In deze zaak gaat het om een deelgeschil waarbij verzoekster, die op 8 april 2018 in een café genaamd De Vooruitgang in Eindhoven door een glas op haar hoofd is geraakt, de rechtbank verzoekt om te oordelen dat De Vooruitgang en haar aansprakelijkheidsverzekeraar, Nationale Nederlanden, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die zij heeft geleden. De rechtbank heeft de procedure op 26 augustus 2021 behandeld en de verzoekster vertegenwoordigd door mr. W. Munten, terwijl De Vooruitgang en Nationale Nederlanden werden bijgestaan door mr. M.B.G. Stevens.
De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoekster was met vriendinnen in het café en werd rond 1:15 uur getroffen door een glas dat van de bovenverdieping viel. Na het ongeval heeft verzoekster medische hulp gezocht en is zij in het ziekenhuis behandeld. De verzoekster heeft De Vooruitgang aansprakelijk gesteld, maar de aansprakelijkheidsverzekeraar heeft dit afgewezen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de criteria voor onrechtmatige gevaarzetting, zoals vastgelegd in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek en het Kelderluikarrest.
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van onrechtmatige gevaarzetting. De Vooruitgang heeft voldoende veiligheidsmaatregelen getroffen en de kans dat glazen van de reling vallen is volgens de rechtbank klein. De rechtbank wijst het verzoek van verzoekster af en concludeert dat De Vooruitgang niet aansprakelijk is voor de schade die verzoekster heeft geleden. De kosten van de deelgeschilprocedure worden begroot op € 6.581,41, en het verzoek om vergoeding van deze kosten wordt afgewezen omdat De Vooruitgang niet aansprakelijk is bevonden.