ECLI:NL:RBOBR:2021:2367

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
18/2571, 19/1398, 19/1422
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over omgevingsvergunningen voor pluimveehouderij met betrekking tot geluidsoverlast en milieuaspecten

In deze zaak heeft eiseres 1, een pluimveehouderij, twee aanvragen ingediend om haar activiteiten te legaliseren na weigering van omgevingsvergunningen door de gemeente. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak verweerder de kans gegeven om gebreken in de weigeringen te herstellen, maar de herstelpogingen zijn niet succesvol gebleken. De rechtbank oordeelt dat de metingen van het L95 (omgevings)geluid niet correct zijn uitgevoerd en dat de inschatting van de omgeving door verweerder onvoldoende is. De rechtbank draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen.

De procesgang begon met de weigering van de gemeente om een omgevingsvergunning te verlenen voor de pluimveehouderij, wat resulteerde in beroep van eiseres 1. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de gebreken in de eerdere besluiten niet zijn hersteld. De rechtbank concludeert dat de besluiten van verweerder onvoldoende zijn gemotiveerd en dat de karakterisering van de omgeving niet goed is onderbouwd. De rechtbank vernietigt de eerdere weigeringen en de herstelbesluiten en draagt verweerder op om binnen zes maanden nieuwe besluiten te nemen, met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 18/2571, SHE 19/1398 en SHE 19/1422

einduitspraak van de meervoudige kamer van 19 mei 2021 in de zaken tussen

[naam 1] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres 1

(gemachtigde: mr. J. van Groningen),

[naam 2] , [naam 3] en [naam 4] te [vestigingsplaats] en

[naam 5]te [woonplaats] , eisers 2
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Anthonis, verweerder
(gemachtigden: A.L. van Hoof-van Heertum, E. Peeters-Claassen en P.A. Jans).
Eiseres 1 en eisers 2 hebben als derde-partijen aan elkaars geding deelgenomen.

Procesverloop

Bij besluit van 12 september 2018 (weigering 2018) heeft verweerder geweigerd aan eiseres 1 een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteiten “het (ver)bouwen van een bouwwerk”, “milieu” en “het handelen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden” voor het veranderen van een pluimveehouderij (inrichting) op het perceel [adres] te [vestigingsplaats] . Eiseres 1 heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dat is geregistreerd onder zaaknummer SHE 18/2571. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 3 april 2019 (weigering 2019) heeft verweerder geweigerd aan eiseres 1 een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit “het veranderen, of het veranderen van de werking, en het in werking hebben van een inrichting” (artikel 2.1 lid 1 onder e, sub 2 en 3 van de Wabo) voor het veranderen van de pluimveehouderij op het perceel [adres] te [vestigingsplaats] . Zowel eiseres 1 als eisers 2 hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Het beroep van eiseres 1 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 19/1422, dat van eisers 2 onder zaaknummer SHE 19/1398. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn behandeld op 5 november 2019. Namens eiseres 1 is [naam 6] (eigenaar) verschenen alsmede de gemachtigde. Van eisers 2 zijn [naam 7] ; [naam 4] en [naam 8] (echtgenoot van [naam 5] ) verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Bij tussenuitspraak van 24 januari 2020 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in weigering 2018 en weigering 2019 te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak twee nieuwe besluiten genomen op 13 januari 2021 (herstelbesluit 2018/2021 en herstelbesluit 2019/2021).
De zaken zijn behandeld, gelijktijdig met de zaak SHE 20/87) op de zitting van 2 februari 2021. Namens eiseres zijn [naam 6] en de gemachtigde verschenen, vergezeld van deskundige ing. M.J.G. Frankenmolen. Eisers 2 zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Verder heeft de heer [naam 9] (wethouder) online aan de zitting deelgenomen.
Eiseres 1 en eisers 2 hebben nog schriftelijke zienswijzen gegeven op beide herstelbesluiten na de zitting. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank het volgende overwogen:
  • De rechtbank is van oordeel dat in de weigering 2018 onvoldoende inzichtelijk is gemaakt hoe de vereiste bestuurlijke afweging als bedoeld in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (in de tussenuitspraak wordt abusievelijk gesproken over de voorgaande Circulaire industrielawaai en vergunningverlening) is verlopen en hoe verweerder tot de uiteindelijke uitkomst van de belangenafweging is gekomen.
