ECLI:NL:RBOBR:2021:2324

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
20/2350
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidieverlening op basis van loonheffingennummers in het kader van de NOW-1

In deze zaak heeft eiseres, een onderneming, een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de NOW-1, specifiek voor een loonheffingennummer eindigend op L04. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verleende echter subsidie voor een ander loonheffingennummer, eindigend op L01, wat resulteerde in een aanzienlijk hoger subsidiebedrag. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en ging in bezwaar, waarna de minister het bezwaar gegrond verklaarde maar de subsidie voor het andere loonheffingennummer handhaafde. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de NOW-1 vereist dat werkgevers per loonheffingennummer een aanvraag indienen. Eiseres voerde aan dat dit niet duidelijk was en dat de minister contact had moeten opnemen om de intentie van de aanvraag te verifiëren. De rechtbank oordeelde echter dat de minister alle wettelijke mogelijkheden had benut om eiseres tegemoet te komen en dat de aanvraagprocedure geautomatiseerd was, waardoor er geen aanleiding was voor de minister om contact op te nemen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had voldaan aan de vereisten van de NOW-1 en dat haar beroep ongegrond was. De uitspraak werd gedaan op 14 mei 2021 door een meervoudige kamer van de Rechtbank Oost-Brabant.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/2350

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigden: mr. J. de Hoed en mr. I.C. Blomsma),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister

(gemachtigde: E.A.M. Vervoort-ter Haar).

