ECLI:NL:RBOBR:2020:6863

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
C/01/353603 / FA RK 19-5921_2
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap naar Pools recht met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 juli 2020 uitspraak gedaan over de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man ten aanzien van de minderjarige [A]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.W.F. van Wijk, verzoekt de rechtbank om vast te stellen dat de man de verwekker is van [A]. De moeder en de man hebben een kortstondige relatie gehad, waaruit [A] is geboren. De man heeft [A] niet erkend en er is sindsdien geen contact meer geweest. De moeder stelt dat de man de verwekker is, omdat zij geen seksuele contacten met andere mannen heeft gehad rondom de verwekking en de man betrokken was bij de zwangerschap en bevalling. De bijzondere curator, mr. A.H. van Gerwen, is benoemd om de belangen van [A] te behartigen, maar heeft geen contact kunnen krijgen met de man.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de man de Poolse nationaliteit hebben, waardoor het Poolse recht van toepassing is op het verzoek. De rechtbank heeft echter geen toegang tot de Poolse wetgeving en kan daarom het verzoek niet inhoudelijk beoordelen. De rechtbank heeft besloten om het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) te benaderen voor onderzoek naar de relevante Poolse wetgeving en de voorwaarden voor de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De rechtbank heeft de kosten voor dit onderzoek ten laste van de rechtbank of de staat gesteld. De zaak is aangehouden tot het IJI zijn bevindingen heeft gerapporteerd.

De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de voorgestelde vraagstelling en heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/353603 / FA RK 19-5921_2
Uitspraak: 13 juli 2020
Beschikking betreffende afstamming in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] , verder te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.W.F. van Wijk.
Belanghebbenden zijn:

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ),
verder te noemen: (de) man,
en