  • Uit de Handreiking blijkt dat de richtwaarden geen grenswaarden zijn. Verweerder kan na een bestuurlijk afwegingsproces afwijken van deze richtwaarden. De rechtbank is van oordeel dat in de weigering 2019 onvoldoende inzichtelijk is gemaakt hoe deze bestuurlijke afweging om niet af te wijken van de richtwaarden in de Handreiking is verlopen en waarom verweerder tot de uiteindelijke uitkomst van de belangenafweging is gekomen.
Het beroep van eiser 2
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verder overwogen dat eisers 2 hun doel al hebben bereikt met de weigering van de gevraagde omgevingsvergunningen. Zij kunnen door middel van een gegrond beroep niet in een betere positie komen en hebben geen procesbelang. Dit verandert niet na de herstelbesluiten. Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunningen wederom geweigerd. Het beroep van eisers 2 is dus niet- ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang.
Ten aanzien van beide herstelbesluiten
4. De rechtbank heeft verweerder in de tussenuitspraak de aanwijzing gegeven om eiseres 1 in de gelegenheid te stellen om beide aanvragen te combineren tot één aanvraag. Verder heeft de rechtbank ten aanzien van de weigering 2019 geoordeeld dat het op de weg van verweerder had gelegen om eiseres 1 in de gelegenheid te stellen een akoestisch onderzoek te overleggen waarbij duidelijk is wat de geluidsbelasting in de vergunde situatie is en wat de geluidsbelasting is van het aantal aangevraagde ventilatoren in de representatieve bedrijfssituatie. Als verweerder een nieuw besluit neemt, zal hij toepassing moeten geven aan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.1
Eiseres 1 stelt ten aanzien van beide herstelbesluiten dat zij geen gelegenheid heeft gehad om de beide aanvragen te combineren tot één aanvraag. Zij heeft ook geen gelegenheid gehad om een akoestisch onderzoek in te dienen ten behoeve van de aanvraag uit 2018 die is geweigerd in de weigering 2019. Volgens eiseres 1 heeft verweerder ook niets gedaan met de kanttekeningen die de rechtbank in de tussenuitspraak heeft geplaatst bij de weigering 2018 (in rechtsoverweging 5.5 en rechtsoverweging 10.3).
5.2
Verweerder vindt het niet redelijk om de gelegenheid te bieden beide aanvragen te combineren. Als eerst een besluit wordt genomen op de tweede aanvraag, dan wijzigt de uitgangspositie voor de eerste aanvraag. In dat geval wordt namelijk volgens verweerder niet meer een verandering van de voorliggende omgevingsvergunningen uit 2010 en 2014 aangevraagd, maar een verandering van een andere vergunde situatie.
5.3
De rechtbank heeft gezien dat partijen na de tussenuitspraak in overleg zijn gegaan over een eventuele verplaatsing van het bedrijf. Dit overleg heeft niet tot een verplaatsing geleid. Verweerder heeft vervolgens vlak voor de tweede zitting waarop de handhavingszaak SHE 20/87 was geagendeerd, de herstelbesluiten genomen.
5.4
De rechtbank stelt vast dat eiseres 1 niet de gelegenheid is geboden om beide aanvragen te combineren tot één aanvraag. Het niet opvolgen van de daartoe strekkende aanwijzing neemt de rechtbank verweerder niet kwalijk. Eiseres 1 had ook zelf de aanvragen kunnen combineren naar aanleiding van de tussenuitspraak. Bovendien is dit een zodanig ingrijpende wijziging dat hiertoe een nieuwe aanvraag zou moeten worden ingediend. De beoordeling van deze nieuwe aanvraag ligt buiten de omvang van het geding. Ofschoon het indienen van een gecombineerde nieuwe aanvraag naar het oordeel van de rechtbank zou kunnen leiden tot meer duidelijkheid en een oplossing van het achterliggende conflict, leidt dit verzuim niet tot vernietiging van beide herstelbesluiten.
