ECLI:NL:RBOBR:2021:414

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
C/01/353603 / FA RK 19-5921_4
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap naar Pools recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 januari 2021 een beschikking gegeven over de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap naar Pools recht. De verzoekster, aangeduid als de moeder, heeft een verzoek ingediend om het vaderschap van de man vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Pools recht van toepassing is op het verzoek, en dat de moeder op grond van artikel 84 van de Poolse Familien- und Vormundschaftsgesetzbuch (FVGB) ontvankelijk is in haar verzoek. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen, waaronder die van 25 februari 2020, 13 juli 2020 en 30 juli 2020, het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) verzocht om een onderzoek naar de toepasselijkheid van het Pools recht. Het IJI heeft op 14 september 2020 gerapporteerd dat voor de toewijzing van het verzoek tot vaststelling van het vaderschap het vaderschap niet hoeft vast te staan, en dat een DNA-onderzoek niet noodzakelijk is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de moeder, op basis van de relevante artikelen van de FVGB, het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kan indienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, geboren in Polen, de vader is van de minderjarige [A], en heeft het verzoek van de moeder toegewezen. De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/353603 / FA RK 19-5921_4
Uitspraak: 26 januari 2021
Beschikking betreffende afstamming in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] , verder te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.W.F. van Wijk.
Belanghebbenden zijn:

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats]
verder te noemen: (de) man,
en