Procesverloop

Met het besluit van 10 juni 2020 heeft de minister op aanvraag van eiseres aan haar subsidie op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1) verleend voor het loonheffingennummer eindigend op L04. De verleende subsidie bedraagt € 12.463. Daarvan wordt € 9.972 als voorschot verstrekt.
Eiseres is het niet eens met dit besluit en gaat hiertegen in bezwaar. Met het besluit van 14 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar gegrond verklaard en de subsidie verleend voor het loonheffingennummer eindigend op L01 in plaats van L04. De verleende subsidie bedraagt daardoor € 142.074, waarvan € 113.659 als voorschot wordt verstrekt.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 20 april 2021 en heeft plaatsgevonden via een beeldverbinding. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden en door [naam] (financieel directeur van eiseres). De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres heeft op 2 juni 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-1. Op haar aanvraag heeft eiseres een loonheffingennummer ingevuld eindigend op L04. Deze aanvraag heeft geleid tot de besluitvorming zoals is vermeld onder het kopje ‘procesverloop’.
Eiseres heeft vier loonheffingennummers, eindigend op L01 tot en met L04. Het gaat in deze zaak om de vraag of aan eiseres subsidie moet worden verleend op basis van alle loonheffingennummers, zoals eiseres stelt, of enkel voor het loonheffingennummer dat eindigt op L01, zoals de minister stelt.
2.1.
Eiseres voert aan dat de NOW-1 niet verplicht om per loonheffingennummer een aanvraag in te dienen. Dat staat niet in de regeling en ook niet op het verplicht voorgeschreven aanvraagformulier. Ook wijst eiseres erop dat als zij wel aanvragen voor elk van de vier loonheffingennummers had ingediend, er geen reden was om de aanvragen te weigeren. Verder vindt eiseres dat de minister, toen er een aanvraag op slechts één loonheffingennummer werd ingediend, bij haar navraag had moeten doen naar de intentie van eiseres en haar vervolgens in de gelegenheid moeten stellen om haar aanvraag aan te vullen. Tot slot vindt eiseres dat met de toekenning van subsidie voor één loonheffingennummer de minister in strijd handelt met het uitgangspunt van de regeling, namelijk dat de subsidie voor de onderneming als geheel wordt verstrekt. Het verdraagt zich ook niet met de opzet en insteek van de NOW-1 om eiseres op een omissie van haar kant keihard af te rekenen met een enorm financieel nadeel tot gevolg.
2.2.
De minister vindt dat in (artikel 8, derde lid, van) de NOW-1 duidelijk staat dat de werkgever eenmaal per loonheffingennummer een subsidieaanvraag kan indienen. Dat staat ook duidelijk op het aanvraagformulier, waarop de vraag wordt gesteld voor welk loonheffingennummer de aanvraag wordt gedaan. De minister wijst er verder op dat de NOW-1 en de uitvoering daarvan vanwege het noodkarakter zo is opgezet dat snel een grote hoeveelheid aanvragen kan worden behandeld. Het contact opnemen met aanvragers om vast te stellen of ze hun intentie wel goed in de aanvraag hebben weergegeven of de gelegenheid bieden nadere aanvragen in te dienen, staat haaks op dat idee. Verder had eiseres bij eventuele onduidelijkheden ook contact kunnen opnemen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) dat de regeling voor de minister uitvoert. Tot slot wijst de minister erop dat eiseres pas in haar bezwaarschrift liet weten dat zij ook voor al haar loonheffingennummers een aanvraag wilde indienen. Omdat de aanvraagtermijn op grond van de NOW-1 toen al was gesloten, kon dit niet meer worden opgevat als een aanvraag voor de andere loonheffingennummers.
3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres als volgt.
3.1.
In artikel 4 van de NOW-1 staat dat de minister een werkgever per loonheffingennummer subsidie kan verlenen. In artikel 8, derde lid, van de NOW-1 staat dat een werkgever eenmaal per loonheffingennummer een subsidieaanvraag kan indienen. In de toelichting op de NOW-1 staat verder dat een werkgever met meerdere loonheffingennummers per nummer een subsidieaanvraag moet indienen. [1] Op de zitting heeft eiseres gezegd dit niet langer ter discussie te stellen.
3.2.
Uit artikel 4:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat subsidie alleen op aanvraag kan worden verstrekt. Die bepaling is mede ingegeven vanuit de gedachte dat subsidieverlening voor de ontvanger niet alleen betekent dat hij aanspraak op financiële middelen krijgt, maar ook dat daaraan verplichtingen kunnen worden verbonden. Voor subsidie op grond van de NOW-1 zijn die onder andere opgenomen in artikel 13 van die regeling. Door middel van het doen van een aanvraag geeft de aanvrager te kennen die verplichtingen te accepteren en aan te gaan. Voor zover eiseres stelt dat aan haar (ook) subsidie kan worden verstrekt zonder een daartoe strekkende aanvraag wordt zij daarin om die reden niet gevolgd.
3.3.
Eiseres vindt dat op het verplicht voorgeschreven aanvraagformulier had moeten staan dat werkgevers met meerdere loonheffingennummers per loonheffingennummer een aanvraag moeten indienen als zij ook voor alle loonheffingennummers subsidie willen krijgen. Door het ontbreken van deze informatie is eiseres op het verkeerde been gezet en leidt dit ertoe dat ze de door haar gewenste subsidie misloopt. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. In het aanvraagformulier staat de vraag “Voor welk loonheffingennummer doet u deze aanvraag?” en vervolgens is er de mogelijkheid om maar één loonheffingennummer in te vullen. Daarmee is het naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat de aanvraag maar op één loonheffingennummer kan zien. Als dat voor eiseres onduidelijk was, had zij de tekst van de NOW-1 op internet kunnen raadplegen [2] of contact kunnen opnemen met het UWV. In plaats daarvan heeft eiseres de aanname gedaan – kennelijk vergelijkbaar met de systematiek van btw-nummers – dat van de aan eiseres toegekende loonheffingennummers alleen het nummer met de hoogste extensie (L04) nog actueel was en vervolgens alleen daarvoor een aanvraag ingediend. Het doen van zo’n aanname en de consequenties daarvan moeten voor rekening en risico van eiseres blijven, omdat die op geen enkele manier is gebaseerd op door de minister verstrekte informatie.
3.4.
De rechtbank is het niet met eiseres eens dat de minister met haar contact had moeten opnemen toen zij enkel een subsidieaanvraag op loonheffingennummer L04 indiende. Namens de minister is op de zitting toegelicht dat het verlenen van de subsidie in beginsel geheel geautomatiseerd geschiedt. Pas op het moment dat in de aanvraag gegevens ontbreken of de daarin opgenomen gegevens niet stroken met andere gegevens wordt de aanvraag aan een behandelaar ter beoordeling doorgestuurd, wat in het geval van eiseres niet aan de orde was. Deze opzet is gekozen om te beantwoorden aan de wens om snel een grote hoeveelheid aanvragen te kunnen behandelen vanwege het noodkarakter van de NOW-1. De rechtbank acht deze toelichting afdoende, mede tegen de achtergrond dat de Centrale Raad van Beroep dit noodkarakter eerder heeft onderschreven en heeft uitgesproken dat de NOW-1 noodgedwongen een generiek karakter heeft en er niet steeds maatwerk kan worden geboden. [3]
3.5.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister in het kader van de bezwaarprocedure al het (wettelijk) mogelijke heeft gedaan om eiseres zoveel mogelijk tegemoet te komen door in afwijking van de aanvraag subsidie te verlenen op het loonheffingennummer L01. Daardoor is aan eiseres voor een substantieel hoger bedrag aan subsidie verleend dan waarop zij op grond van haar aanvraag strikt genomen recht had. De minister heeft verder gezegd dat hij ook bereid was om het bezwaarschrift van eiseres aan te merken als een subsidieaanvraag voor haar overige loonheffingennummers, maar dat dit niet meer tot verlening van een subsidie kon leiden. Het bezwaarschrift van eiseres is namelijk op 29 juni 2020 door de minister ontvangen, terwijl op grond van artikel 8, tweede lid, van de NOW-1 subsidieaanvragen tot en met 5 juni 2020 konden worden ingediend. Vergelijkbaar met elke andere aanvraag die na 5 juni 2020 zou zijn ingediend had dit tot een afwijzing moeten leiden. Om die reden was het niet zinvol het bezwaarschrift van eiseres als een hiervoor omschreven aanvraag te beschouwen. De rechtbank volgt dit standpunt en de onderbouwing daarvan. Tussen partijen is verder niet in geschil dat eiseres binnen de in artikel 8, tweede lid, van de NOW-1 genoemde termijn niet (op andere wijze) aan de minister kenbaar heeft gemaakt dat zij voor subsidie voor haar andere loonheffingennummers in aanmerking wenste te komen.
3.6.
Op de zitting heeft eiseres desgevraagd gesteld dat zij als gevolg van het bestreden besluit ongeveer € 40.000 aan subsidie misloopt. Hoewel dit gaat om een aanzienlijk bedrag dat wordt misgelopen tijdens de coronacrisis, kan ook dat niet tot een andere uitkomst leiden. Bij het vaststellen van de NOW-1 is nadrukkelijk gekozen voor verlening van subsidie op basis van loonheffingennummers en binnen een afgebakend tijdvak. Die keuzes zijn in de toelichting op de NOW-1 afdoende gemotiveerd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding deze of andere onderdelen van de NOW-1 buiten toepassing te laten om zo de weg vrij te maken voor de door eiseres gewenste subsidieverlening.
3.7.
Hieruit volgt dat het beroep van eiseres ongegrond moet worden verklaard.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzitter, en mr. F.M.S. Requisizione en mr. S. Croes, leden, in aanwezigheid van mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 14 mei 2021.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Stcrt. 2020, 19874, p. 10 en 21.
2.https://wetten.overheid.nl/
3.CRvB 28 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:87.