5.5
De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de uitgebreide voorbereidingsprocedure niet heeft gevolgd. Verweerder heeft niet eerst een ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Verweerder heeft evenmin eiseres 1 geattendeerd op het voornemen om beide aanvragen wederom af te wijzen. De rechtbank stelt ook vast dat verweerder niet op alle aandachtspunten van rechtsoverwegingen 5.5 en 10.3 van de tussenuitspraak actie is ondernomen. Zo heeft verweerder eiseres 1 niet de gelegenheid geboden om te reageren op opmerkingen over het akoestisch onderzoek en is geen verklaring gegeven voor het kennelijk wel voldoen aan de grenswaarden in voorschriften 5.1.2. en voorschrift 5.1.3 (rechtsoverweging 10.3). In zoverre is het herstelbesluit 2019/2021 niet genomen met inachtneming van de uitspraak. In het herstelbesluit 2018/2021 is verweerder uitgegaan van een akoestisch onderzoek van eiseres 1, zonder aan te geven welke versie van het akoestisch onderzoek wordt bedoeld. De rechtbank gaat er maar van uit dat de laatste versie is bedoeld. Overigens worden in dit besluit de conclusies van het akoestisch onderzoek zonder voorbehoud overgenomen. Eiseres 1 lijkt te zijn overvallen door de beide herstelbesluiten en is door de hierboven vastgestelde gebreken in haar belangen geschaad. Beide herstelbesluiten komen reeds daarom voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat eiseres 1 terecht klaagt over deze gebreken. De rechtbank zal hieronder nagaan of op basis van de resterende overwegingen in beide herstelbesluiten aanleiding bestaat de rechtsgevolgen in stand te laten.
Herstelbesluit 2018/2021
6. In herstelbesluit 2018/2021 wijzigt verweerder de weigering 2018 zonder de eerdere weigering in te trekken. De rechtbank acht het beroep op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede gericht tegen herstelbesluit 2018/2021, nu dit besluit niet aan het beroep van eiseres 1 tegemoet komt.
7. In herstelbesluit 2018/2021 zet verweerder eerst de gevraagde regelmatige afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie op een rij. De afwijkingen treden op tijdens de aan- en afvoer van dieren, de aanvoer van voer en het afvoeren van mest. Verweerder gaat vervolgens uit van het door eiseres 1 overgelegde akoestische onderzoek. Hieruit volgt dat de geluidsbelasting tijdens de regelmatige afwijkingen toeneemt met ongeveer 2 dB(A) bij het uitladen van dieren in de nachtperiode, het wegladen van dieren in de dagperiode en het wegladen van mest gedurende de dagperiode. Verweerder maakt ook een nadrukkelijke kanttekening bij een conclusie in het akoestisch onderzoek dat in de representatieve bedrijfssituatie wordt voldaan aan de opgenomen grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau: verweerder merkt op dat dit onderzoek is gebaseerd op een ander ventilatiesysteem dan feitelijk aanwezig is en dat de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de nachtperiode waarschijnlijk wordt overschreden. Verweerder is desondanks in herstelbesluit 2018/2021 er wel zonder voorbehoud van uit gegaan dat de inrichting in de representatieve bedrijfssituatie kan voldoen aan de grenswaarden in de voorliggende vergunning. Verweerder neemt aan dat de grenswaarde van de representatieve bedrijfssituatie overeenkomt met het ingeschatte referentieniveau van het omgevingsgeluid. Dit wordt volgens verweerder bevestigd door een uitgevoerde meting van het L95 geluidniveau. Verweerder maakt vervolgens de op basis van de Handreiking vereiste bestuurlijke afweging. Hiertoe overweegt verweerder dat eiseres 1 niet heeft onderbouwd dat de uitbreiding met 40.000 stuks vleeskuikens (als gevolg waarvan de geluidsbelasting tijdens de regelmatige afwijkingen toeneemt) noodzakelijk is. Verweerder weigert de omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de inrichting vanwege de toename van de bedrijfstijd en omvang van de activiteiten, de toename van de geluidsbelasting en omdat verweerder nog hogere overschrijdingen van de grenswaarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau onaanvaardbaar vindt. Verweerder vindt daarnaast uitbreiding van een intensieve veehouderij in dit gebied niet gewenst.
8. Eiseres 1 bestrijdt niet met zoveel woorden dat sprake is van de toename van de geluidsbelasting gedurende de regelmatige afwijking die wordt genoemd in het door verweerder aangehaalde akoestische rapport. De rechtbank gaat er in het vervolg ook van uit dat eiseres 1 in haar aanvraag voor de verandering van de inrichting mede de toename van de geluidsbelasting tijdens de regelmatige afwijking met ongeveer 2 dB(A) aanvraagt.
9.1
Verweerder heeft aangegeven dat sprake is van een landelijke omgeving, namelijk een omgeving met woningen in een buitengebied. Hierbij is volgens verweerder de richtwaarde voor woningen in een landelijke omgeving (tabel 4 van de Handreiking) van toepassing. De rechtbank merkt hierbij op dat verweerder in het bestreden besluit spreekt over een norm maar de rechtbank gaat er van uit dat verweerder doelt op de hierboven genoemde richtwaarde. Verweerder geeft aan dat er meerdere agrarische bedrijven liggen, maar dat dit niet wil zeggen dat een richtwaarde behorende bij een rustige woonwijk aanvaardbaar is, onder verwijzing naar, niet nader aangeduide, rechtspraak.
