Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 24 januari 2020 in de zaken tussen
[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres 1
[naam] , [naam] en [naam] te [woonplaats] en
Procesverloop
Overwegingen
- Op 26 juli 2010 is een revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend voor het houden van 106.000 vleeskuikens verdeeld over 4 stallen met elk 26.500 vleeskuikens (verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren ). Deze vergunning is onherroepelijk en in werking getreden. De inrichting omvat een IPPC- installatie. In deze milieuvergunning is toestemming verleend voor een verlenging van de stallen 1 tot en met 4 en een wijziging van het stalsysteem. Er is geen akoestisch onderzoek verricht. Wel is gekeken naar de geluidsbelasting van het bedrijf en zijn er geluidsvoorschriften opgenomen voor het toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de representatieve bedrijfssituatie en het maximale geluidsniveau (voorschriften 5.1.2 en 5.1.3). Daarnaast is in de voorschriften 5.1.4 tot en met 5.1.6 opgenomen dat het laden en lossen van dieren en het afvoeren van mest alleen mag plaatsvinden op de in de aanvraag gegeven tijdstippen in de gebouwen en op het terrein van de inrichting. Er zijn geen grenswaarden in de geluidsvoorschriften opgenomen voor het verladen van dieren of het afvoeren van mest.
- Op 16 oktober 2014 is een omgevingsvergunning verleend voor het milieuneutraal veranderen van de inrichting. De verandering heeft betrekking op het wijzigen van het emissiearme stalsysteem (stal met indirect gestookte warmteheaters met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag). In 2014 heeft slechts een beoordeling van de wijziging van het stalsysteem plaatsgevonden.
- Op 3 augustus 2016 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de wijziging van de omgevingsvergunning. De aanvraag is aangevuld op 21 oktober 2016, 3 maart 2017, 14 juli 2017, 27 juli 2017, 2 augustus 2017 en 2 februari 2018. De laatste aanvulling is een akoestisch rapport van G&O Consult van 31 januari 2018. De aanvraag heeft betrekking op de volgende veranderingen van de inrichting:
- Het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (GS) heeft op 25 januari 2017 een verklaring van geen bedenkingen in het kader van de Wet natuurbescherming verleend.
- Verweerder heeft in 2017 en 2018 geconstateerd dat de stallen van het bedrijf worden geventileerd in afwijking van de omgevingsvergunning. Verweerder heeft daarbij gewezen op de aanwezigheid van extra openingen in de stallen aan de achterzijde, 8 grote ventilatoren per stal in plaats van de vergunde 6 ventilatoren en een afwijkende hoogte van deze ventilatoren. Ook zijn de ventilatoren uit de kokers in de nok van de stallen verwijderd. Verweerder heeft onder andere aan eiseres 1 een last onder dwangsom opgelegd om deze wijziging van de inrichting zonder vergunning ongedaan te maken. Eiseres 1 heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De behandeling van het bezwaar wordt op dit moment aangehouden in afwachting van de uitkomst van de onderhavige procedures.
- Op 21 maart 2018 is een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning milieuneutraal veranderen. Deze aanvraag heeft betrekking op het wijzigen van de ventilatoren in de achtergevel in overeenstemming met de feitelijke situatie. Verweerder heeft op 24 april 2018 aangegeven dat geen sprake is van een milieuneutrale wijziging en de aanvraag behandeld met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure.
- Verweerder heeft in beide procedures ontwerpbesluiten ter inzage gelegd. Eiseres 1 heeft hiertegen zienswijzen ingediend. Eisers 2 hebben zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbesluit voorafgaand aan de tweede weigering.
- Bij de afvoer van dieren vindt een toename van 1 dB(A) plaats van de reeds optredende overschrijding van 17 dB(A)van de grenswaarden in voorschrift 5.1.2 en een toename van 2 dB(A) ten opzichte van de vergunde overschrijding van 17 dB(A) gedurende 7 keer 2 uur
- Het aantal piekmomenten (naar de rechtbank aanneemt doelt verweerder op de overschrijding van de grenswaarden in voorschrift 5.1.3) neemt toe.
- Tijdens de afvoer van mest is sprake van een toename van 2 dB(A) gedurende 1,6 uur op een dag.
- Tussen partijen is niet in geschil dat tijdens de regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie (tijdens het verladen van dieren en het afvoeren van mest) niet wordt voldaan aan de grenswaarden in de voorschriften 5.1.2 en 5.1.3 van de milieuvergunning van 2010 en dus ook niet wordt voldaan aan de richtwaarden voor landelijk gebied in de Circulaire Handreiking industrielawaai en vergunningverlening.
- Tussen partijen is evenmin in geschil dat in de aangevraagde situatie deze overschrijding zal toenemen omdat er meer dieren worden verladen en meer mest wordt afgevoerd.
- De gemeente Sint Anthonis heeft geen geluidbeleid.
