgen over haar privacy.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze onderbouwing van de vordering onvoldoende blijkt welke concrete en rechtstreekse gevolgen het ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feit(encomplex) – al dan niet in samenhang met de ten aanzien van andere verdachten bewezenverklaarde feiten(complexen) – voor [slachtoffer] heeft gehad.
Dergelijke gevolgen blijken evenmin uit de verklaringen die [slachtoffer] bij de politie heeft afgelegd. Bij de politie heeft [slachtoffer] onder meer verklaard dat ze het werk misschien weer wil gaan doen als ze 18 jaar is, omdat ze het leuk vindt en het goed betaalt. Zij lijkt zich dan vooral zorgen te maken over het strafrechtelijke onderzoek en de consequenties daarvan voor haarzelf, maar zeker ook voor de verdachten.
De rechtbank overweegt dat het een gegeven van algemene bekendheid is dat minderjarigen niet altijd de draagwijdte van hun gedrag kunnen overzien, maar uit haar verklaringen bij de politie blijken de gevolgen van de ernstige normschending op dat moment niet. Uiteraard is het dus – mede ook gelet op haar jeugdige leeftijd – heel goed denkbaar dat eventuele gevolgen door de ernstige normschending zich in de toekomst bij [slachtoffer] zullen openbaren. Dat daarvan op dit moment sprake is, blijkt echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uit de toelichting bij de vordering.
Zoals hierboven overwogen, benadrukt de rechtbank dat zij daarmee in het geheel niet tekort wil doen aan de ernst van het gebeuren, maar dat de beoordeling van de gevorderde schadevergoeding volgens civielrechtelijke maatstaven dient plaats te vinden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op dit moment niet kan worden vastgesteld dat sprake is van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’. Dat maakt dat er onvoldoende grond is om tot toewijzing van (een deel van) de vordering tot immateriële schade over te gaan.
Nader onderzoek naar de eventuele niet benoemde maar wel aanwezige concrete en rechtstreekse gevolgen levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting op van het strafgeding. Dit brengt mee dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten 2 en 3 zijn begaan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
art. 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 63, 240b, 273f van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
mensenhandel
T.a.v. feit 2:
een afbeelding en/of gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden, verwerven, in bezit
hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van
een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
Een afbeelding en/of gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verwerven, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
T.a.v. feit 2, feit 3:
Onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- computer Notebook (G1636257); en
- telefoon (G1636265)
T.a.v. feit 1 en feit 2:
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] :
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. T. Kraniotis en mr. A.E. de Kryger, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 23 december 2021.

Voetnoten

1.Pagina 71 tot en met 78
2.Pagina 70 en 89 einddossier.
3.Pagina 276 einddossier.
4.Pagina 271 einddossier.
5.Pagina 279 einddossier.
6.Pagina 2 Proces verbaal van bevindingen back-up Iphone d.d. 13-10-2020.
7.Pagina 105 einddossier.
8.Pagina 116 tot en met 188 einddossier.
9.Pagina 112 einddossier.
10.Pagina 280 einddossier.
11.Pagina 107 einddossier.