Overwegingen
1. Eiseres is een bouwbedrijf met 244 medewerkers. Op 2 mei 2018 heeft er een ongeval plaatsgevonden op een bouwlocatie aan de [adres] . Eiseres was daar bezig met de bouw van een nieuwe garage voor een autobedrijf. Tijdens het hijsen van een betonnen trap van 2.265 kilogram is die trap gevallen, met zwaar letsel tot gevolg voor [naam 2] (het slachtoffer), die werkzaamheden verrichtte voor eiseres op dit project. Het slachtoffer heeft door het ongeval drie ribben, een dijbeen en een scheenbeen gebroken. Ook heeft hij zijn bekken op twee plaatsen gebroken en een longkneuzing opgelopen. Hij heeft verklaard dat hij op de dag van het ongeval is opgenomen in het ziekenhuis en 12 dagen in het ziekenhuis heeft gelegen. In het ziekenhuis is hij geopereerd aan zijn bovenbeen. Hierin zijn vier schroeven geplaatst.
Eiseres heeft het ongeval gemeld bij de Arbeidsinspectie. Naar aanleiding van die melding is arbeidsinspecteur H. Sazak diezelfde dag ter plaatse gekomen.
In het door de arbeidsinspecteur opgemaakte boeterapport van 24 april 2019 is het volgende vermeld over de toedracht van het ongeval:
“Tijdens het hijsen van een betonnen trap met een kraan, is deze betonnen trap uit de hijsmiddelen, die niet geschikt waren voor de hijsankers in de trap, geschoten en op betonnen vloerplaten, waar het slachtoffer op stond, terecht gekomen. Hierdoor zijn een aantal betonnen vloerplaten uit de metalen constructie gekomen en samen
met het slachtoffer op de grond gevallen. Als gevolg hiervan is het slachtoffer bekneld geraakt onder een betonnen vloerplaat.”
Op de dag van het ongeval heeft kraanmachinist [naam 2] de betonnen trap aan de arbeidsinspecteur getoond. Hierover is in het boeterapport het volgende vermeld:
“De heer [naam 2] toonde mij een betonnen trap en vertelde dat hij die trap met de kraan had gehesen met behulp van kogelkophaken en dat de trap gevallen was. Ik bekeek de betonnen trap. Ik zag 4 ingegoten hijsankers in deze trap. Ik zag dat deze ankers vervormd waren. De heer [naam 2] toonde mij 4 kogelkophaken en zei dat hij die gebruikt had bij het hijsen van de betonnen trap. Ik zag op deze kogelkophaken de tekst “ [naam 2] ” en “2,5”. Deze kogelkophaken waren met stift de volgende nummers gemarkeerd: V146152, V146220, V146221 en V146222. Volgens de heer [naam 2] waren deze kogelkophaken voor een last tot 2,5 ton. Vervolgens heeft de heer [naam 2] op mijn verzoek de gevallen trap met behulp van hijsbanden gehesen en op een vrij gedeelte geplaatst. Ik heb de trap en hijsankers bekeken en foto’s genomen. Ik zag dat op alle 4 ankers in de trap de tekst “1,3” en “120” stond. Ik zag dat alle 4 ankers beschadigd waren. Ik zag ook dat rondom al deze 4 ankers beschadigingen waren in het beton. Ik heb geprobeerd een kogelkophaak over de ankers te plaatsen, maar dat lukte niet. De heer [naam 2] vertelde mij dat dat niet ging omdat de ankers beschadigd en vervormd waren. Hij toonde mij de wijze waarop deze gebruikt werden op een ander betonnen element met onbeschadigde hijsankers. De hijsankers waren volgens hem dezelfde als de hijsankers die in de betonnen trap waren gegoten. Hij plaatste een kogelkophaak over het anker. Ik zag dat de kogelkophaak in de uitsparing over het anker paste. Op het anker stond de tekst “1,3” en “120”. Ik zag dat er tussen het anker en de sleuf van de haak speling aanwezig was.
