Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 februari 2020 in de zaak tussen
[eisers] te [woonplaats] , eisers
Procesverloop
7 juni 2017 niet-ontvankelijk verklaard.
Overwegingen
1e fase ingediend voor het uitbreiden van de Gamma aan de Vogelstraat 20 en aangrenzende gronden tot een grootschalige bouw-/tuinmarkt tot een oppervlakte van ongeveer 8.050 m², bestaande uit een bouwmarkt inclusief drive-in van ongeveer
7.000 m², een tuincentrum van 750 m², horeca ter grootte van 45 m² en een magazijn ter grootte van 250 m².
1.11 Bij het primaire besluit van 21 maart 2018 heeft verweerder de op 28 november 2017 ingediende aanvraag van eisers afgewezen.
1.13 Bij het bestreden besluit van 21 maart 2019 heeft verweerder de door eisers gemaakte bezwaren tegen het B&W-voorstel van verweerder van 7 juni 2017 en het besluit van
28 juni 2017 niet-ontvankelijk verklaard. De bezwaren tegen het besluit van 21 maart 2018 heeft verweerder ongegrond verklaard.
28 juni 2017, in te trekken.
B&W-voorstel 7 juni 20173.1 Eisers voeren in de eerste plaats aan dat verweerder hun bezwaarschrift tegen hetB&W-voorstel van 7 juni 2017 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat geen sprake zou zijn van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Volgens hen is het B&W-voorstel van 7 juni 2017 wel als zodanig aan te merken, omdat het zo sturend en gericht is geweest op het tegengaan van hun wens om de Gamma aan de Vogelstraat uit te breiden dat het daarom rechtsgevolg heeft.3.2 Verweerder stelt dat het B&W-voorstel van 7 juni 2017 niet op enig rechtsgevolg gericht was en daarom geen appellabel besluit is. Volgens verweerder was hetB&W-voorstel slechts bedoeld om een nadere uitleg te geven aan het besluit van de gemeenteraad van 11 oktober 2016 tot wijziging van het detailhandelsbeleid 2011.
7 juni 2017 op zichzelf niet meer dan een uitleg van het raadsbesluit bevat en niet op enig rechtsgevolg gericht is. Van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is dan ook geen sprake. Verweerder heeft het door eisers tegen het B&W-voorstel van
7 juni 2017 gemaakte bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De beroepsgrond faalt.
Weigering omgevingsvergunning te verlenen
artikel 15 van de Dienstenrichtlijn.
artikel 15 van de Dienstenrichtlijn. Beoordeeld moet worden of voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a) discriminatieverbod: de eisen maken geen direct of indirect onderscheid naar nationaliteit of, voor vennootschappen, de plaats van hun statutaire zetel;
b) noodzakelijkheid: de eisen zijn gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
c) evenredigheid: de eisen moeten geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken; zij gaan niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken en dat doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt.
’s-Hertogenbosch uitsluitend voorbehouden is aan de Bauhaus en Hornbach wordt niet gevolgd. Het staat een ieder vrij om een aanvraag in te dienen voor de oprichting van een grootschalige bouw-/tuinmarkt op de in het detailhandelsbeleid genoemde locatie. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is ook gebleken dat door verweerder een aanbesteding wordt voorbereid voor het vestigen van een grootschalige bouw-/tuinmarkt op die locatie en dat iedereen daarvoor in aanmerking komt. Gelet hierop faalt ook het betoog van eisers dat het in 2018 vastgestelde detailhandelsbeleid wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel buiten toepassing had moeten blijven.
20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2062, onder verwijzing naar de rechtspraak van het
Hof van Justitie van de Europese Unie, geoordeeld dat het onderzoek in het kader van artikel 15, derde lid, onder c, van de Dienstenrichtlijn moet gebeuren aan de hand van een analyse met specifieke gegevens ter onderbouwing van het betoog over de geschiktheid van de getroffen maatregel. Een dergelijke analyse ontbreekt in dit geval echter in het bestreden besluit. De rechtbank kan daarom niet beoordelen of de in het detailhandelsbeleid neergelegde brancheringsregeling niet verder gaat dan nodig is om het beoogde doel te bereiken en dat doel niet met andere, minder beperkende maatregelen kan worden bereikt. Ook ter zitting heeft verweerder hier naar het oordeel van de rechtbank geen afdoende uitleg over kunnen geven.
7. De rechtbank zal, ten behoeve van een zo finaal mogelijke afdoening van het geschil, de overige door eisers ingediende beroepsgronden eveneens bespreken.