9.2
Eiseres 1 bestrijdt dat sprake is van een landelijke (woon)omgeving. Aan de hand van een luchtfoto wijst eiseres 1 op meerdere andere agrarische bedrijven in de directe omgeving van het bedrijf alsmede twee campings, een manege en enkele bedrijven.
9.3
De rechtbank is van oordeel dat de ligging van de inrichting in het buitengebied of de enkele aanwezigheid van woningen in het buitengebied, niet zonder meer wil zeggen dat sprake is van een landelijke omgeving (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 1 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:644). De rechtbank kan uit de gedingstukken niet opmaken hoeveel woningen in de omgeving liggen. Evenmin is duidelijk in hoeverre verweerder de aanwezigheid van twee campings en een aantal bedrijven (zowel agrarische bedrijven als niet-agrarische bedrijven) bij de typering van de omgeving heeft betrokken. Verweerder merkt overigens terecht op dat de aanwezigheid van agrarische bedrijven niet zonder meer wil zeggen dat sprake is van een hogere gebiedscategorie (rustige woonwijk). Het is dus een twijfelgeval. En omdat het een twijfelgeval is, had het op de weg van verweerder gelegen om beter te motiveren waarom volgens hem sprake is van een landelijke omgeving. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat deze kwalificatie erg belangrijk is in deze zaak. Het herstelbesluit is op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd.
10.1
Verweerder heeft in de nacht van 27 op 28 november 2020 een geluidmeting verricht om het L95 geluidniveau te bepalen. Er is een niveau van 32 dB(A) gemeten dat volgens verweerder aansluit bij de richtwaarde voor een landelijke omgeving (met inachtneming van de meet- en rekenonnauwkeurigheid). Het komt overeen met de inschatting van zijn? deskundige op basis van de kenmerken van de omgeving
10.2
Eiseres 1 heeft kritiek op deze meting. Het is ingewikkeld om het L95 geluidniveau te meten in een periode met een pandemie. Het L95 geluidniveau in de avondperiode is niet bepaald en de deskundige van eiseres mist de onderliggende metingen en berekeningen.
10.3
De rechtbank kan niet beoordelen op basis van de beschikbare stukken en gelet op de kritiek van de deskundige van eiseres 1 of het L95 geluidniveau is bepaald in overeenstemming met de Handleiding ‘Richtlijnen voor karakterisering en meting van omgevingsgeluid’ (Handleiding). De rechtbank ziet in ieder geval geen aanleiding om rekening te houden met een meetonzekerheid bij het bepalen van het L95 geluidniveau. Uit de rapportage over de meting van 10 december 2020 is de rechtbank gebleken dat is volstaan met één meting in afwijking van de Handleiding, al is hiervoor wel een verantwoording gegeven in de rapportage. Al met al kon verweerder de uitgevoerde L95 meting niet zonder meer ten grondslag leggen aan het herstelbesluit 2018/2021.
11.1
Verweerder heeft in de bestuurlijke afweging aangegeven dat aanvrager niet heeft onderbouwd waarom een uitbreiding met 40.000 stuks vleeskuikens per se noodzakelijk dan wel onvermijdelijk is.
11.2
Eiseres 1 heeft aangegeven dat uitbreiding noodzakelijk is omdat de afzetmarkt voor vleeskuikens daartoe noopt, gelet op grotere koppels en een betere benutting van het stalvloeroppervlak en grotere vrachtwagens. Eiseres 1 wil uitbreiden om de maatregelen ter reductie van de geurbelasting te kunnen betalen.
11.3
De rechtbank is van oordeel dat eiseres 1 wel een erg algemene onderbouwing van de noodzaak tot uitbreiding geeft. Verweerder heeft hierin geen aanleiding hoeven zien om eiseres 1 tegemoet te komen en een hogere grenswaarde voor de situatie tijdens de regelmatige afwijking toe te staan.
12.1
Verweerder betrekt bij zijn afweging ook dat sprake is van aantoonbare overschrijdingen van de geldende grenswaarden in de representatieve bedrijfssituatie in de nachtperiode, alsmede het argument dat in het betreffende gebied uitbreiding van een intensieve veehouderij niet is gewenst.
