ECLI:NL:RBOBR:2021:5904

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
WR 20/048
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure met betrekking tot kort geding over chalet

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 21 januari 2021 een verzoek tot wraking van mr. W. Schoorlemmer, rechter in een kort geding, afgewezen. Verzoekster, die betrokken was bij een kort geding tegen haar ooms, had de wraking ingediend op basis van vermeende vooringenomenheid van de rechter. De procedure was ontstaan uit een geschil over een chalet, dat eerder het onderwerp was van meerdere civiele procedures. Verzoekster stelde dat de rechter onbegrijpelijke beslissingen had genomen, zowel in de eerdere procedures als in het thans aanhangige kort geding. Ze voerde aan dat de beslissing om de zitting via Skype te houden, in plaats van fysiek, in strijd was met het beginsel van een eerlijke en openbare behandeling van de zaak, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM. De wrakingskamer oordeelde echter dat de rechterlijke onpartijdigheid niet in het geding was, aangezien de gronden voor wraking niet voldoende waren onderbouwd. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter niet gewraakt kan worden enkel op basis van eerdere beslissingen die niet in het voordeel van de verzoekster waren. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond en wees het verzoek tot wraking af.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 20/048
Beslissing van 21 januari 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. W. Schoorlemmer,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Verzoekster is door haar ooms [naam] en [naam] gedagvaard in kort geding. In dit kort geding (met zaaknummer C/01/365820 / KG ZA 20/744) wordt verzoekster bijgestaan door mr. J. Oerlemans en mr. C.M. Swagers. [naam] en [naam] laten zich bijstaan door mr. G.J.M. Verburg.
Bij brief van 10 december 2020 heeft de rechtbank mr. Verburg in reactie op zijn verzoek om dagbepaling laten weten dat het kort geding op 23 december 2020 behandeld zal worden door de rechter, en niet op een fysieke zitting maar vanwege de coronamaatregelen via Skype. Bij e-mail van 14 december 2020 heeft mr. Verburg mr. Oerlemans en
mr. Swagers hiervan op de hoogte gesteld.
Verzoekster heeft de rechter bij brief van 15 december 2020 gewraakt. Bij brief van 23 december 2020 heeft de rechter laten weten dat hij niet berust in de wraking en heeft hij gereageerd op het verzoek. Bij e-mail van 7 januari 2020 heeft verzoekster spreekaantekeningen toegezonden ten behoeve van de mondelinge behandeling van het verzoek.
Het wrakingsverzoek is behandeld op de Skypezitting van 7 januari 2021. Verzoekster heeft hieraan deelgenomen, bijgestaan door mr. Swagers. De rechter heeft ook deelgenomen aan de Skypezitting. Als toehoorders hebben aan de Skypezitting deelgenomen mr. Verburg en zijn kantoorgenote mr. S. Voet.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan haar verzoek. Het kort geding gaat over – kortgezegd - een chalet aan de [adres] te [woonplaats] . Dit perceel is kadastraal bekend als [woonplaats] N [nummer] . Dit perceel is eerder in 2020 inzet geweest van drie civiele procedures, twee tussen [naam] , de vader van verzoekster) enerzijds en [naam] en [naam] anderzijds (zaken C/01/337304 / HA ZA 18-544 en C/01/359086 / KG ZA 20-295), en tussen [naam] en [naam] enerzijds en [naam] ( [naam] , de broer van verzoekster) anderzijds (zaak C/01/359768 / KG ZA 20-348). In deze zaken heeft de rechter onbegrijpelijke processuele en inhoudelijke beslissingen genomen, ten nadele van [naam] en [naam] . Ook in het thans aanhangige kort geding heeft de rechter onbegrijpelijke beslissingen genomen. De rechter heeft op 10 december 2020 bepaald dat het kort geding op 23 december 2020 zal worden behandeld. Door die beslissing, waarvan verzoekster pas op 14 december 2020 op de hoogte is geraakt, was er nauwelijks tijd om verweer te voeren tegen de ingestelde vorderingen. De rechter heeft bovendien bepaald dat geen fysieke zitting zal plaatsvinden maar dat de zitting vanwege de coronamaatregelen via skype gehouden zal worden. Die beslissing is in strijd met het beginsel van een eerlijke en openbare behandeling (artikel 6 EVRM). Door een skype-zitting is het namelijk niet goed mogelijk op elkaars stellingen te reageren. Partijen kunnen elkaar niet horen en/of zien en ook is voor de ene partij niet te horen wat de andere partij tegen de rechter zegt. De rechter kan tijdens een skype-zitting bovendien net doen alsof hij de stellingen van partijen niet hoort. De beslissingen om de zitting op 23 december 2020 en via skype te houden zijn dus onbegrijpelijk. Dit alles bij elkaar maakt dat de objectief gerechtvaardigde vrees bestaat dat de rechter vooringenomen is, aldus verzoekster.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2
Verzoekster heeft de rechter gewraakt omdat hij volgens verzoekster onjuiste beslissingen heeft genomen, niet alleen in de eerdere procedures waarbij haar ooms, vader en broer betrokken waren, maar ook in het thans aanhangige kort geding tussen verzoekster en haar ooms. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt echter mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing nooit grond kan vormen voor wraking. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.3
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er tegen dat de motivering van een beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de verzoekster onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet
anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Die situatie doet zich naar het oordeel van de wrakingskamer echter niet voor.
3.5
De omstandigheid dat een rechter eerder een uitspraak heeft gedaan waarmee degene die zijn wraking verzoekt het niet eens is, is niet een omstandigheid die erop wijst dat de rechterlijke onpartijdigheid van die rechter schade zou kunnen lijden (HR 16 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU8280). Voor zover verzoekster haar verzoek baseert op de stelling dat de rechter in 2020 onjuiste en haar onwelgevallige vonnissen heeft gewezen in de procedures tussen haar ooms, vader en broer, is dit dus geen omstandigheid die erop wijst dat de onpartijdigheid van de rechter schade zou kunnen lijden.
3.6
De wrakingskamer wijst het verzoek af.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven op 21 januari 2021 door mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, en mr. M.F.M.T. Franke en mr. J.H.L.M. Snijders, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat
geenvoorziening open (artikel 39 lid 5 Rv).