In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, een voormalig kerkgebouw, en de toepassing van de kerkenvrijstelling. Eiser, eigenaar van het pand, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarden voor de jaren 2016 tot en met 2019. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar het object onjuist had afgebakend en dat de waarde voor de jaren 2016 en 2017 te hoog was vastgesteld. De rechtbank stelde de waarde voor deze jaren vast op € 450.000, terwijl de waarden voor 2018 en 2019 niet te hoog waren. De rechtbank oordeelde ook dat de kerkenvrijstelling niet van toepassing was, omdat eiser niet had aangetoond dat het pand voor ten minste 70% voor de openbare eredienst werd gebruikt. De rechtbank vernietigde de bestreden uitspraak voor de jaren 2016 en 2017 en bepaalde dat de heffingsambtenaar het griffierecht moest vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.