Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 mei 2021 in de zaak tussen
[naam 1] B.V. gevestigd te [vestigingsplaats] (eiseres 1),
[naam 4],
[naam 5] , [naam 6]en
[naam 7], allen wonende te [woonplaats] .
Procesverloop
€ 2.750,00 per week met een maximum van € 16.500,00.
Overwegingen
- Op 26 juli 2010 is aan eiseres 1 een revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend voor het houden van 106.000 vleeskuikens, verdeeld over 4 stallen met elk 26.500 vleeskuikens (inclusief verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren ). Deze vergunning is onherroepelijk en in werking getreden. De inrichting omvat een IPPC- installatie. In deze milieuvergunning is toestemming verleend voor een verlenging van de stallen 1 tot en met 4 en een wijziging van het stalsysteem. In de milieuvergunning zijn geluidsvoorschriften opgenomen voor het toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de representatieve bedrijfssituatie en het maximale geluidsniveau (voorschriften 5.1.2 en 5.1.3). De milieuvergunning is gelijkgesteld met een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1. eerste lid onder e, van de Wabo. Op 16 oktober 2014 is een omgevingsvergunning verleend voor het milieuneutraal veranderen van de inrichting. Die verandering had betrekking op het wijzigen van het emissiearme stalsysteem (stal met indirect gestookte warmteheaters met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag).
- Op 3 augustus 2016 heeft eiseres 1 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor een wijziging van de werking van de geldende omgevingsvergunningen. Die aanvraag had betrekking op de volgende veranderingen van de inrichting: de uitbreiding van het aantal vleeskuikens naar 36.500 vleeskuikens per stal in plaats van 26.500 vleeskuikens per stal (ofwel een totaal van 146.000 vleeskuikens dus een toename van 40.000 vleeskuikens), het aanbrengen van een warmtewisselaar bij stallen 2, 3 en 4, een droogfilterwand in stallen 1 en 2 en wijzigingen in het aantal ventilatoren en de wijze van ventilatie in de stallen 1 t/m 4. Eiseres 1 heeft de wijzigingen in de ventilatie van de stallen uitgevoerd.
- Verweerder heeft in 2017 en 2018 geconstateerd dat de stallen van het bedrijf worden geventileerd in afwijking van de omgevingsvergunningen uit 2010 en 2014.
- Op 21 maart 2018 is een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning milieuneutraal veranderen. Deze aanvraag heeft betrekking op het wijzigen van de ventilatoren in de achtergevel in overeenstemming met de feitelijke situatie.
- Bij besluit van 12 september 2018 (weigering 2018) heeft verweerder geweigerd aan eiseres 1 een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteiten “het (ver)bouwen van een bouwwerk”, “milieu” en “het handelen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden” voor het veranderen van een pluimveehouderij (inrichting) op het perceel [adres] te [vestigingsplaats] . Eiseres 1 heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dat is geregistreerd onder zaaknummer SHE 18/2571.
- Bij besluit van 3 april 2019 (weigering 2019) heeft verweerder geweigerd aan eiseres 1 een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit “het veranderen, of het veranderen van de werking, en het in werking hebben van een inrichting” (artikel 2.1 lid 1 onder e, sub 2 en 3 van de Wabo) voor het veranderen van de pluimveehouderij op het perceel [adres] te [vestigingsplaats] . Zowel eiseres 1 als de derde-partijen hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Het beroep van eiseres 1 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 19/1422, dat van de derde-partijen onder zaaknummer SHE 19/1398.
- De rechtbank heeft op 24 januari 2020 een tussenuitspraak gedaan in de zaken SHE 18/2571, SHE 19/1398 en SHE 19/1422 (ECLI:NL:RBOBR:2020:285).
- Eiseres 2 is een holding waarin eiseres 1 als vennootschap is ondergebracht. Eiser 3 is directeur van deze holding en feitelijk leidinggevende in het bedrijf van eiseres 1.
- De derde-partijen wonen in de directe omgeving van het bedrijf van eiseres 1.
Beslissing
- verklaart het beroep van eiseres 1 ongegrond;
- verklaart het beroep van eiseres 2 en eiser 3 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het primaire besluit ten aanzien van eiseres 2 en eiser 3 is gehandhaafd;
- herroept het primaire besluit voor zover daarbij aan eiseres 2 een last onder dwangsom is opgelegd;
- verklaart het bezwaar van eiser 3 tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde (gedeelte van het) bestreden besluit;
€ 2.136,00.