17.2Eiseres 1 heeft de juistheid van de metingen van bureau Peutz tussen 23 en 26 juli 2019 onvoldoende betwist. Eiseres 1 bestrijdt weliswaar de geluidmetingen uitgevoerd door de Omgevingsdienst maar heeft onvoldoende bestreden dat bij extrapolatie van de geluidsbelasting op 100 meter afstand van de grens van de inrichting naar de geluidsbelasting op de gevel van woningen van derden nog steeds sprake is van een overschrijding van de grenswaarden in de voorliggende vergunning. De rechtbank is verder van oordeel dat het argument van verweerder inzake de (on)wenselijkheid van uitbreiding van intensieve veehouderijen in dit gebied, ook een rol kan spelen in de bestuurlijke afweging om een hogere geluidsbelasting toe te staan tijdens de representatieve bedrijfssituatie. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres 1 ook andere manieren heeft genoemd om de geluidsbelasting in de representatieve situatie te beperken, zoals de aanleg van een aarden wal of de bouw van een sprinklerinstallatie om de ventilatiebehoefte te beperken. Niet valt in te zien waarom de grenswaarden voor de geluidsbelasting in de representatieve bedrijfssituatie dan zouden moeten worden verhoogd.
18. De rechtbank concludeert dat herstelbesluit 2019/2021 onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder is er dus niet in geslaagd om de gebreken in de weigering 2019 te herstellen.
19. De rechtbank is in beide zaken van oordeel dat een goede onderbouwing van de karakterisering van de omgeving noodzakelijk is om een goede bestuurlijke afweging te kunnen maken om hogere grenswaarden vast te stellen voor de representatieve bedrijfssituatie en de regelmatige afwijking. Op basis van een onderbouwde bepaling van het karakter van de omgeving, kan verweerder ook bepalen bij welke richtwaarden uit de Handreiking kan worden aangesloten. Daarna pas kan verweerder bezien of en in welke mate zou moeten worden afgeweken van deze richtwaarden en of hij daartoe bereid is. De rechtbank maakt daarbij de nadrukkelijke kanttekening dat een hogere richtwaarde niet noodzakelijkerwijs hoeft te betekenen dat een afwijking hiervan (indien noodzakelijk) eerder voor de hand ligt.
20. Het gaat de rechtbank in beide zaken te ver om nu reeds een eigen oordeel te geven over de uitkomst van deze afweging en zelf in de zaak te voorzien, dan wel de rechtsgevolgen in stand te laten. De rechtbank ziet verder geen aanleiding verweerder de gelegenheid te bieden om de gebreken in de herstelbesluiten te herstellen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het aanbeveling geniet om alle veranderingen in de inrichting (zowel de wijziging van het ventilatiesysteem als de uitbreiding van het aantal dieren en de daaruit voortvloeiende wijziging van de regelmatige afwijking) in één besluit te beoordelen. Hiervoor zal echter eiseres 1 haar beide aanvragen moeten bundelen, dan wel beide aanvragen moeten intrekken en één nieuwe aanvraag indienen.
21. De rechtbank volstaat daarom met een vernietiging van de bestreden besluiten (de weigering 2018 en de weigering 2019) en de herstelbesluiten (herstelbesluit 2018/2021 en herstelbesluit 2019/2021). Verweerder zal uiteindelijk nieuwe besluiten moeten nemen op beide aanvragen, als eiseres 1 ze niet intrekt, binnen zes maanden na de dag van verzending van deze uitspraak, met inachtneming van deze uitspraak.
22. Omdat de rechtbank de beroepen van eiseres 1 gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres de door haar betaalde griffierechten in beide zaken vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres 1 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.869,00 per zaak (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 2 punten voor het twee keer verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 534,00 en een wegingsfactor 1).