De kraanmachinist heeft over de bij het hijsen van de betonnen trap gebruikte kogelkophaken en hijsankers op 25 maart 2019 het volgende verklaard:
“Naar mijn weten waren de kogelkophaken voldoende. Ik had op de tekening gekeken naar het gewicht van de trap. Op de tekening stond niet aangegeven welke kogelkophaken (tonnage) er gebruikt moesten worden. Aan de hand van het gewicht had [naam 2] ( [naam 2] , de uitvoerder) de kogelkophaken geregeld. Hij had de 2,5T-type geregeld die geschikt is van 1500 tot 2500 kg. Volgens het gewicht wat aangegeven was op de tekening zat ik in de veilige marge met die type haak. Ik heb de haken die ik gebruikte aan u
getoond op de dag van het ongeval. Een tweede controle voor mij is het moment dat de kogelkophaak in de bolling van de kogelkopanker in de trap pas. De kogelkophaak paste in alle ankers van de tweede trap. Het past of het past niet. Op de bouwlocatie in Den Bosch had ik alleen 2,5T-type kogelkophaken ter beschikking”.
De Arbeidsinspectie heeft [naam 2] , de directeur van eiseres, op 27 maart 2019 het volgende voorgehouden:
“Op basis van het onderzoek heb ik geconcludeerd dat het ongeval als volgt heeft plaatsgevonden: Tijdens het hijsen van een prefab betonnen trap zijn verkeerde hijsmiddelen (kogelkophaken) gebruikt. Er werd gebruikt gemaakt van 2,5t type haken terwijl 1,3t type haken gebruikt moesten worden voor het anker wat ingegoten was. De trap is uit deze hijsmiddelen gevallen en op betonnen vloerplaten gekomen waarop het slachtoffer werkzaam was. Deze platen zijn gebroken en ingestort. Het slachtoffer is vervolgens op de grond terechtgekomen en was bekneld onder een beton plaat. Klopt dit?”
Hierop heeft [naam 2] als volgt gereageerd:
“Ja, dat klopt, behalve dat de conclusie is dat erverkeerdekogelkophaken zijn gebruikt. Het is voor ons nog onduidelijk of de gebruikte kogelkophaken niet juist waren, dit omdat na bespreking van het ongeval in onze uitvoerdersvergadering er door al mijn uitvoerders
is bevestigd dat bij het gebruik van kogelkophaken die passen in de ingestorte ankers, de juiste kogelkophaken zijn gebruikt. Op het moment dat deze niet passen, is dat het signaal dat de verkeerde is aangeleverd”.
Het standpunt van de staatssecretaris
2. De staatssecretaris heeft eiseres naar aanleiding van de hiervoor genoemde bevindingen een boete van € 18.900,– opgelegd voor overtreding van artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit. De staatssecretaris heeft een boetenormbedrag van € 9.000,– tot uitgangspunt genomen (artikel 1, derde lid, onder a, van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (hierna: de Beleidsregel)). Vervolgens heeft de staatssecretaris het boetenormbedrag gesteld op € 5.400,– vanwege de bedrijfsgrootte van eiseres (artikel 1, achtste lid, onder e, van de Beleidsregel). Vervolgens heeft de staatssecretaris het boetenormbedrag van € 5.400,– vanwege de ziekenhuisopname van het slachtoffer van 11 nachten vermenigvuldigd met 4 (artikel 1, tiende lid, onder c, ten eerste, van de Beleidsregel) en de boete vastgesteld op € 21.600,–. De staatssecretaris heeft geen aanleiding gezien dit bedrag te matigen op grond van de matigingsgronden als bedoeld in artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel. De staatssecretaris heeft de boete echter wel met 12,5% gematigd naar € 18.900,–, omdat eiseres na het ongeval adequate maatregelen heeft getroffen om overtreding van artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit in de toekomst te voorkomen (artikel 1, twaalfde lid, van de Beleidsregel).
In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het standpunt gehandhaafd dat eiseres artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit heeft overtreden. Het ongeval is ontstaan door het loskomen van de hijsankers uit de kogelkophaken. Er is bij het hijsen van de betonnen trap gebruik gemaakt van een kogelkophaak type 2,5T in plaats van type 1,3T om te bevestigen over een hijsanker type 1,3T. Hierdoor was er speling tussen de sleuven van de haken en de ankers en was er speling tussen de koppen van de ankers en de zijkanten van de binnenzijde van de haken. Hierdoor hebben de ankers los kunnen komen uit de haken. Van afstemming of geschiktheid als bedoeld in artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit was daarom geen sprake. De staatssecretaris vindt ook in bezwaar een boete van € 18.900,– op zijn plaats en ziet geen aanleiding voor verdere matiging van de boete. Als eiseres vóór het ongeval adequate maatregelen had getroffen om overtreding van artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit te voorkomen, dan was de boete met 25% gematigd, maar dat is niet gebeurd. Pas na het ongeval zijn adequate maatregelen getroffen. Daarom is volstaan met een matiging van 12,5%. Een matiging op één of meer gronden als bedoeld in artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel is niet aan de orde, omdat eiseres een werkwijze had ontwikkeld die erop was gericht 2,5T-haken te gebruiken voor 1,3T-ankers. Omdat dit geen veilige werkwijze (matigingsgrond a) is, kan een beroep op de andere matigingsgronden (b: noodzakelijk randvoorwaarden, c: adequate instructies, d: adequaat toezicht) reeds hierom niet slagen. Die voorwaarden en instructies en dat toezicht zien immers op een niet veilige werkwijze.
