Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[bedrijf 1],
[bedrijf 2],
1.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 25 februari 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het schriftelijk verweer tegen de tegenvordering ("conclusie van antwoord in reconventie");
- de akte overlegging productie (nr. 27), tevens vermindering van eis;
- een akte (met productie 16) van [gedaagde] ;
- een akte aanvulling/vermeerdering van eis van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling (hierna ook: de zitting), gehouden op 11 mei 2021. Partijen hebben op de zitting hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen.
2.Inleiding en feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
leveringen die (…) volledig zijn betaald’.
door zijn tussenkomsttot stand gekomen factuurbedragen per klant en per kwartaal (productie 5 bij dagvaarding). Na vermindering van eis ter zake van de provisie van [C] bedraagt de aanspraak voor de door tussenkomst van [eiser] bemiddelde transacties € 22.066,49 inclusief btw en € 18.236,77 exclusief btw.
zonder zijn tussenkomsttot stand zijn gekomen geschat op € 11.455,47 exclusief btw. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op informatie afkomstig van OSC.
2018 en 2019 met zijn tussenkomsttot stand zijn gekomen houdt alleen het verweer van [gedaagde] stand dat voor afnemers buiten het rayon recht bestaat op 5% aan provisie. Uit productie 5 bij dagvaarding en de onder randnummer 50 in de dagvaarding opgenomen tabel volgt dat
- om – overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:433 lid 1 BW – een schriftelijke opgave in de procedure te brengen van de door haar aan [eiser] verschuldigde provisie voor transacties binnen en buiten zijn rayon die in 2017, 2018 en 2019
- haar tegenvordering over de jaren 2018 en 2019 bij akte te herzien.
5.De beslissing
donderdag 8 juli 2021 om 09.00 uurvoor akte aan de zijde van [eiser] als hiervoor onder 4.16 en 4.30.4 bedoeld;
donderdag 8 juli 2020 om 09.00 uurvoor akte aan de zijde van [gedaagde] als hiervoor onder 4.17 bedoeld;