Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 december 2021 in de zaken tussen
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder
RWE Generation NL B.V., te Geertruidenberg, vergunninghoudster
(gemachtigde: mr. J.J. Peelen).
Inleiding
Procesverloop
verschenen.
Overwegingen
artikel 19kd van de Nbw, toch een passende beoordeling is uitgevoerd en toch een vergunning is verleend. Eisers noemen de verstoring door geluid, scheepvaart en de inname en lozing van koelwater en wijzen op de voorschriften die zijn gesteld.
Alleen voor onderstaande invloeden en soortgroepen zijn significant negatieve effecten op voorhand niet uit te sluiten:
Uit de passende beoordeling blijkt dat voor de functiewijziging, en ook voor bestaand gebruik, significant negatieve effecten op habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogels zijn uit te sluiten. Hierbij is onder meer gekeken naar de verstorende invloed door de bouwwerkzaamheden en de extra scheepvaart, de effecten van koelwaterinzuiging en de lozing van verwarmd en vervuild water. De functiewijziging van de Amercentrale kan in het kader van de Natuurbeschermingswet vergund worden omdat negatieve effecten, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied ‘Biesbosch’, zijn uit te sluiten.” Aan de Nbw-vergunning zijn voorschriften verbonden voor de inname van koelwater en voor het toevoegen van ferrosulfaat aan het koelwater van AC-8 en het toevoegen van chloorbleekloog aan het koelwater van AC-9.
artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb (de Wnb na 1 januari 2020) een Wnb vergunning vereist. De rechtbank moet dus achteraf vaststellen of de functiewijziging heeft geleid tot toenames van negatieve effecten ten opzichte van de referentiesituatie die niet op voorhand waren uit te sluiten.
Nbw-vergunning in te trekken, de nieuwe Wnb-vergunning nog niet was verleend. De
Wnb-vergunning was wel aangevraagd. Alleen MOB heeft verzocht om intrekking van de Nbw-vergunning en (daarvoor) om handhaving van de Wnb. De rechtbank leest in het verzoek van MOB niet alleen een verzoek om de hele Nbw-vergunning in te trekken, maar ook een verzoek om de Nbw-vergunning te wijzigen ofwel gedeeltelijk in te trekken voor wat betreft de activiteit van AC-8.
Nbw-vergunning op basis van intern salderen is niet reeds daarom verleend in strijd met de wet. De rechtbank sluit aan bij rechtsoverweging 9.7 van de uitspraak van de Afdeling van
20 januari 2021. [9]
Natura 2000-gebied “Biesbosch” wil niet zeggen dat er toen alleen een vergunning is verleend voor de gevolgen voor het Natura 2000-gebied “Biesbosch” en niet voor andere gebieden. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2015 [10] waarin de Afdeling duidelijk aangeeft dat een Nbw-vergunning niet wordt verleend voor natuurgebieden, maar voor een project. Dit brengt volgens de Afdeling met zich dat in een vergunning die is verleend krachtens artikel 19d van de Nbw niet hoeft te worden opgenomen op welke gebieden deze ziet.
Nbw-vergunning in te trekken.
AC-8 per 12 december 2017 geen onderdeel meer uitmaakt van de inrichting, moet het er voor worden gehouden dat de daarmee gepaard gaande vergunde stikstofemissie ook is vervallen. De rechtbank gaat ervan uit dat eisers hierbij doelen op de stikstofemissie die is vergund in de Nbw-vergunning uit 2011.
De Wnb voorziet niet in een regeling waarbij op basis van de Nbw of Wnb vergunde rechten van rechtswege (automatisch) vervallen als het onderliggende project niet meer beschikt over een omgevingsvergunning of in werking kan zijn op basis van het Abm. Soms stoppen bedrijven geheel of gedeeltelijk en wordt de omgevingsvergunning ingetrokken. Soms moderniseren bedrijven en beperken zij de emissies. Deze beperkingen worden vervolgens vastgelegd in een omgevingsvergunning (revisie) of een melding op basis van het Abm. Dit heeft echter niet automatisch gevolgen voor de Wnb-toestemming. De rechtbank begrijpt dat eisers dit wel graag zouden willen. Een dergelijke aanpassing van de Wnb zou de nodige rompslomp kunnen voorkomen en kan bijdragen aan een oplossing van de stikstofcrisis. Maar dat is wel iets wat de wetgever zelf zal moeten veranderen in artikel 5.4 van de Wnb of alsnog zou moeten opnemen in artikel 8.103 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
artikel 2.6 van de Beleidsregel zoals die luidde sinds 13 december 2019. Op basis van
artikel 2.6, derde lid, van de Beleidsregel is relevant of het noodzakelijk is om de Nbw-vergunning (al dan niet gedeeltelijk) in te trekken of te wijzigen in verband met toepassing van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. In artikel 2.6, eerste lid, van de Beleidsregel is bepaald dat de activiteit ten behoeve van intern salderen alleen wordt ingezet voor zover deze activiteit onafgebroken aanwezig is geweest of kan worden hervat zonder natuurvergunning of een omgevingsvergunning, onderdeel bouwen. Dit vraagt om een oordeel of verweerder de Beleidsregel goed heeft toegepast bij het verlenen van de Wnb-vergunning.