mr. A.H. van Gerwen,

advocaat, kantoorhoudende te Eindhoven,
in de hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige:
[A]geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats] , hierna: [A] ,
als zodanig benoemd bij beschikking van deze rechtbank van 25 februari 2020.
Daarnaast heeft de rechtbank voor de mondelinge behandeling uitgenodigd:
de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Zuidoost Nederland, hierna te noemen: de raad.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift van de moeder, gedateerd op 10 december 2019;
  • een F9-formulier met bijlagen van mr. Van Wijk, ingediend op 14 januari 2020.
Bij beschikking van 25 februari 2020 is mr. Van Gerwen benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige [A] teneinde haar in rechte te doen vertegenwoordigen en haar belangen te behartigen.
Vervolgens heeft de rechtbank kennisgenomen van:
  • het verslag van de bijzondere curator, gedateerd op 23 maart 2020;
  • een brief van de bijzondere curator van 28 mei 2020;
  • een brief met bijlagen van mr. Van Wijk van 29 mei 2020.
Op 2 juni 2020 heeft de rechtbank partijen telefonisch gehoord, omdat er als gevolg van het Covid-19-virus geen mondelinge behandeling in elkaars aanwezigheid op de rechtbank kon plaatsvinden. De rechtbank heeft gesproken met:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de bijzondere curator;
  • mevrouw [naam] namens de raad.
Hoewel de man correct is opgeroepen, heeft de rechtbank geen contactgegevens van hem ontvangen voor het bijwonen van de telefonische zitting. De rechtbank heeft tijdens de telefonische zitting gebeld met het telefoonnummer dat de moeder van de man heeft, maar er werd niet opgenomen. De rechtbank stelt daarom vast dat de man niet is verschenen.
De feiten
De moeder en de man hebben een kortstondige relatie gehad. Gedurende de relatie is de minderjarige [A] geboren. De relatie is verwaterd en uiteindelijk medio [jaar] definitief tot een einde gekomen.
De man heeft [A] niet erkend. De moeder is van rechtswege eenhoofdig met het gezag belast.
Na de geboorte van [A] is enkele keren contact geweest tussen [A] en de man. Na 2018 is er geen contact meer geweest, toen [A] drie jaar oud was.
De man is (vermoedelijk) in 2018 naar [land] verhuisd.
De moeder, [A] en de man hebben de Poolse nationaliteit.
Het verzoek
De moeder verzoekt de rechtbank:
  • primair: op grond van artikel 84 Poolse Family and Guardianship Code van 1964 (FVGB) dan wel op grond van artikel 1:207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het vaderschap van de man ten aanzien van de minderjarige [A] vast te stellen;
  • subsidiair:een bijzondere curator te benoemen op grond van artikel 1:212 BW.
Ter onderbouwing van haar verzoek stelt de moeder – kort samengevat – zeker te weten dat de man de verwekker is van [A] , omdat zij rondom de verwekking geen seksuele contacten met andere mannen heeft gehad. Verder is de man altijd mee geweest naar controles tijdens de zwangerschap. Hij was in het huis van de buurvrouw tijdens de bevalling en hij heeft in [jaar] een foto van [A] op [sociaal medium] geplaatst met de tekst ‘ [tekst] ’. De man heeft enkele keren een bijdrage van € 150,00 gedaan in de kosten voor de verzorging en opvoeding van [A] . Moeder heeft steeds geprobeerd het contact in stand te houden, wat enkele keren is gelukt, maar de man had/heeft weinig interesse in [A] . Moeder vindt het voor [A] belangrijk dat de man geregistreerd staat als haar vader en haar juridische status in overeenstemming te brengen met de biologische werkelijkheid. Een kind heeft immers recht om beide ouders te kennen en te weten van wie hij afstamt.
De moeder en de bijzondere curator zijn tijdens de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld hun standpunt nader toe te lichten. De raad is gevraagd naar zijn advies over de zaak. Voor zover van belang zal daarop bij de beoordeling nader worden ingegaan.
Het verslag van de bijzondere curator
De bijzondere curator heeft op 20 maart 2020 met de moeder een gesprek gehad. De man heeft nooit gereageerd op de uitnodiging(en) van de bijzondere curator.
De bijzondere curator concludeert in haar verslag van 23 maart 2020 dat vanwege de Poolse nationaliteit van de moeder en de man, waar zij overigens geen bewijs van heeft gezien, conform artikel 10:97 BW het Poolse recht van toepassing is op het verzoek van de moeder. De bijzondere curator dient zich nog te verdiepen in het Poolse recht teneinde te kunnen beoordelen of het verzoek kan worden toegewezen. Aangezien de bijzondere curator niet met de man heeft gesproken, kan zij niet volledig verifiëren of is voldaan aan de wettelijke vereisten.
In aanvulling daarop heeft de bijzondere curator in haar brief van 28 mei 2020 opgemerkt dat zij getracht heeft telefonisch contact te leggen met de man. De man verbrak de verbinding toen de bijzondere curator zich had voorgesteld en hem vroeg naar zijn visie over het verzoek. De bijzondere curator heeft het verzoek daarom niet met de man kunnen bespreken. Het blijft voor de bijzondere curator daarom onduidelijk of de man de verwekker is van [A] of niet, althans zijn visie daarop.
Met betrekking tot de inhoud van het Poolse recht is de bijzondere curator nog niet wijzer geworden, in die zin dat zij de betreffende wettekst nog niet heeft kunnen bemachtigen, laat staan de inhoud daarvan heeft kunnen beoordelen in het licht van het verzoek van de moeder. De bijzondere curator heeft de suggestie gedaan het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: het IJI) te benaderen.
De beoordeling
Rechtsmacht en bevoegdheid
Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de Nederlandse rechter bevoegd om op het verzoekschrift te beslissen, aangezien de moeder haar gewone verblijfplaats heeft in Nederland.
Toepasselijk recht
In artikel 10:97, eerste lid, BW is het volgende bepaald:
“of en onder welke voorwaarden ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.”