12.2
Eiseres 1 betwist de juistheid van de geluidmetingen voor zover daarbij overschrijdingen van de grenswaarden zijn geconstateerd en merkt op dat er ook metingen zijn verricht waarbij geen overschrijdingen zijn geconstateerd. Verweerders argument om in dit gebied geen uitbreidingen van een intensieve veehouderij toe te staan, kan volgens eiseres 1 geen rol spelen bij een milieurechtelijke afweging.
12.3
De rechtbank ziet geen aanleiding om uitvoerig in te gaan op alle kritiek van eiseres 1 op alle metingen. Eiseres 1 heeft de juistheid van de metingen van bureau Peutz tussen 23 en 26 juli 2019 onvoldoende betwist. Bij deze metingen is in de nachtperiode een overschrijding van de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de representatieve bedrijfssituatie vastgesteld van 6 dB(A). De rechtbank is verder van oordeel dat het argument van verweerder ook een rol kan spelen in zijn bestuurlijke afweging om een hogere geluidsbelasting toe te staan tijdens de regelmatige afwijking. De behoefte van eiseres 1 aan meer geluidruimte is direct gekoppeld aan de behoefte om uit te breiden.
13. De rechtbank concludeert dat herstelbesluit 2018/2021 onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder is er dus in niet geslaagd om de gebreken in de weigering 2018 te herstellen.
Herstelbesluit 2019/2021
14. In herstelbesluit 2019/2021 wijzigt verweerder de weigering 2019 zonder de eerdere weigering in te trekken. De rechtbank acht het beroep op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede gericht tegen herstelbesluit 2019/2021, nu dit besluit niet aan het beroep van eiseres 1 tegemoet komt.
15. In herstelbesluit 2019/2021 beschouwt verweerder de omgeving als een landelijke omgeving. Verweerder neemt aan dat de grenswaarde van de representatieve bedrijfssituatie overeenkomt met het ingeschatte referentieniveau van het omgevingsgeluid. Dit wordt volgens verweerder bevestigd met een uitgevoerde meting van het L95 geluidniveau. Verweerder stelt vast dat op een viertal momenten de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de nachtperiode fors (met 6 dB(A) is overschreden. Verweerder legt een direct verband met de gevraagde en reeds uitgevoerde wijziging van het ventilatiesysteem. Dit wordt bevestigd door een extrapolatie, een herberekening van de bijdrage van het ventilatiesysteem op de geluidsbelasting op beoordelingspunten op 100 meter afstand van de inrichting naar de geluidsbelasting op de woningen van derden. Verweerder gaat er van uit dat met het ventilatiesysteem dat is vergund in de voorliggende vergunning wel kan worden voldaan aan de gestelde grenswaarden. Verweerder kan dit echter niet bevestigen met metingen omdat eiseres 1 het ventilatiesysteem al heeft gewijzigd zonder vergunning, iets waar eisers 2 zich bij aan hebben gesloten. Verweerder bestrijdt dat de geluidsbelasting van de inrichting afneemt in de aangevraagde situatie. De deskundige van eiseres 1 is er ten onrechte van uitgegaan dat de situatie conform de aanvraag die heeft geleid tot de weigering 2018 de voorliggende vergunning situatie was. Verweerder maakt vervolgens de op basis van de Handreiking vereiste bestuurlijke afweging. Hiertoe overweegt verweerder dat eiseres 1 niet heeft onderbouwd dat de wijziging van het ventilatiesysteem noodzakelijk is. Verweerder weigert de uitbreidingen vanwege de toename van de bedrijfstijd en omvang van de activiteiten, de toename van de geluidsbelasting te vergunnen, omdat hij nog hogere overschrijdingen van de grenswaarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau onaanvaardbaar vindt. Verweerder vindt daarnaast uitbreiding van een intensieve veehouderij in dit gebied niet gewenst.
16. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hierboven heeft overwogen met betrekking tot het herstelbesluit 2018/2021 ten aanzien van de bepaling van het karakter van de omgeving en de meting van het L95 geluidniveau. Dat had verweerder ook moeten doen bij het nemen van herstelbesluit 2019/2021 en dat heeft verweerder niet juist gedaan.
17.1
Eiseres 1 betwist de juistheid van de geluidmetingen voor zover daarbij overschrijdingen van de grenswaarden zijn geconstateerd en merkt op dat er ook metingen zijn verricht waarbij geen overschrijdingen zijn geconstateerd. Verweerders argument om dit gebied geen uitbreidingen van een intensieve veehouderij toe te staan, kan volgens eiseres 1 geen rol spelen bij een milieurechtelijke afweging.
