Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Dexia Nederland B.V.,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een effectenleaseovereenkomst tussen eiser en Dexia Nederland B.V. De kantonrechter heeft op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, heeft Dexia aangeklaagd wegens het niet nakomen van zorgplichten, waaronder een onderzoeksplicht en een waarschuwingsplicht. De procedure volgde op een tussenvonnis van 12 november 2020, waarin de kantonrechter een voorlopig oordeel had geveld over de rol van de tussenpersoon in de totstandkoming van de overeenkomst.
In het eindvonnis heeft de kantonrechter zijn voorlopige oordeel herzien. De kantonrechter concludeert dat het door de tussenpersoon aan Dexia sturen van de ondertekende overeenkomst niet kan worden aangemerkt als het doorgeven van een order. Dexia heeft haar waarschuwingsplicht niet nagekomen, wat leidt tot onrechtmatig handelen jegens eiser. Dexia wordt veroordeeld om tweederde van de restschuld, die is ontstaan door het niet nakomen van deze plicht, op zich te nemen. Eiser heeft echter geen recht op terugbetaling van andere door haar aan Dexia betaalde bedragen, en de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen.
De kantonrechter heeft eiser in de proceskosten veroordeeld, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor de proceskostenveroordeling. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter H.T.J.F. Verhappen.