ECLI:NL:RBOBR:2021:5807

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
8390281 \ EJ VERZ 20-141
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in een civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter op 25 juni 2020 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Het verzoek is ingediend door [verzoeker], die zich benadeeld voelt door de handelingen van De Nationale Politie en Noordkaap TV. Het verzoekschrift is op 16 maart 2020 ter griffie ingekomen, waarna de verwerende partijen hun verweerschriften hebben ingediend. De kern van het verzoek is dat [verzoeker] meer informatie wil verkrijgen over de omstandigheden rondom de inbeslagname van goederen door de politie en de rol van Noordkaap TV en [verweerder 3] in deze kwestie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek voldoende concreet is en dat er geen belemmeringen zijn om het verzoek toe te wijzen. De rechter heeft daarbij de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in overweging genomen. De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten om het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe te wijzen, waarbij de getuigen zullen worden opgeroepen om hun verklaringen af te leggen over de feiten die aan de basis liggen van de vordering van [verzoeker]. De beslissing is openbaar uitgesproken en de verdere procedure zal worden voortgezet in het Gerechtsgebouw te Eindhoven.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 8390281 \ EJ VERZ 20-141
Beschikking van 25 juni 2020
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. H.J. Oosterhagen,
toevoegingsnummer: 4NW9949,
tegen:
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
De Nationale Politie, Regionale Eenheid Oost-Brabant,
gevestigd te Eindhoven,
gemachtigde: mr. J.M.C. Schoondermark – Van Nuenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Noordkaap TV Producties B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gemachtigde: mr. J. van den Berg, Mount Law,
3.
[verweerder 3] ,
wonende op een geheim adres,
gemachtigde: mr. J. van den Berg, Mount Law,
verwerende partij.
Verzoekende partij wordt hierna “ [verzoeker] ” genoemd. Verwerende partij wordt hierna “De Nationale Politie c.s.”, dan wel specifiek “De Nationale Politie”, “Noordkaap TV” of “ [verweerder 3] ” genoemd.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
het verzoekschrift van de zijde van [verzoeker] , ter griffie ingekomen op 16 maart 2020;
het verweerschrift van de zijde van Noordkaap TV en [verweerder 3] , ter griffie ingekomen op 20 mei 2020;
het verweerschrift van de zijde van De Nationale Politie, ter griffie ingekomen op 22 mei 2020.
1.2.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de kantonrechter een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen. [verzoeker] legt daaraan, kort gezegd, het volgende ten grondslag. Noordkaap TV is producent van het televisieprogramma ‘ [programma] ’. [verweerder 3] is hiervan de presentator/programmamaker. Zowel Noordkaap TV als [verweerder 3] zijn door [A] (hierna: [A] ) benaderd vanwege een geschil, inhoudende de verkoop van de camper door [A] waarbij [A] zich op het standpunt stelt dat geen contante betaling heeft plaatsgevonden. Dit geschil heeft geleid tot een gerechtelijke procedure, waarbij [A] in het gelijk is gesteld. Op 30 november 2019 heeft [A] aangifte gedaan wegens verduistering van een aantal goederen die bij de camper hoort. Voorgaande betekent dat reeds voor de aangifte verschillende strafvorderlijke bevoegdheden zijn ingezet, nu De Nationale Politie op [datum] 2018, dan wel op [datum] de woning van [verzoeker] is binnengetreden en vervolgens een aantal goederen in beslag heeft genomen. Uit de verslaglegging volgt eveneens dat mensen uit het team, [verweerder 3] en omstanders ervan overtuigd waren dat [verzoeker] in de woning zou zijn. Pas na binnentreding bleek dit niet het geval te zijn. Er is vervolgens beslag gelegd op een aantal goederen, waarbij – ten gevolge van tegenstrijdige door de politie opgemaakte documenten – niet duidelijk is op welke goederen beslag is gelegd. Uiteindelijk is besloten de goederen terug te geven, wat slechts gedeeltelijk heeft plaatsgevonden. Bovendien volgt uit het politiedossier dat enkel sprake was van een civiele zaak. Gelet op voorgaande bestond er onvoldoende aanleiding over te gaan tot binnentreding van de woning en tot inbeslagname van de goederen. Het handelen van De Nationale Politie is dan ook onrechtmatig geweest. Ook hebben Noordkaap TV en [verweerder 3] De Nationale Politie onjuist ingelicht, waardoor ook het handelen van Noordkaap TV en [verweerder 3] gekwalificeerd dient te worden als onrechtmatig. Ten gevolge van het onrechtmatig handelen door De Nationale Politie c.s. is er schade ontstaan en bestaat het voornemen in rechte een vordering in te stellen die strekt tot vergoeding van de geleden schade, bestaande uit een kapotte deur, verdwenen goederen en reputatieschade. Door middel van het getuigenverhoor wenst [verzoeker] meer informatie te krijgen over de eerste melding bij de politie, de inbeslagname van goederen en hetgeen heeft plaatsgevonden op [datum] 2018, dan wel [datum] 2018. Deze informatie is van belang voor het instellen van de vordering(en). Door [verzoeker] wordt daarom verzocht vijf personen te horen, te weten: (i) [B] (officier van justitie), (ii) [C] (officier van justitie), (iii) [verweerder 3] , (iv) [A] en (v) [D] (politiemedewerker basisteam Eindhoven-Noord).
