Uitspraak
1.de besloten vennootschap Ahrend Produktiebedrijf Sint-Oedenrode B.V.,
Royal & Sun Alliance PLC, in Nederland handelend onder de naam
RSA Nederland,
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
- behandelingen bij een orthopeed (productie 4 en 5)
- behandelingen bij een manueel therapeut (productie 6)
- consultatie bij een neuroloog (productie 7, 9 en 10)
- behandelingen bij revalidatiecentrum Blixembosch (productie 8)
- behandelingen bij een fysiotherapeut (productie 11)
- consultatie bij een anesthesioloog (productie 12 en 13)
- interdisciplinair behandeltraject bij Het Rughuis (productie 14).
oordeelt op basis van de medische stukken dat er sprake is van rugklachten veroorzaakt door de arbeidsomstandigheden van [eiser ] bij Ahrend.
3.Het geschil
4.De beoordeling
- 6 tot 7 uur per dag sorteren van poten met een gewicht van gemiddeld 6 kg, samengestelde poten 10 kg (zowel bij het pakken als het wegleggen stond [eiser ] gedurende 5 minuten achtereen in een gebogen houding en maakte hij een draaiende beweging met zijn romp).
- 1 tot 2 uur per dag onderdelen overstapelen van pallet naar pallet met een gewicht van gemiddeld 6 kg ( [eiser ] zat hierbij 5 tot 10 minuten achter elkaar gehurkt of op zijn knieën en moest ook handmatig pallets stapelen boven schouderhoogte).
- twee keer per dag gedurende een half uur circa 20 pallets stapelen. De lege pallets, die een gewicht hadden van circa 23 kg moest [eiser ] handmatig tot boven schouderhoogte stapelen.
- volle karren met poten en onderdelen verplaatsen met een gewicht van circa 350 kg, over een afstand van 30 meter. De karren waren niet voorzien van een duwstang, zodat [eiser ] in een gebogen niet ergonomische houding moest werken en kracht zetten.
- het monteren van poten, waarbij [eiser ] in een voorovergebogen houding stond aan een werktafel die hij deelde met een collega. De werktafel was in hoogte verstelbaar, maar omdat [eiser ] deze werktafel deelde met een veel kleinere collega stond de werktafel voor [eiser ] niet op de juiste hoogte. Naast de werkplek stonden twee karren (één met de voeten en één met de binnendelen van de poten). De binnendelen van de poten dienden door [eiser ] in de buis van de voeten te worden geschoven en op een hoogte van 74 cm te worden afgesteld. Daarbij moest hij meer dan 15 minuten per dag boven schouderhoogte werken. De samengestelde poot woog circa 10 kg (poten met elektrische onderdelen wogen circa 12 kg) en deze moesten op een kar gestapeld worden (per uur zo’n 25 poten).
- monteren van ‘vertical desks’ (zo’n 2 of 3 per uur). De frames hadden een onhandig formaat en moesten voorzien van een zak handmatig gestapeld worden op een pallet.
- heftruck rijden. In 2001 heeft [eiser ] gedurende zes weken gereden op de heftruck, soms uren achter elkaar en af en toe een hele dag.
- het samenstellen van schroeven aan een niet in hoogte verstelbare werktafel;
- het monteren van kabelgoten aan een niet in hoogte verstelbare werktafel;
- (af en toe) poten samenstellen;
- monteren van voeten met een gewicht van 15 kg (tot 2007);
- zware pallets sjouwen;
- handmatig (met grote kracht) indrukken van gasveren;
Daarnaast heeft Ahrend volgens [eiser ] hem niet periodiek in de gelegenheid gesteld een onderzoek te ondergaan gericht op de risico’s die de arbeid voor de gezondheid met zich meebrengt, zoals bedoeld in artikel 18 Arbeidsomstandighedenwet.
Met betrekking tot de twee nieuwe getuigenverklaringen (ingebracht circa twee weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling) vraagt Ahrend gelegenheid om hierop alsnog te reageren, omdat zij deze niet - in ieder geval niet tijdig - heeft kunnen verifiëren. Ahrend heeft deze nieuwe verklaringen tijdens de mondelinge behandeling al wel betwist met een beknopte reactie dat deze verklaringen heel kort en nauwelijks specifiek zijn en onvoldoende geloofwaardig overkomen, omdat deze wel heel nauwgezet aansluiten bij het rapport van BBZ FNV.
Daarbij stelt Ahrend allereerst dat in zijn algemeenheid kan worden opgemerkt dat rugklachten veel voorkomen in de samenleving en per definitie niet arbeidsgerelateerd behoeven te zijn. Verder verwijst Ahrend naar het verslag van medisch adviesbureau Genas B.V. die in opdracht van [bedrijf 1] een medische beoordeling van het dossier van [eiser ] heeft gegeven (productie 22 bij dagvaarding). Volgens [F] , de geneeskundig adviseur die het rapport van Genas heeft opgemaakt, is er medisch gezien geen aanleiding om uit te gaan van arbeidsgerelateerde gezondheidsproblematiek, omdat - kort gezegd - van de spondylolysis die bij [eiser ] is vastgesteld moet worden aangenomen dat deze pre-existent aanwezig was, omdat deze aandoening vaak is aangeboren. Ook hypermobiliteit, waarvan het medisch dossier vaak melding maakt, is een pre-existent probleem en niet werkgerelateerd, aldus [F] . Verder heeft de bedrijfsfysiotherapeut in augustus 2006 geen ergonomisch probleem op de werkplek geconstateerd en pleiten de toename van rugklachten in juli 2007 tegen een relatie tussen de rugklachten en het werk, omdat [eiser ] toen al geruime tijd rug sparend werk deed. Volgens [F] zijn er geen redenen om langdurige werkstress aan te nemen. Dit wordt door [eiser ] behalve in april 2010 niet bij de bedrijfsarts aangegeven. Verder heeft [eiser ] zich vanwege zijn rugklachten maar zeer beperkt ziek gemeld tijdens het dienstverband. Op grond van de aard van de aandoening, het beloop van de klachten, het verzuim tijdens het dienstverband, de ziekmelding per 12 februari 2014 terwijl [eiser ] in 2012 uit dienst ging, is er volgens [F] dan ook geen reden om uit te gaan van een arbeidsgerelateerde aandoening.
De kantonrechter volgt dan ook de conclusie van [C] dat bij [eiser ] niet is vast te stellen of de spodylolysis aangeboren is omdat er geen gegevens beschikbaar zijn. Dat er mogelijk sprake is van een aangeboren spondylolysis (waarvan zoals door [C] onweersproken is gesteld bij 6% van de bevolking sprake is en in de meeste gevallen niet tot klachten lijdt), neemt niet weg dat de spondylolysis ontstaan kan zijn door overbelasting in het werk.
de oorzaak door te dier zake deskundige artsen is gediagnosticeerd”(zie HR 24 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0694, [namen] ). Dat de klachten aan de arbeid gerelateerd zouden kunnen zijn, is onvoldoende om de vereiste bekendheid met schade en veroorzaker aan te nemen, aldus [eiser ] . Ook het ontbreken van kennis en inzicht die nodig zijn om de deugdelijkheid van de geleverde prestatie te kunnen beoordelen (in dit geval het nakomen van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst) kunnen de aanvang van de verjaring in de weg staan. Ter onderbouwing verwijst hij naar een arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1603, r.o. 3.3.3.).
kreeg die kennis pas toen hij zich in 2017 tot de FNV wendde, dus zijn vordering is niet verjaard, aldus [eiser ] .