Het oordeel van de rechtbank naar aanleiding van de beroepsgronden
3. Eiseres heeft primair betoogd dat zij artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit niet heeft overtreden. Op pagina 2 van de handleiding van de [naam 2] kogelkophaak staat “Controleer de belastbaarheid van het anker met de specificaties op de universele hijshaak”. Ook op pagina 3 van de handleiding wordt de hijshaak als universeel bestempeld, waarbij de
belastbaarheid van het anker met de specificaties op de universele hijshaak moet worden beoordeeld. Dat is in dit geval ook gebeurd. De gebruikte universele kogelkophaken waren immers per stuk geschikt tot 2,5 ton. Gelet op het gewicht van de betonnen trap van 2.265 kilogram en gelet op het geciteerde uit de handleiding, hebben [naam 2] , [naam 2] en [naam 2] zich vóór het hijsen er voldoende van vergewist dat de hijshaak en het hijsanker correct op elkaar zijn afgestemd. Zij wisten niet beter dan dat de ankers en haken universeel zijn; zij konden niet vermoeden dat dat niet zo was. Er is volledig gewerkt overeenkomstig de handleiding van [naam 2] en op een manier zoals werknemers werden geschoold. Eiseres vindt dan ook dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen sprake zou zijn van afstemming of geschiktheid in de zin van artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit. Eiseres is het ook niet eens met het standpunt van de staatssecretaris dat er speling zou zijn met een gevaarlijke situatie tot gevolg. Vóór het hijsen is alles geverifieerd en is de manier van hijsen akkoord bevonden. Omdat de haak op het anker paste en correct was aangebracht, werd er van uitgegaan dat het hijsen ging gebeuren op een verantwoorde manier. Tot het ongeval was het mogelijk om een 2,5T-haak te plaatsen over een 1,3T-anker. Daarvoor was voldoende ruimte. Nu, na dit ongeval, is de kom van een 1,3T-anker kleiner waardoor het niet meer mogelijk is een 2,5T-haak te plaatsen op een 1,3T-anker. [naam 2] heeft dit in oktober 2018 ook aangepast in de handleiding. Volgens eiseres moet daarom gesproken worden van een atypisch ongeval waarbij blijkbaar niemand van te voren redelijkerwijs had kunnen vermoeden of voorzien dat zo’n ongeval zou kunnen gebeuren. Eiseres betreurt het dat dit ongeval heeft plaatsgevonden, maar het enkele feit dat een ongeval heeft plaatsgevonden, leidt niet tot de conclusie dat eiseres artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit heeft overtreden.
4. In artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit staat dat hijs- en hefgereedschap moet worden afgestemd op de kenmerken van de te hanteren lasten, de aanslagpunten, de haakvoorziening en de weersomstandigheden, daarbij rekening houdend met de wijze van aanslaan van de last en het te gebruiken hijs- of hefwerktuig en is geschikt voor de uit te voeren hijs- en hefhandeling.
5. Artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit bevat geen opzet of schuld als bestanddeel. Vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is dat in een dergelijk geval de overtreding vaststaat als aan de materiële voorwaarden van het artikel is voldaan (uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1759). Het gaat bij artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit om de vraag of het hijs- en hefgereedschap juist is afgestemd op de kenmerken van de te hanteren lasten, de aanslagpunten, de haakvoorziening en de weersomstandigheden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de manier van aanslaan van de last en het te gebruiken hijs- of hefwerktuig en of dat geschikt is voor de uit te voeren hijs- en hefhandeling. Bij het hijsen van de betonnen trap is gebruik gemaakt van een kraan. Niet in geschil is dat die kraan geschikt was voor het hijsen en heffen van de betonnen trap. Het gaat in deze zaak om de vraag of de hijshaken en hijsankers op elkaar waren afgestemd. 6. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. De betonnen trap is gehesen door 2,5T-hijshaken te haken aan 1,3T-hijsankers. De staatsecretaris heeft in het verweerschrift nogmaals uiteengezet dat hierdoor speling was tussen de sleuven van de haken en ankers en speling tussen de koppen van de ankers en de zijkanten van de binnenzijde van de haken. In die zin waren de ankers en de haken niet op elkaar afgestemd. De sleuf van de haak bedroeg 17 mm terwijl de kop van het anker 18 mm breed was. Dit betekent dat de kop van het anker aan weerszijden slechts met ongeveer een halve mm van de kop op de haak rustte als het anker zich exact in het midden van de sleuf bevond. Onder die omstandigheden heeft het kunnen gebeuren dat door een minieme verschuiving, als gevolg van een schommeling van de trap, de haak aan de ene kant uit het anker heeft kunnen ‘schieten’, waarna de haak aan de andere kant er ook uit is geschoten.
Eiseres heeft aangevoerd dat de staatssecretaris bij de maatvoering van de 2,5T-haak en 1,3T-anker is uitgegaan van onjuiste maten en dat het standpunt dat de kop van het anker aan weerszijden slechts met ongeveer een halve mm van de kop op de haak rustte als het anker zich exact in het midden van de sleuf bevond, niet juist is. Zij heeft zelf ook een schematische weergave gemaakt, waarbij zij is uitgegaan van de afmetingen van de daadwerkelijk gebruikte hijsankers en hijshaken. Uit die weergave blijkt dat de sleuf van de haak 16,15 mm was en de kop van het anker 19,01 mm, zodat de kop van het anker aan weerszijden met ruim meer dan 0,5 mm op de haak rustte.
Tijdens de zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat hij is uitgegaan van de maatvoering van de fabrikant, omdat de daadwerkelijk bij het ongeval gebruikte materialen kunnen zijn vervormd door de krachten die daarop werden uitgeoefend bij het ongeval. De rechtbank vindt dit een aannemelijke toelichting voor het verschil in maten, zoals gebruikt door de staatssecretaris en door eiseres. De rechtbank is van oordeel dat gebruik van de maatvoering zoals de fabrikant die hanteert de meest betrouwbare maatvoering is, omdat inderdaad de daadwerkelijk gebruikte materialen vervormd kunnen zijn door het ongeval. De rechtbank vindt dan ook dat de staatssecretaris met deze uiteenzetting heeft aangetoond dat met het gebruiken van hijsankers 1,3T en hijshaken 2,5T geen sprake was van een juiste afstemming als bedoeld in artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit.
Eiseres heeft ook aangevoerd dat de haken en ankers beide geschikt waren voor hijsen van de betonnen trap en dat de 2,5T-haak feitelijk paste op het 1,3T-anker. Zoals de staatssecretaris echter terecht heeft opgemerkt, laat dit onverlet dat de 2,5T-haak en het 1,3T- hijsanker vanwege de geschetste speling niet op elkaar waren afgestemd.
7. Eiseres heeft verder de nodige opmerkingen gemaakt over wat [naam 2] van [naam 2] en [naam 2] hebben gezegd over hijshaken en hijsankers. De rechtbank zal hier niet op ingaan, omdat de staatssecretaris zijn standpunt dat eiseres artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit heeft overtreden niet langer (mede) baseert op die verklaringen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris ook met voorbijgaan aan de verklaringen van [naam 2] en [naam 2] gemotiveerd en overtuigend uiteengezet dat eiseres artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit heeft overtreden.
