Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 1 december 2020 in de zaken tussen
[naam 1] B.V., te Zeeland (vergunninghoudster), (gemachtigde: mr. M.I.J. Toonders).
Procesverloop
Overwegingen
Eisers 2 wijzen op het nieuwe best reference document (Bref) over de intensieve veehouderij uit 2017, meer in het bijzonder de conclusies 12, 13 en 26 die noodzaken tot het opstellen van een geurbeheersplan en monitoring. Eisers 1 en 2 leggen aan hun verzoeken ten grondslag dat ze er op hadden mogen vertrouwen dat de luchtwasser in het bedrijf gaat doen wat in de aanvraag is beloofd.
Verder heeft verweerder bij het bestreden besluit geen aanleiding gezien om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om de vergunningvoorschriften te wijzigen op grond van artikel 2.31, tweede lid, onder b, van de Wabo. Verweerder acht aannemelijk dat ingrijpende, kostbare maatregelen zouden moeten worden getroffen om te kunnen voldoen aan de geurnormen, waarmee de grondslag van de aanvraag zou worden verlaten. Bovendien vond verweerder het te vroeg om de voorschriften van de omgevingsvergunning te wijzigen, omdat er nog te veel onduidelijk is over het werkelijke rendement van de luchtwasser.
In het verweerschrift reageert verweerder op het voorstel van eiser 1 om een streefwaarde van 85% en een grenswaarde van 45% voor de geuremissie op te nemen. Dit is volgens verweerder te voorbarig, omdat er nog onderzoek wordt gedaan naar het werkelijke rendement van de luchtwasser. Bovendien zou een streefwaarde afbreuk doen aan de exclusieve werking van de Wgv, waarin wordt uitgegaan van een geurnorm op een geurgevoelig object. Een grenswaarde met een geurreductienorm van 45% voegt volgens verweerder niets toe en is ook in strijd met de Wgv. Bovendien kan het rendement van 45% worden gehandhaafd door handhaving van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit), waar in artikel 3.123 en verder voorschriften zijn opgenomen om de goede werking van een luchtwasser te borgen. Verweerder stelt in het verweerschrift voor om voorschrift 7.1.1 in de omgevingsvergunning, ingeval dit voorschrift niet toereikend wordt geacht, aan te vullen met een voorschrift over een extra verplichte geurrendementsmeting waarmee het werkelijke geurrendement van het gecombineerde luchtwasssysteem voor deze veehouderij binnen zes maanden na het in werking brengen van de inrichting komt vast te staan. Deze meting moet hierna eenmaal per twee jaar worden herhaald. Verweerder verzoekt de rechtbank zo nodig zelf in de zaak te voorzien.
Beslissing
Rechtsmiddel
bijlage
Artikel 2.30 eerste lid Wabo
Artikel 2.31 eerste lid onder b, Wabo
Artikel 2.31, tweede lid onder b, Wabo
Artikel 2.31a, eerste lid, Wabo
Artikel 2.33, eerste lid onder d, Wabo
Voorschrift 7.1.1 omgevingsvergunning
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/302 VAN DE COMMISSIE van 15 februari 2017
.BBT 12 is alleen toepasbaar in gevallen waar geurhinder bij gevoelige receptoren wordt verwacht en/of is onderbouwd.