Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv).
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 21 januari 2021 een verzoek tot wraking van mr. W. Schoorlemmer, rechter in een kort geding, afgewezen. Verzoekster, die betrokken was bij een kort geding tegen haar ooms, had de wraking ingediend op basis van vermeende vooringenomenheid van de rechter. De procedure was ontstaan uit een geschil over een chalet, dat eerder het onderwerp was van meerdere civiele procedures. Verzoekster stelde dat de rechter onbegrijpelijke beslissingen had genomen, zowel in de eerdere procedures als in het thans aanhangige kort geding. Ze voerde aan dat de beslissing om de zitting via Skype te houden, in plaats van fysiek, in strijd was met het beginsel van een eerlijke en openbare behandeling van de zaak, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM. De wrakingskamer oordeelde echter dat de rechterlijke onpartijdigheid niet in het geding was, aangezien de gronden voor wraking niet voldoende waren onderbouwd. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter niet gewraakt kan worden enkel op basis van eerdere beslissingen die niet in het voordeel van de verzoekster waren. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond en wees het verzoek tot wraking af.