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de moeder en de man de Poolse nationaliteit hebben. De rechtbank is daarom van oordeel dat Pools recht van toepassing is op het voorliggende verzoek van de moeder. Dat is ook door de moeder gesteld en onderbouwd in haar brief van 29 mei 2020.
Inhoudelijke beoordeling
De moeder stelt – samengevat – dat de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is opgenomen in artikel 84 FVGB. Een officiële vertaling van de wettekst heeft de moeder niet (kosteloos) kunnen overleggen. De moeder stelt zich na ingewonnen advies evenwel op het standpunt dat naar Pools recht als vader van een kind wordt beschouwd:
de man die op grond van het wettelijk omschreven vermoeden van vaderschap als vader van het kind wordt beschouwd, tenzij de man het vaderschap ontkent en deze ontkenning ook daadwerkelijk rechtswerking sorteert;
de man die het kind heeft erkend;
de man ten aanzien van wie gerechtelijk is vastgesteld dat hij de vader van het kind is.
De moeder bepleit (op basis van een Duitse vertaling van artikel 84 FVGB) dat ten aanzien van het vaststellen van het vaderschap alleen wordt bepaald dat vaststelling niet meer mogelijk is na de volwassenheid of de dood van het kind. Dat impliceert dat het vaststellen mogelijk is totdat [A] 18 jaar is en er geen (andere) voorwaarden worden genoemd waaraan moet zijn voldaan.
Primair stelt moeder zich daarom op het standpunt dat het vaderschap van de man gerechtelijk kan worden vastgesteld. Subsidiair zegt moeder bereid te zijn haar medewerking te verlenen aan een DNA-onderzoek, ofschoon niet zeker is dat de man daaraan zijn medewerking zal verlenen. De (eventuele) kosten voor een DNA-onderzoek zullen ten laste van de man moeten komen nu hij niet heeft gereageerd op de brieven van de zijde van de moeder of de bijzondere curator en hierdoor de kosten voor de procedure oplopen.
De bijzondere curator is van mening dat nog onvoldoende duidelijk is hoe het toepasselijke Poolse wetsartikel precies luidt. Uit de door de moeder overgelegde informatie valt niet op te maken aan welke voorwaarden een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap naar Pools recht moet voldoen en of daaraan bijvoorbeeld een termijn is verbonden.
Daarnaast is de bijzondere curator van mening dat het zwaarwegende belang van afstammingskennis ook meebrengt dat er zekerheid moet bestaan over het verwekkerschap alvorens het vaderschap gerechtelijk kan worden vastgesteld. Zonder zekerheid bestaat immers de kans dat de man van wie het vaderschap gerechtelijk wordt vastgesteld niet de verwekker is van [A] . Een DNA-onderzoek kan hierin duidelijkheid scheppen.
De raad deelt de visie van de bijzondere curator. Hij benadrukt dat het voor een kind heel belangrijk is om een juridische vader te hebben, maar dat men er dan wel zeker van moet zijn dat die man ook de verwekker is. Nu daarover op dit moment geen zekerheid bestaat, is het vaststellen van het vaderschap op basis van de huidige informatie niet in het belang van [A] . Een DNA-onderzoek kan hierover duidelijkheid geven.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 10:2 BW is de rechtbank gehouden het door de regels van internationaal privaatrecht aangewezen buitenlands recht ambtshalve toe te passen. Na uitvoerig literatuur- en jurisprudentieonderzoek stelt de rechtbank vast dat een Nederlandse vertaling van de Poolse wettekst niet voorhanden is. De rechtbank acht zich daarom thans niet in staat het Poolse recht toe te passen op het verzoek.
Alvorens over te gaan tot een beoordeling van de stellingen en het verzoek van de moeder om het vaderschap van de man ten aanzien van [A] vast te stellen, dient de rechtbank zich daarom te informeren over het Poolse recht op dit punt. De rechtbank zal zich daartoe wenden tot het IJI, zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
De rechtbank is voornemens aan het IJI te verzoeken onderzoek te verrichten naar de navolgende vragen met inachtneming van de wettelijke bepalingen, jurisprudentie en eventuele toonaangevende literatuur:
  • kunt u aangeven welk(e) relevante artikel(en) van de Poolse wet- en regelgeving van toepassing is/zijn op het voorliggende vraagstuk met betrekking tot de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man;
  • kunt u aangeven hoe de Nederlandse vertaling van de bepaling(en) luidt?
  • kunt u aangeven welke voorwaarden de Poolse wet- en regelgeving stelt aan het gerechtelijk vaststellen van het ouderschap?
  • kunt u de rechtbank voorts nadere informatie doen toekomen over het Poolse afstammingsrecht die naar uw oordeel bij de beoordeling van de onderhavige zaak van belang zou kunnen zijn?
  • heeft u verder nog iets op te merken dat u voor de beoordeling van de onderhavige zaak van belang acht?
Het IJI zal ten behoeve van het onderzoek deze beschikking en de inhoud van het dossier toegezonden krijgen. De moeder, althans haar advocaat, en de belanghebbenden kunnen
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk reageren op de voorgestelde vraagstelling, waarna de rechtbank de definitieve vraagstelling zal vaststellen en het IJI zal benaderen.
Aangezien de rechtbank gehouden is ambtshalve internationale wetgeving toe te passen en zij zich thans onvoldoende in staat acht het Poolse (afstammings)recht toe te passen, zal de rechtbank mede gelet op de aard van de procedure bepalen dat de kosten voor het onderzoek door het IJI ten laste komen van de rechtbank dan wel ‘s Rijks kas.
Proceskosten
De tot op heden gemaakte proceskosten zullen worden gecompenseerd.
De beslissing
De rechtbank:
stelt de moeder, althans haar advocaat, en de belanghebbenden in de gelegenheid
binnen twee weken na heden(uiterlijk 27 juli 2020) schriftelijk te reageren op de door de rechtbank voorgestelde vraagstelling zoals hiervoor in de overwegingen vermeld, onder gelijktijdige verzending van een kopie van die brief aan de overige belanghebbenden;
houdt de zaak
pro formaaan tot
28 juli 2020;
compenseert de tot op heden gemaakte proceskosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Aarts, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 13 juli 2020.
mku
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.