8. De staatssecretaris heeft zich gelet op het vorenstaande terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van een overtreding van artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Volledig ontbreken verwijtbaarheid
9. Subsidiair heeft eiseres aangevoerd dat haar die overtreding in het geheel niet kan worden verweten. Eiseres heeft een werkwijze gevolgd die geheel gebruikelijk was in de branche. Eiseres werkt bovendien met een risico-matrix. Op basis van jarenlange ervaringscijfers binnen de eigen onderneming en binnen de branche, worden per project en per projectonderdeel, zoals het hijsen, de risico’s ingeschat. Omdat zich bij hijswerkzaamheden, uitgevoerd op de tot dan toe gebruikelijke wijze, geen ongevallen of andere problemen voordeden, werden de risico’s als laag / nihil ingeschat. Aanvullende maatregelen waren dus ook niet nodig. Eiseres zou ook niet weten welke maatregelen zij dan had moeten treffen of welke inspanningen zij zich had moeten getroosten. Ook in dit verband heeft eiseres erop gewezen dat zij heeft gehandeld conform de toen geldende handleiding van [naam 2] , waarin was vermeld:
“controleer de belastbaarheid van het anker met de specificaties op de universele hijshaak.”Dit heeft eiseres gedaan: de gebruikte universele kogelkophaken waren per stuk geschikt tot 2,5 ton en de trap had een gewicht van 2.265 kilogram. Kogelkophaken van het type 1,3T zijn per stuk geschikt tot 1,3 ton. Ook opleidingsinstituut V-TAS verklaart dat bij scholing altijd wordt uitgelegd dat conform de handleiding moet worden gewerkt. Eiseres heeft gewerkt conform de handleiding en gelet op de vermelding daarin dat de kogelkophaken universeel zijn en dat moet worden gecontroleerd op belastbaarheid – wat eiseres heeft gedaan – was de overtreding niet voorzienbaar. Na het ongeval is de handleiding van [naam 2] aangepast. In de huidige versie wordt niet langer gesproken over een universele kogelkophaak en is een overzicht toegevoegd met de belastingklasse van het hijsanker en de bijbehorende kogelkophaak. Eiseres heeft er verder ook op gewezen dat [naam 2] was vergeten om de hijsvoorziening te duiden in de bouwtekening. Er was volgens eiseres ook geen sprake van speling die tot argwaan had moeten leiden. Die speling is ook niet zichtbaar, omdat de kogelkophaak over het hijsanker valt. Ook schreef de handleiding geen controle op speling voor.
10. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat de overtreding haar in het geheel niet kan worden verweten. Hiervoor is bij punt 6 geoordeeld dat er speling was tussen de kogelkophaak 2,5T en hijsanker 1,3T. De stelling dat die speling niet zichtbaar was, kan niet worden gevolgd. Die speling is te zien op de foto’s op pagina 5 en 6 van bijlage 15 van het boeterapport. Dit had voor eiseres aanleiding kunnen en moeten zijn, gelet op de op haar uit hoofde van artikel 7.20, eerste lid, van het Arbobesluit rustende verplichting, om na te gaan of de gebruikte hijshaak (2,5T) wel juist was afgestemd op het hijsanker in de trap (1,3T). Die verplichting rust op eiseres als werkgever en betekent dat zij in ieder afzonderlijk geval opnieuw moet zorgen voor goede afstemming. Aan eiseres kan worden toegegeven dat de op het moment van het ongeval geldende handleiding door de vermelding dat het hijsanker universeel is, niet geheel duidelijk is. In de handleiding staat:
“Controleer de belastbaarheid van het anker met de specificaties op de universeel hijshaak.”Uit deze passage kan echter ook niet zonder meer worden afgeleid dat een 2,5T kogelkophaak geschikt is voor een 1,3T hijsanker, temeer omdat het in de handleiding alleen gaat om de kogelkophaak en niet om het hijsanker. Dat V-TAS adviseert om conform de handleiding te werken, kan niet afdoen aan het vorenstaande. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Matiging op grond van de Beleidsregel en evenredigheid
11. Meer subsidiair heeft eiseres aangevoerd dat geen sprake is van een evenredige sanctie. Zij betoogt dat de boete verder, dus met meer dan 12,5 %, moet worden gematigd. Zij vindt dat de staatssecretaris het beroep van eiseres op alle vier in artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel genoemde matigingsgronden had moeten honoreren. Zij heeft de risico’s geïnventariseerd en heeft een veilige werkwijze ontwikkeld (a-grond), zij heeft de noodzakelijke randvoorwaarden gecreëerd, zij heeft adequate instructies gegeven en ten slotte ook adequaat toezicht gehouden. Eiseres vindt dat de staatssecretaris de matigingsgronden niet afzonderlijk maar cumulatief heeft beoordeeld en dit is niet toegestaan. Ook heeft eiseres ná de overtreding inspanningen verricht om een overtreding in de toekomst te voorkomen. Eiseres vindt dat die inspanning moet leiden tot een verdergaande matiging dan 12,5 %.