- In de eerste plaats is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat de geluidsbelasting is van de regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie op basis van de milieuvergunning van 2010. In die milieuvergunning van 2010 heeft verweerder verzuimd grenswaarden voor de regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie op te nemen. Verweerder zal echter wel een eigen oordeel moeten vormen over de omvang van de vergunde geluidsbelasting in dB(A) gedurende de regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie in die periode. Dit is onvoldoende gebeurd in het bestreden besluit. Zo is onduidelijk of verweerder de aanvoer van voer als een regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie beschouwt, ondanks de omstandigheid dat de milieuvergunning uit 2010 hier niet in voorziet. Het is niet duidelijk of er meer piekmomenten komen respectievelijk meer overschrijdingen van de grenswaarde voor het maximale geluidsniveau in geluidsvoorschrift 5.1.3 van de milieuvergunning uit 2010. De geluidsbelasting vanwege de afvoer van mest in de vergunde situatie is niet duidelijk.
- Verweerder had zich ook een oordeel moeten vormen over de aard van de omgeving.
- Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder in ieder geval het referentieniveau van omgevingsgeluid (L 95) had moeten vaststellen.
- De rechtbank vindt ook dat verweerder zonder voorbehoud of slag om de arm had moeten aangeven of hij de conclusies uit het akoestisch onderzoek overneemt of niet. Dat heeft verweerder niet gedaan omdat verweerder kennelijk opmerkingen had bij de uitkomst van het akoestisch onderzoek in de representatieve bedrijfssituatie.
- Verder heeft verweerder geen aandacht besteed aan de noodzaak dan wel onvermijdelijkheid van de betreffende activiteit, de redelijkerwijs te treffen maatregelen en het al dan niet vóórkomen van de overschrijdingen van de richtwaarden.
- Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder vooral af zou moeten gaan op objectieve hindersignalen, met andere woorden, daadwerkelijke metingen van de geluidsbelasting van de inrichting. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat sprake is van een daadwerkelijke overschrijding van de vergunde geluidsbelasting in de representatieve bedrijfssituatie. Evenmin is duidelijk wat de daadwerkelijke geluidsbelasting is tijdens de regelmatige afwijking van de representatieve situatie. De rechtbank overweegt dat het ontbreken van draagvlak voor een eventuele uitbreiding slechts een ondergeschikte rol kan spelen in het bestuurlijke afwegingsproces.
- Verweerder had zich ook een oordeel moeten vormen over de aard van de omgeving.
- Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder in ieder geval het referentieniveau van het omgevingsgeluid (L 95) had moeten vaststellen.
- Verweerder had vooral af moeten gaan op objectieve hindersignalen, met andere woorden, daadwerkelijke metingen van de geluidsbelasting van de inrichting. Ook al lijkt er een onderzoek te hebben plaatsgevonden, de resultaten hiervan zijn door partijen niet overgelegd zodat de rechtbank hierover geen oordeel kan geven. In ieder geval lijkt verweerder in het tweede weigeringsbesluit deze resultaten niet te hebben laten meewegen maar enkel te zijn afgegaan op de klachten van omwonenden.
- Het lag in deze zaak op de weg van verweerder om eiseres 1 de gelegenheid te bieden een volledig akoestisch onderzoek te overleggen waarbij duidelijk is wat de geluidsbelasting in de vergunde situatie is en wat de geluidsbelasting is van het aantal aangevraagde ventilatoren in de representatieve bedrijfssituatie. De rechtbank vindt het te voorbarig om af te gaan op de resultaten van het akoestisch onderzoek bij de aanvraag uit 2016. Daargelaten dat verweerder dit ook niet heeft gedaan, kan de rechtbank niet overzien of precies hetzelfde ventilatiesysteem is aangevraagd. Bovendien heeft verweerder wel opmerkingen bij dat onderzoek maar heeft verweerder eiseres 1 geen gelegenheid geboden hier op te reageren. Daarnaast is het wel opmerkelijk dat in dat onderzoek kennelijk wel aan de grenswaarden in de voorschriften 5.1.2 en 5.1.3 van de milieuvergunning van 2010 wordt voldaan. Dit kan de rechtbank niet met elkaar rijmen. Het had op de weg van verweerder gelegen om hier opheldering over te verzoeken.
- Als blijkt dat de feitelijke geluidsbelasting hoger is dan de vergunde situatie, had het ingevolge de Circulaire op de weg van verweerder gelegen om aandacht te besteden aan de noodzaak dan wel onvermijdelijkheid van de betreffende activiteit (nu de inzet van andere ventilatoren mogelijk ook leidt tot andere emissies van geur en fijnstof), de redelijkerwijs te treffen maatregelen en het al dan niet vóórkomen van de overschrijdingen van de richtwaarden.
Beslissing
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken in beide bestreden besluiten te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.