Wnb-vergunning. Verweerder heeft in de Wnb-vergunning niet inzichtelijk gemaakt wat de gevolgen zijn van deze beperking op basis van artikel 2.6, eerste lid, van de Beleidsregel. Overigens heeft verweerder in het bestreden besluit ook niet aangegeven of hij de Beleidsregel buiten toepassing laat. Verweerder heeft ook geen bijzondere omstandigheden genoemd die noodzaken om af te wijken op basis van de hardheidsclausule in artikel 2.10 van de Beleidsregel. Het bestreden besluit is onvoldoende onderbouwd.
Hieraan moet nog worden toegevoegd dat ook wanneer voor een project een vergunning is verleend voordat de beschermingsregeling van de habitatrichtlijn toepasselijk werd op het betrokken gebied en dus voor een dergelijk project de voorschriften inzake de procedure voor voorafgaande beoordeling volgens artikel 6, lid 3, van deze richtlijn niet gelden, de uitvoering van dat project toch onder artikel 6, lid 2, van deze richtlijn valt. Meer specifiek is een activiteit slechts in overeenstemming met artikel 6, lid 2, van de habitatrichtlijn indien is gegarandeerd dat zij niet leidt tot een verstoring die significante gevolgen kan hebben voor de doelstellingen van deze richtlijn, met name de daarmee nagestreefde instandhoudingsdoelstellingen. De omstandigheid dat een activiteit in een beschermd gebied waarschijnlijk zal resulteren in significante verstoringen, of dat het risico bestaat dat dit het geval zal zijn, kan reeds schending opleveren van dat artikel (zie in die zin arrest van 14 januari 2016, Grüne Liga Sachsen e.a., C‑399/14, EU:C:2016:10, punten 33, 41 en 42 en aldaar aangehaalde rechtspraak)”.In dit geval is AC-8 in bedrijf genomen voordat de beschermingsregeling van de Habitatrichtlijn van toepassing werd op het betrokken gebied. De gevolgen van de emissies van AC-8, die kunnen worden gebruikt om een toename van emissies in het aangevraagde project intern te salderen, zijn dus nooit passend beoordeeld. Het wederom betrekken van de emissies van AC-8 bij vergunningverlening voor het thans aangevraagde project is slechts toegestaan indien is gegarandeerd dat deze emissies niet leiden tot een verstoring die significante gevolgen kan hebben voor de doelstellingen van de Habitatrichtlijn. Het gaat dan met name om de daarmee nagestreefde instandhoudingsdoelstellingen. In het bestreden besluit is niet gegarandeerd dat het (mogelijk) salderen met deze emissies niet leidt tot een verstoring die significante gevolgen kan hebben voor de betrokken Natura 2000-gebieden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat AC-8 feitelijk niet meer in werking was en ook niet meer in werking mocht zijn gelet op de revisievergunning uit 2017. Verder benadrukt de rechtbank dat de Amercentrale invloed heeft op bijna alle Natura 2000-gebieden in Nederland. Hierboven heeft de rechtbank de beperkingen op basis van artikel 2.6, eerste lid, van de Beleidsregel als een passende maatregel als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn beschouwd. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt dat een verdere verslechtering van de staat van instandhouding binnen al deze gebieden kan worden voorkomen door middel van andere passende maatregelen. Het zonder meer verlenen van een vergunning is volgens de rechtbank onder deze omstandigheden in strijd met artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn.
De uitstoot van broeikasgassen, waaronder CO2, leidt tot een steeds hogere concentratie van die gassen in de atmosfeer. Deze broeikasgassen houden de door de aarde uitgestraalde warmte vast. Doordat de laatste anderhalve eeuw (sinds het begin van de industriële revolutie) steeds meer broeikasgassen worden uitgestoten, warmt de aarde steeds verder op. De opwarming in die periode bedraagt ongeveer 1,1C, waarvan het grootste deel (0,7C) in de laatste veertig jaar heeft plaatsgevonden. In de klimaatwetenschap en binnen de internationale gemeenschap bestaat een grote mate van overeenstemming over het uitgangspunt dat de opwarming van de aarde beperkt moet blijven tot maximaal 2C, en volgens de meest recente inzichten zelfs tot maximaal 1,5C. Een grotere opwarming van de aarde kan zeer schadelijke gevolgen hebben, zoals extreme hitte, extreme droogte, extreme neerslag, verstoring van ecosystemen waardoor onder meer de voedselvoorziening in gevaar komt, en stijging van de zeespiegel doordat het ijs van gletsjers en van de poolkappen smelt. Ook kan die opwarming leiden tot klimaatomslagen, waarbij het klimaat op aarde of gebieden op aarde abrupt en ingrijpend verandert (zogeheten ‘tipping points’). Door dit alles worden de levens, het welzijn en de woonomgeving van velen bedreigd, wereldwijd en ook in Nederland. Die gevolgen doen zich voor een deel nu al voor.”
29 mei 2019 [23] . De passende beoordeling die ten grondslag heeft gelegen aan het bestreden besluit steunt evenmin op het PAS.
Beslissing
€ 1.870,00;
Rechtsmiddel
Bijlage
Tekst Nbw-vergunning 2011
Passende beoordeling / Verslechteringstoets
Artikel 6 Habitatrichtlijn
Artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb luidde tot 1 januari 2020:
.
Artikel 5.4. van de Wnb luidt als volgt:
.