17.2
Eiseres 1 heeft de juistheid van de metingen van bureau Peutz tussen 23 en 26 juli 2019 onvoldoende betwist. Eiseres 1 bestrijdt weliswaar de geluidmetingen uitgevoerd door de Omgevingsdienst maar heeft onvoldoende bestreden dat bij extrapolatie van de geluidsbelasting op 100 meter afstand van de grens van de inrichting naar de geluidsbelasting op de gevel van woningen van derden nog steeds sprake is van een overschrijding van de grenswaarden in de voorliggende vergunning. De rechtbank is verder van oordeel dat het argument van verweerder inzake de (on)wenselijkheid van uitbreiding van intensieve veehouderijen in dit gebied, ook een rol kan spelen in de bestuurlijke afweging om een hogere geluidsbelasting toe te staan tijdens de representatieve bedrijfssituatie. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres 1 ook andere manieren heeft genoemd om de geluidsbelasting in de representatieve situatie te beperken, zoals de aanleg van een aarden wal of de bouw van een sprinklerinstallatie om de ventilatiebehoefte te beperken. Niet valt in te zien waarom de grenswaarden voor de geluidsbelasting in de representatieve bedrijfssituatie dan zouden moeten worden verhoogd.
18. De rechtbank concludeert dat herstelbesluit 2019/2021 onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder is er dus niet in geslaagd om de gebreken in de weigering 2019 te herstellen.
Conclusie
19. De rechtbank is in beide zaken van oordeel dat een goede onderbouwing van de karakterisering van de omgeving noodzakelijk is om een goede bestuurlijke afweging te kunnen maken om hogere grenswaarden vast te stellen voor de representatieve bedrijfssituatie en de regelmatige afwijking. Op basis van een onderbouwde bepaling van het karakter van de omgeving, kan verweerder ook bepalen bij welke richtwaarden uit de Handreiking kan worden aangesloten. Daarna pas kan verweerder bezien of en in welke mate zou moeten worden afgeweken van deze richtwaarden en of hij daartoe bereid is. De rechtbank maakt daarbij de nadrukkelijke kanttekening dat een hogere richtwaarde niet noodzakelijkerwijs hoeft te betekenen dat een afwijking hiervan (indien noodzakelijk) eerder voor de hand ligt.
20. Het gaat de rechtbank in beide zaken te ver om nu reeds een eigen oordeel te geven over de uitkomst van deze afweging en zelf in de zaak te voorzien, dan wel de rechtsgevolgen in stand te laten. De rechtbank ziet verder geen aanleiding verweerder de gelegenheid te bieden om de gebreken in de herstelbesluiten te herstellen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het aanbeveling geniet om alle veranderingen in de inrichting (zowel de wijziging van het ventilatiesysteem als de uitbreiding van het aantal dieren en de daaruit voortvloeiende wijziging van de regelmatige afwijking) in één besluit te beoordelen. Hiervoor zal echter eiseres 1 haar beide aanvragen moeten bundelen, dan wel beide aanvragen moeten intrekken en één nieuwe aanvraag indienen.
21. De rechtbank volstaat daarom met een vernietiging van de bestreden besluiten (de weigering 2018 en de weigering 2019) en de herstelbesluiten (herstelbesluit 2018/2021 en herstelbesluit 2019/2021). Verweerder zal uiteindelijk nieuwe besluiten moeten nemen op beide aanvragen, als eiseres 1 ze niet intrekt, binnen zes maanden na de dag van verzending van deze uitspraak, met inachtneming van deze uitspraak.
22. Omdat de rechtbank de beroepen van eiseres 1 gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres de door haar betaalde griffierechten in beide zaken vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres 1 gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.869,00 per zaak (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 2 punten voor het twee keer verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 534,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eisers 2 niet-ontvankelijk;
  • verklaart de beroepen van eiseres 1 gegrond;
  • vernietigt de weigering 2018, de weigering 2019, het herstelbesluit 2018/2021 en het herstelbesluit 2019/2021;
  • draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van eiseres 1, met inachtneming van deze uitspraak, binnen zes maanden na de dag van verzending van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op de betaalde griffierechten van € 683,00 aan eiseres 1 te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres 1 tot een bedrag van € 3.738,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. J.D. Streefkerk en mr. C.N. van der Sluis, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 19 mei 2021.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.