12. De staatssecretaris heeft geen aanleiding gezien voor een verdere matiging op grond van de Beleidsregel. Bij het beroep op de in artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel vermelde matigingsgronden gaat eiseres ervan uit dat zij een veilige werkwijze volgde. De staatssecretaris heeft zich echter terecht op het standpunt gesteld dat er in dit geval geen veilige werkwijze was. De veilige werkwijze om een betonnen trap als in deze zaak te hijsen, is met een 1,3T-hijsanker en een 1,3T-hijshaak. Het hijsen met een 1,3T-hijsanker en een 2,5T-hijshaak en het daarbij niet controleren op speling tussen anker en haak is geen veilige werkwijze. De staatssecretaris heeft zich in het verlengde daarvan ook terecht op het standpunt gesteld dat er dus ook geen noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd, geen adequate instructies zijn gegeven en geen adequaat toezicht is gehouden. Die randvoorwaarden, instructies en toezicht zagen immers niet op het toepassen van een veilige werkwijze en kunnen daarom niet tot matiging van de boete leiden. Dat eiseres zowel de 1,3T als de 2,5T-haken heeft in haar magazijn, is niet voldoende om aan te nemen dat de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd. Het doel van de randvoorwaarden is dat daarmee een veilige werkwijze wordt nageleefd en dat heeft eiseres niet gedaan, het enkele aanwezig zijn van het juiste materiaal is hiervoor niet genoeg. Duidelijk moest zijn voor de werknemers dat zij dit juiste materiaal moesten gebruiken. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat de staatssecretaris de matigingsgronden hiermee cumulatief heeft beoordeeld. Zoals de staatssecretaris tijdens de zitting heeft toegelicht, is wel beoordeeld of aan iedere matigingsgrond afzonderlijk wordt voldaan, maar bestaat er een zekere samenhang tussen de inhoudelijke beoordeling van die gronden omdat ze zien op het naleven van een veilige werkwijze. De staatssecretaris heeft terecht geen aanleiding gezien om de boete op grond van de matigingsgronden verder te matigen en in de aangevoerde omstandigheden terecht ook geen aanleiding gezien om de boete op grond van 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verder te matigen.
13. De rechtbank volgt eiseres ten slotte ook niet in haar betoog dat de staatssecretaris de boete met meer dan 12,5 % had moeten matigen vanwege de inspanningen die zij ná de overtreding heeft verricht. Zoals de staatssecretaris heeft toegelicht, is inmiddels in artikel 1, twaalfde lid, van de Beleidsregel vermeld dat als de werkgever aantoont dat hij na de overtreding adequate maatregelen heeft genomen, dit kan leiden tot een boetematiging van 12,5 %. Maatregelen zijn adequaat als ze zijn gericht op het voorkomen van dezelfde of soortgelijke overtredingen en zo snel mogelijk na de overtreding zijn genomen.
Eiseres heeft in haar beroepschrift ter onderbouwing van een verdergaande matiging ook gewezen op twee uitspraken waarin een verdergaande matiging is toegepast (uitspraak van de rechtbank Overijssel van 9 augustus 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:3086, en uitspraak van de Afdeling van 15 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1187). De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Overijssel in hoger beroep heeft vernietigd (uitspraak van 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3266). Over de uitspraak van de Afdeling van 15 april 2015 heeft de staatssecretaris terecht opgemerkt dat de reden dat de Afdeling in die zaak met meer dan 12,5 % heeft gematigd, was dat er in die specifieke omstandigheden sprake was van onverwachtse werkzaamheden met een asbesthoudende plaat. Er werd geslepen aan een stalen plaat en daarbij is een andere, asbesthoudende, plaat op een vloer gevallen en gebroken. Omdat de betrokken werkgever snel en adequaat heeft opgetreden om het voortdurende risico van de gebroken asbesthoudende plaat weg te nemen, heeft de Afdeling een hogere matiging dan 12,5 % evenredig geoordeeld. Hierin verschilt zich deze zaak met die zaak. Er werden hijswerkzaamheden uitgevoerd en dat was ook de bedoeling. En bij die werkzaamheden is een ongeval bij het hijsen gebeurd. 14. Alles overziend acht de rechtbank een verdere matiging niet op zijn plaats en een boete van € 18.900,– passend en geboden. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.