2.2.
Noordkaap TV en [verweerder 3] verzetten zich tegen inwilliging van het verzoek en voeren daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan. Zij stellen zich op het standpunt dat [verzoeker] onvoldoende belang heeft bij zijn verzoek. Ter onderbouwing voeren zij aan dat de vordering geen enkele kans van slagen heeft, omdat [verzoeker] onherkenbaar in beeld is gekomen, er geen beschuldigingen zijn geuit die geen steun vinden in het ter beschikking staande feitenmateriaal en geen sprake kan zijn van reputatieschade. Voorts is aangevoerd dat de door [verzoeker] beoogde getuigenverhoor niet de informatie zal opleveren die nodig zal zijn voor een vordering die strekt tot vergoeding van de geleden reputatieschade. Tot slot is aangevoerd dat – gelet op de rechten die [verweerder 3] als onderzoekjournalist heeft – niet valt uit te sluiten dat bepaalde vragen niet worden beantwoord.
2.3.
De Nationale Politie voert geen verweer tegen het verzoek. Zij refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van onderhavig verzoek kennis te nemen.
3.2.
Op grond van artikel 186 Rv kan op verzoek van een belanghebbende een voorlopig getuigenverhoor worden bevolen, reeds voordat een zaak aanhangig is. De kantonrechter dient het verhoor in beginsel te bevelen, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het voorlopig getuigenverhoor bewezen kunnen worden. Artikel 187 lid 3 aanhef en onder a en b Rv bepaalt dat het verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering moet vermelden, alsmede de feiten of rechten die de verzoekende partij wil bewijzen. De verzoekende partij dient dit op een zodanige wijze te doen dat het voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden en voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben (ECLI:NL:HR:2017:3250). Verder dient de verzoekende partij op grond van artikel 187 lid 3 onder c en d Rv de namen en de woonplaatsen te vermelden van de wederpartij en van de personen die hij als getuige wil horen.
3.3.
Verder is van belang dat het voorlopig getuigenverhoor er vooral toe strekt om belanghebbenden bij een eventueel naderhand bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken geding de gelegenheid te bieden om vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de feiten en om hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen (zie o.a. ECLI:NL:HR:2017:3250).
3.4.
Een verzoek als het onderhavige kan slechts onder bijzondere omstandigheden worden afgewezen, te weten indien de verzoekende partij geen belang heeft zoals bedoeld in art. 3:303 BW, het verzoek in strijd is met de goede procesorde, er misbruik gemaakt wordt van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel of indien het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (zie o.a. ECLI:NL:HR:2018:1433).
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het door [verzoeker] ingediende verzoek dienend is en voldoende concreet is omschreven. [verzoeker] heeft in het verzoekschrift aangegeven wat de aard en het beloop is van de vordering en welke feiten en rechten hij met behulp van het voorlopig getuigenverhoor wil bewijzen. Weliswaar heeft [verzoeker] (grotendeels) nagelaten de woonplaatsen op te nemen van de getuigen, maar dit leidt – mede gelet op de omstandigheid dat hiertegen geen verweer is gevoerd – niet tot de gevolgtrekking dat het verzoek moet worden afgewezen.
3.6.
Noordkaap TV en [verweerder 3] hebben aangevoerd dat [verzoeker] onvoldoende belang heeft bij zijn verzoek, omdat de vordering geen enkele kans van slagen zou hebben. Vooropgesteld wordt dat het geven van een oordeel hierover buiten het bestek van deze procedure valt. In de onderhavige procedure ligt de toewijsbaarheid van een in een bodemprocedure in te stellen vordering niet ter toetsing voor, behoudens het geval dat de beoogde vorderingen zo kansarm zijn dat het belang en de materiële rechtspositie van verzoekende partij als te zwak moeten worden aangemerkt. Deze uitzonderingssituatie doet zich hier echter niet voor. Gelet op hetgeen aan de zijde van [verzoeker] in het verzoekschrift is uiteengezet, dient voor een vordering tot schadevergoeding de onrechtmatigheid van het handelen van De Nationale Politie c.s. komen vast te staan en daarvoor is hetgeen (onder andere) in de onderzoeksfase heeft plaatsgevonden van belang. Ook de stelling dat [verweerder 3] als onderzoeksjournalist het recht heeft bepaalde vragen onbeantwoord te laten, doet niet af aan de mogelijkheid van toewijzing van het verzoek tot oproeping van een onderzoeksjournalist als getuige. Immers, aan de rechter voor wie het getuigenverhoor zal worden gehouden, is voorbehouden om een dergelijk beroep van [verweerder 3] per vraag te beoordelen. Het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor zal dan ook worden toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
beveelt een voorlopig getuigenverhoor;
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het Gerechtsgebouw te Eindhoven aan het Stadhuisplein 4;
bepaalt dat [verzoeker]
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank de verhinderdagen van de partijen (en hun gemachtigden) en die van de op te roepen getuigen in de maanden
juli 2020tot en met
oktober 2020moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
bepaalt dat [verzoeker] uiterlijk op
3 juli 2020een afschrift van deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot aan De Nationale Politie c.s. moet doen toekomen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2020.