mr. A.H. van Gerwen,

advocaat, kantoorhoudende te Eindhoven,
in de hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige:
[A]geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , hierna: [A] ,
als zodanig benoemd bij beschikking van deze rechtbank van 25 februari 2020.
In zijn adviserende rol ex artikel 810 Rv is bij deze zaak betrokken:
de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Zuidoost Nederland, hierna te noemen: de raad.
De verdere procedure
Deze beschikking volgt op de beschikkingen van deze rechtbank van 25 februari 2020,
13 juli 2020 en 30 juli 2020. In de laatstgenoemde beschikking heeft de rechtbank het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: het IJI) verzocht een onderzoek te verrichten en daarover te rapporteren. De moeder, althans haar advocaat en de belanghebbenden zijn verzocht uiterlijk twee weken na ontvangst van de onderzoeksresultaten schriftelijk te reageren, (eventueel gewijzigde) standpunten weer te geven en zich ook uit te laten over de gewenst voortgang van de procedure. Iedere verdere beslissing is pro forma aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van:
* een brief van het IJI van 14 september 2020, met als bijlage het rapport inzake ‘advies Pools recht’ van 14 september 2020;
* een F9-formulier van de bijzondere curator, ingediend op 6 oktober 2020;
* een F9-formulier van mr. Van Wijk, ingediend op 7 oktober 2020;
* een brief van de raad van 13 oktober 2020.
De rechtbank heeft vervolgens beschikking bepaald op heden.
Het rapport van het IJI
De rechtbank heeft in de beschikking van 13 juli 2020 vastgesteld dat Pools recht van toepassing is op het verzoek van de moeder. De rechtbank is op grond van artikel 10:2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gehouden het door de regels van internationaal privaatrecht aangewezen buitenlands recht ambtshalve toe te passen. De rechtbank achtte zich niet in staat Pools recht toe te passen op het verzoek, omdat een Nederlandse vertaling van de Poolse wettekst niet voorhanden is. De rechtbank heeft daarom het IJI gevraagd een onderzoek te verrichten.
Het IJI heeft in het rapport van 14 september 2020 de onderzoeksvragen beantwoord zoals door de rechtbank gesteld in de beschikking van 30 juli 2020. De beantwoording van de vragen is hierna weergegeven.
1. Kunt u aangeven welk(e) relevante artikel(en) van de Poolse wet- en regelgeving van toepassing is/zijn op het voorliggende vraagstuk met betrekking tot de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man;
Volgens het IJI zijn de artikelen 84, 85 en 86 van de Familien- und Vormundschaftsgesetzbuch (Family and Guardianship Code, ofwel Wetboek van familie en voogdij, hierna: FVGB) relevant.
2. Kunt u aangeven hoe de Nederlandse vertaling van de bepaling(en) luidt?
Er is geen Nederlandse vertaling van de artikelen gevonden. De artikelen worden beschreven en toegelicht in de beantwoording van vraag 3.
3. Kunt u aangeven welke voorwaarden de Poolse wet- en regelgeving stelt aan het gerechtelijk vaststellen van het ouderschap?
“In artikel 84 §1 is neergelegd dat gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kan worden verzocht door het kind, zijn moeder of de man die stelt de vader van het kind te zijn (hierna: de beweerdelijke vader). Dit zijn de direct betrokkenen bij de vaststelling van familierechtelijke betrekkingen. Als het kind meerderjarig is kunnen de moeder en de beweerdelijk vader niet meer een verzoek tot vaststelling vaderschap indienen. Het kind en zijn moeder dienen het verzoek tegen de beweerdelijk vader in (artikel 84 §2) en de beweerdelijk vader tegen de moeder en het kind en indien de moeder niet meer leeft, alleen tegen het kind (artikel 84 §3). Wanneer het kind een verzoek tot vaststelling van het vaderschap heeft ingediend en gedurende de procedure komt te overlijden, kunnen zijn nakomelingen het verzoek (de procedure) voort zetten (artikel 84 §4). (…) wanneer het kind voor het bereiken van de meerderjarigheid is gestorven, [kunnen] de moeder en de beweerdelijke vader tot het moment waarop het kind meerderjarig zou zijn geworden, een verzoek tot vaststelling van het vaderschap […] indienen.”
In artikel 85 FVGB is het wettelijk vermoeden van vaderschap en de weerlegging daarvan opgenomen.
Op grond van artikel 86 FVGB kan het Openbaar Ministerie in het belang van het kind, tot het moment waarop het kind meerderjarig wordt, een verzoek tot vaststelling van het vaderschap indienen.
4. Kunt u de rechtbank voorts nadere informatie doen toekomen over het Poolse afstammingsrecht die naar uw oordeel bij de beoordeling van de onderhavige zaak van belang zou kunnen zijn?
Naar Pools recht heeft de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap een declaratoir karakter met werking
ex tunc, dat wil zeggen dat het vaderschap ten aanzien van de burgerlijke staat van het kind terugwerkt tot het moment van zijn geboorte. Het kind geldt derhalve met terugwerkende kracht vanaf de geboorte als kind van de vader.
5. Heeft u verder nog iets op te merken dat u voor de beoordeling van de onderhavige zaak van belang acht?
Het IJI heeft geen nadere opmerkingen in het kader van de voorgelegde vragen.
De standpunten van belanghebbenden
Net als het IJI is de moeder van mening dat artikel 84 FVGB van toepassing is op het verzoek en zij de mogelijkheid heeft op grond van dat artikel de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap te verzoeken, zo blijkt uit het F9-formulier van mr. Van Wijk van 7 oktober 2020.
Uit het F9-formulier van 6 oktober 2020 blijkt dat de bijzondere curator van mening is dat de moeder op grond van artikel 84 §1 FVGB ontvankelijk is in haar verzoek. Volgens de bijzondere curator blijft echter de vraag bestaan over het verwekkerschap van de man. Het verzoek van de moeder kan volgens haar daarom (nog) niet worden toegewezen nu onzekerheid over het verwekkerschap in geval van gerechtelijke vaststelling van het vaderschap niet in het belang is van [A] . Een DNA-onderzoek lijkt daarom noodzakelijk, mede gelet op de toelichting van het IJI bij artikel 85 FVGB dat naar Pools recht aan bloedonderzoek en DNA-bewijs de meeste waarde wordt gehecht. De bijzondere curator geeft daarom in overweging een DNA-onderzoek te gelasten waaraan beide partijen hun medewerking dienen te verlenen.
De raad heeft zich in zijn brief van 13 oktober 2020 op het standpunt gesteld dat toewijzing van het verzoek van de moeder op zijn plaats is.
De man heeft niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn gereageerd op het rapport van het IJI.
De verdere beoordeling
Toepasselijk recht
Op grond van artikel 10:97 en 10:2 BW dient de rechtbank Pools recht toe te passen op het verzoek van de moeder.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat de moeder op grond van artikel 84 §1 FVGB een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kan doen. Verder richt het verzoek van de moeder zich tegen de man als beweerdelijk vader, zodat ook aan de tweede paragraaf van artikel 84 FVGB is voldaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het door het IJI uitgebrachte rapport vast dat artikel 84 FVGB ziet op de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Artikel 85 FVGB ziet op het wettelijk vermoeden van vaderschap en de mogelijkheden tot de ontkenning daarvan. Niet is gebleken van enig verband tussen deze twee artikelen. Uit het rapport van het IJI en het daarin geciteerde artikel 84 FVGB volgt niet dat sprake moet zijn van een wettelijk vermoeden van vaderschap of dat het biologisch vaderschap (met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid) moet zijn vastgesteld voordat een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kan worden toegewezen. In artikel 84 FVGB wordt alleen bepaald wie en onder welke omstandigheden een dergelijk verzoek kan doen en tegen wie dat verzoek moet zijn gericht. De rechtbank concludeert daarom dat voor de toewijzing van het verzoek van de moeder naar Pools recht het vaderschap van de man niet hoeft vast te staan. Het gelasten van een DNA-onderzoek is daarom niet noodzakelijk. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het advies van de bijzondere curator op dit punt.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om het vaderschap van de man (naar Pools recht) gerechtelijk vast te stellen toewijzen, aangezien aan de daaraan gestelde vereisten van artikel 84 FVGB is voldaan.
De beslissing
De rechtbank:
stelt naar Pools recht vast dat [verweerder] , geboren te [geboorteplaats] (Polen) op
[geboortedatum] , de vader is van de minderjarige [A] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
compenseert de gemaakte proceskosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Aarts, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 26 januari 2021.
mku
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en door de in de procedure verschenen wederpartij, binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak
b. door de niet-verschenen wederpartij binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.