Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
einduitspraak van de meervoudige kamer van 25 mei 2021 in de zaak tussen
[Naam eiser 1] , te [plaats] , eiser 1,
, te [plaats] ,eisers 2 ,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd, verweerder
[vergunninghoudster]., te [plaats] (vergunninghoudster), (gemachtigde: mr. M.I.J. Toonders).
Procesverloop
Overwegingen
het onderzoek dient zoveel mogelijk plaats te vinden in de maanden juni tot en met september.”
Er zijn vele bronnen van onnauwkeurigheid bij een geuronderzoek. Meetnormen geven doorgaans, maar niet altijd, de omvang van de onzekerheid in enkelvoudige verrichtingen. Op basis van het huidige niveau van kennis (2012) zijn de onnauwkeurigheden van diverse factoren niet of onvoldoende bekend. De omvang van de onzekerheid in, het totaal of delen van, een geuronderzoek zijn daardoor zelden te bepalen. Uit praktische overwegingen wordt een factor 2 toegepast voor de onzekerheid van een geuronderzoek, en ook bij (het deelresultaat van) veelgebruikte geuronderzoeksmethoden, dit in afwachting van de resultaten van nader onderzoek, praktijkmetingen, ringtests, enz”. Ingevolge de NTA 9065 (2012) wordt een meetonzekerheid factor 2 toegepast bij de controle en handhaving van vergunningsvoorschriften, wat volgens de rechtbank niet op één lijn kan worden geplaatst met de hier voorgeschreven monitoring. Deze onzekerheidsfactor 2 wordt overigens breed aanvaard en geaccepteerd in de rechtspraak (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3254 rechtsoverweging 7.3).
Het doel van de monitoring is om te zien of de luchtwasser werkt. De resultaten van de meting zijn van invloed op het geurbeheersplan dat vergunninghoudster moet opstellen op basis van voorschrift 7.1.4 . Volgens voorschrift 7.1.2.a zal verweerder het meetplan moeten goedkeuren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierbij kan aangeven hoe om te gaan met een eventuele meetonzekerheid. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om, in aanvulling op het verplicht voorschrijven van de NTA9065, nu al zelf in voorschrift 7.1.2 te bepalen dat toepassing van een meetonzekerheidsfactor onder alle omstandigheden achterwege moet blijven. De rechtbank vindt het niet nodig om de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak hierover advies te vragen. Deze beroepsgrond van eisers slaagt niet.
In voorschrift 7.1.1 is een termijn van twee jaar opgenomen en dat zou betekenen dat eisers en de overige omwonenden gedurende een relatief lange tijd in onzekerheid verkeren. Het is dus niet verkeerd om een korter tijdspad op te nemen”. De belangen van omwonenden brengen dus met zich mee dat verweerder vergunninghoudster moet kunnen verplichten om sneller een meting uit te voeren. Volgens de rechtbank geeft de voorgestane redactie van voorschrift 7.1.2 onder e in het herstelbesluit (ondanks het woordje ‘normaliter’) verweerder echter niet zonder meer de bevoegdheid om vergunninghoudster te verplichten om eerder dan twee jaar een meting te laten uitvoeren. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en voorschrift 7.1.2 onder e als volgt aanpassen: “
e. De metingen, zoals onder a. van dit voorschrift, dienen eenmaal per twee jaren te worden herhaald. Het bevoegd gezag kan bepalen dat een opvolgende meting eerder wordt uitgevoerd.”
De werking van een biologische combiluchtwasser is afhankelijk van het goed gebruik en onderhoud van de wasser. Omdat de luchtwasser langere tijd zal worden gebruikt, ziet de rechtbank verder niet in waarom vergunninghoudster zou kunnen volstaan met twee metingen en is er geen noodzaak voorschrift 7.1.2. hier op aan te passen.
Indien wordt geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de streefwaarde in voorschrift 7.1.3 dient vergunninghoudster binnen drie maanden na deze constatering een protocol (geurbeheersplan) op te stellen waarin duidelijk wordt gemaakt de wijze waarop wordt getracht om aan de streefnorm (de geuremissies) zoals opgenomen in voorschrift 7.1.3 te kunnen voldoen.
Het protocol dient minimaal te bevatten:
Beslissing
- verklaart de beroepen van eiser 1 en eisers 2 tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart de beroepen van eiser 1 en eisers 2 en het van rechtswege ontstane beroep van vergunninghoudster tegen het herstelbesluit gegrond;
- vernietigt het herstelbesluit voor zover hierin is bepaald dat voorschrift 7.1.4 pas in werking treedt nadat uit de eerste monitoring blijkt dat niet aan de streefnorm in voorschrift 7.1.3 kan worden voldaan en voor zover hierin is bepaald dat voorschriften 7.1.2 onder c en voorschrift 7.1.2. onder e aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
- bepaalt dat de volgende voorschriften ter vervanging aan de omgevingsvergunning worden verbonden:
- 7.1.2.c. Het onderzoek dient onder representatieve bedrijfsomstandigheden door een geaccrediteerde meetinstantie (monstername, analyse en debietmetingen) uitgevoerd te worden. Het onderzoek dient zoveel mogelijk plaats te vinden in de maanden juni tot en met september.
- 7.1.2. e. De metingen, zoals onder a. van dit voorschrift, dienen eenmaal per twee jaren te worden herhaald. Het bevoegd gezag kan bepalen dat een opvolgende meting eerder wordt uitgevoerd;
- 7.1.4.a Indien wordt geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de streefwaarde in voorschrift 7.1.3 dient vergunninghoudster binnen drie maanden na deze constatering een protocol (geurbeheersplan) op te stellen waarin duidelijk wordt gemaakt de wijze waarop wordt getracht om aan de streefnorm (de geuremissies) zoals opgenomen in voorschrift 7.1.3 te kunnen voldoen. Het protocol dient minimaal te bevatten:
- draagt verweerder op het griffierecht van € 178,00 aan eiser 1 en eisers 2 te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser 1 en eisers 2 tot een bedrag van
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van vergunninghoudster tot een bedrag van