8.1 Eisers bestrijden dat onvoldoende verzekerd is dat geen onevenredige verkeersoverlast zal optreden voor de omgeving. Ter onderbouwing hiervan verwijzen zij naar een namens hen opgemaakt rapport van Antea Group van 5 juni 2018. Daarin is vermeld dat op basis van berekeningen geconcludeerd kan worden dat doordeweeks in de avondspits sprake zal zijn van een toename van 56 motorvoertuigen. Op zaterdagen zal tijdens het drukste uur, tussen 14:00 en 15:00 uur, sprake zijn van een toename van 172 motorvoertuigen. Uitgaande van een gemiddelde verblijfstijd van 0,5 uur betekent dat op zaterdagmiddag
86 extra motorvoertuigen die van en naar de Gamma rijden. Daarmee is sprake van een verkeerstoename van nog geen 5% op de zaterdagmiddag, aldus Antea Group. Ook stelt Antea Group dat voorkomen moet worden dat de cyclustijd voor een verkeerslicht te hoog wordt, dat normaliter een maximum acceptabele waarde van 120 seconden wordt gehanteerd en dat in dit geval de hoogst opgetreden cyclustijd op het kruispunt Orthenseweg / Citadellaan / Vogelstraat nog geen 90 seconden is. Eisers wijzen er op dat in de notitie van [naam] , van de afdeling Leefomgeving van de gemeente, van
15 oktober 2018 niet geconcludeerd is dat sprake zal zijn van onevenredige verkeersoverlast, maar dat slechts geconcludeerd is dat de conclusie van Antea Group te positief zou zijn. Ook wijzen eisers er op dat verweerder niet is ingegaan op een nadere notitie van Antea Group van 9 november 2018. Daarin is vermeld dat, zoals [naam] in zijn notitie heeft gesteld, het juist is dat geen rekening is gehouden met speciale onderdelen die in de verkeersregelingen zijn opgenomen, maar dat dit ruim gecompenseerd wordt door het feit dat een worst-case berekening is uitgevoerd waarbij is uitgegaan van een toename van het verkeer met 25 procent. Volgens eisers zal sprake zijn van een veel geringere toename van het verkeer. Na uitbreiding van de Gamma is binnen de bestaande infrastructuur in voldoende mate verzekerd dat geen onevenredige verkeersoverlast voor de omgeving zal optreden, aldus eisers. Daar komt nog bij dat richting de toekomst verschillende nader te treffen maatregelen zijn geïdentificeerd en uitvoerbaar zijn.
8.3 Verweerder heeft zich (onder meer) op het standpunt gesteld dat voorkomen moet worden dat de cruciale grens van de cyclustijd van 90 seconden voor een verkeerslicht wordt overschreden. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom verweerder een grens van 90 seconden hanteert. Ter zitting heeft de deskundige van Antea Group uitgelegd dat de cyclustijd van verkeerslichten in Nederland voor auto’s gemiddeld tussen de 90 en 120 seconden ligt. Verweerder heeft dit op zichzelf niet bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van verweerder om te motiveren waarom in dit geval dan dient te worden uitgegaan van een maximum cyclustijd van 90 seconden. Deze motivering ontbreekt in het bestreden besluit. Verder heeft Antea Group in het rapport van 5 juni 2018 geconcludeerd dat de hoogst opgetreden cyclustijd nog geen 90 seconden is. De enkele stelling van verweerder dat Antea Group bij haar onderzoek geen rekening heeft gehouden met speciale onderdelen die in de verkeersregelingen zijn opgenomen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat de uitkomst van het onderzoek onjuist zou zijn. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat Antea Group in haar nadere advies van 9 november 2018 en ter zitting heeft uitgelegd dat, om de ontbrekende informatie te compenseren, gerekend is met een verkeerstoename van 25 procent. De deskundige van Antea Group heeft toegelicht dat ook in het drukste uur met hogere percentages is gerekend. Volgens hem kan op basis van ervaringen met speciale onderdelen in verkeersregelingen elders worden vastgesteld dat de extra veronderstelde verkeerstoename van 25 procent ruimschoots voldoende is om de invloed van de speciale onderdelen te compenseren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit onvoldoende bestreden. Met eisers is de rechtbank van oordeel dat het dan op de weg van verweerder lag om alle speciale onderdelen van de verkeersregelingen in een berekening op te nemen, omdat alleen hij daar zicht op heeft. Daarnaast heeft Antea Group in haar rapport van 5 juni 2018 en ter zitting toegelicht dat de ‘Binnenstadsring’ rondom het centrum (route: Zuid Willemsvaart- Citadellaan - Orthenseweg -Brugstraat-Emmaplein-Koningsweg-Parklaan-Zuidwal-Hekellaan) wordt heringericht tot 30 km/u wegen. Dit leidt volgens Antea Group tot een afname van het verkeer op die wegen, omdat het doorgaande verkeer naar buiten wordt gedrongen. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder ook deze mogelijke ontwikkeling bij zijn besluitvorming moeten betrekken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het bestreden besluit ook wat betreft het aspect verkeersveiligheid in strijd met artikel 7:12 van de Awb genomen.
De beroepsgrond slaagt.
9.1 Eisers hebben tevens aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op hun bezwaargrond dat wel in voldoende parkeerruimte op eigen terrein wordt voorzien.
16 december 2014 is gedaan voor het geval een omgevingsvergunning geweigerd wordt. Volgens eisers is het achterwege laten van een verklaring van geen bedenkingen uitsluitend mogelijk als het een omgevingsvergunning voor een bepaald project betreft dat concreet en voldoende specifiek wordt benoemd in de generieke verklaring. Eisers verwijzen in dit verband naar de uitspraken van de Afdeling van 6 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:921) en 27 augustus 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3207).
27 augustus 2014 blijkt dat artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geen vereisten bevat voor de aanwijzing en evenmin een beperking inhoudt voor de categorieën die opgenomen kunnen worden in de aanwijzing. In de uitspraak van deze rechtbank van
22 juni 2017 (ECLI:NL:RBOBR:2017:3428) is geoordeeld dat het raadsbesluit van
16 december 2014 er niet toe strekt dat nooit een verklaring van geen bezwaar vereist is en dat de gevallen zich voldoende van elkaar onderscheiden, aldus verweerder.
voor de aanvraag, nu geen sprake is van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo, geen verklaring van geen bedenkingen was vereist.
Deze beroepsgrond faalt.
Beslissing
- vernietigt het bestreden besluit van 12 maart 2019, voor zover daarbij de bezwaren tegen het besluit van 21 maart 2018 ongegrond zijn verklaard;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.050,00.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,00 aan eisers te vergoeden.
mr. J.D. Streefkerk, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 18 februari 2020.