ECLI:NL:RBOBR:2020:6986

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
WR 20/030
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een arbeidsrechtelijke procedure met betrekking tot onpartijdigheid en behandeling van ingebrachte stukken

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 12 november 2020 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een B.V. tegen mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, de kantonrechter die de zaak behandelde. Het wrakingsverzoek werd ingediend omdat verzoekster, die gedaagde was in een arbeidsrechtelijke procedure, van tevoren niet op de hoogte was gesteld dat de zaak door een andere rechter zou worden behandeld. Dit leidde tot bezorgdheid over de onafhankelijkheid van de rechter, vooral omdat verzoekster eerder negatieve ervaringen had met een andere rechter in dezelfde zaak. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 oktober 2020, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door haar directeur en een advocaat, heeft de rechter aangegeven dat zij uitspraak zou doen, maar verzoekster heeft haar gewraakt na de zitting. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zij de ingebrachte Whatsapp-berichten niet had gelezen omdat verzoekster geen toelichting had gegeven op de relevantie van deze stukken. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter niet onpartijdig was en dat het wrakingsverzoek om deze redenen werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 20/030
Beslissing van 12 november 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden,
kantonrechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster is gedaagde in een arbeidsrechtelijke procedure (met zaak-/rolnummer [nummer] ). Verzoekster wordt in deze procedure vertegenwoordigd door haar directeur de heer [naam] (hierna: [naam] ). Eiseres in deze procedure is mevrouw [naam] (hierna: [naam] ).
1.2.
Op 9 oktober 2020 is in deze procedure een mondelinge behandeling gehouden, ten overstaan van de rechter. Verzoekster is daarbij vertegenwoordigd door [naam] .
[naam] was ook aanwezig, bijgestaan door haar advocaat mr. F.P.J. Schraa en haar begeleider/coach mevrouw [naam] . Na het sluiten van de mondelinge behandeling heeft de rechter gezegd dat zij uitspraak zal doen.
1.3.
Verzoekster heeft de rechter bij brief van 9 oktober 2020 gewraakt.
1.4.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek. In haar brief van 15 oktober 2020 heeft zij haar standpunt toegelicht.
1.5.
Het wrakingsverzoek is behandeld op de zitting van 29 oktober 2020. Verzoekster is verschenen. De rechter is verschenen via een tweezijdig digitaal communicatiemiddel (Skype voor Bedrijven).

2.De feiten

2.1.
De mondelinge behandeling zou aanvankelijk worden gehouden op de zitting van
31 maart 2020. Deze zitting is geannuleerd in verband met de corona-crisis.
2.2.
De zitting is vervolgens verplaatst naar 23 juni 2020. Deze zitting is niet doorgegaan omdat de behandelend rechter zich niet vrij voelde om de zaak te behandelen.
2.3.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster “alle rechters en de gehele rechtbank
’s-Hertogenbosch” gewraakt. Dit wrakingsverzoek is bij beschikking van 14 juli 2020 afgewezen (zaaknummer: WR 20/015).
2.4.
Ten slotte is de zitting verplaatst naar 9 oktober 2020. De rechter heeft de zaak kort voor de mondelinge behandeling overgenomen van een andere rechter.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
In de kern genomen komt het wrakingsverzoek op het volgende neer.
Verzoekster heeft van tevoren geen bericht ontvangen dat de zaak door een andere rechter zou worden behandeld. Daarom kon er geen onderzoek worden gedaan naar de onafhankelijkheid van de rechter. Verder stelt verzoekster dat de rechter niet onpartijdig is. Zo heeft zij een aantal door verzoekster ingestuurde Whatsapp berichten niet gelezen.
Ook is een medewerkster van verzoekster, die als getuige kon worden gehoord, niet tot de zitting toegelaten, terwijl de begeleidster van [naam] wel aanwezig mocht zijn.
Ten slotte vermeldt verzoekster een aantal onderwerpen die tijdens de zitting aan de orde zijn gekomen. Volgens verzoekster had de rechter daar onderzoek naar moeten doen.
De rechter heeft dit niet gedaan.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 37 lid 1 Rv wordt het verzoek om wraking gedaan, zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
4.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141 en HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3625).
Andere rechter dan vooraf aangekondigd
4.3.
Verzoekster heeft tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek verklaard dat pas op de zitting zelf duidelijk is geworden dat de zaak door een andere rechter zou worden behandeld. Verzoekster heeft daardoor geen onderzoek kunnen doen naar de rechter, terwijl verzoekster eerder is geconfronteerd met een rechter die nauwe contacten had met [naam] . Verzoekster stelt ook dat zij gevraagd heeft waarom de zaak is overgenomen. Deze vraag is volgens verzoekster niet beantwoord.
De rechter heeft tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek aangegeven dat zij zich deze vraag niet kan herinneren, maar legt uit dat de zaak was gepland bij een rechter die geen arbeidszaken doet. Het planbureau van de rechtbank is daar vrij kort voor de zitting achter gekomen. De rechter heeft de zaak overgenomen omdat zij expertise heeft op het gebied van arbeidszaken.
4.4.
Het is voorstelbaar dat verzoekster eerder op de hoogte had willen zijn over de laatste rechterswijziging en de reden daarvan. Verzoekster heeft daarover inmiddels uitleg gekregen. Ook is verzoekster na de mondelinge behandeling in de gelegenheid geweest om onderzoek te doen naar de beroepsgegevens en nevenbetrekkingen van de rechter. Verzoekster heeft hierover geen verdere mededelingen gedaan tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek. Naar het oordeel van de wrakingskamer blijkt hieruit niet dat er sprake is van vooringenomenheid van de rechter.
Niet lezen van stukken
4.5.
Verzoekster stelt verder dat er voor de mondelinge behandeling een groot aantal Whatsapp-berichten is ingediend om haar standpunt te onderbouwen. In totaal gaat het om 54 pagina’s. De rechter heeft aangegeven dat zij deze voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet heeft gelezen. Volgens verzoekster blijkt daaruit dat sprake is van vooringenomenheid.
Uit de schriftelijke reactie van de rechter blijkt dat zij de berichten (“het omvangrijke pak”) van verzoekster heeft ontvangen. De rechter heeft verzoekster inderdaad gezegd dat zij deze nog niet had gelezen. De rechter heeft aan verzoekster uitgelegd dat concreet moet worden aangegeven welke berichten dienen ter onderbouwing van gevoerde stellingen. Een partij moet aan de wederpartij en de rechter uitleggen wat het concrete belang is van overgelegde stukken. In dit geval was er geen sprake van enige aanduiding door verzoekster, aldus de rechter.
4.6.
Het is vaste rechtspraak dat schriftelijke stukken (ook wel aangeduid als producties) van een toelichting moeten worden voorzien. De partij die de stukken inbrengt moet dus aangeven wat daarin is te lezen. De Hoge Raad formuleert dit als volgt: “De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen mee dat een partij die een beroep wil doen op uit bepaalde producties blijkende feiten en omstandigheden, dit op een zodanige wijze dient te doen dat voor de rechter duidelijk is welke stellingen hem ter beoordeling worden voorgelegd en dat voor de wederpartij duidelijk is waartegen zij zich dient te verweren (vgl. HR 23 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0729, NJ 1992/814 en HR 8 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2810, NJ 1999/342)”. De rechter heeft de berichten van verzoekster niet gelezen omdat een toelichting ontbrak. Zij heeft dit ook aan verzoekster uitgelegd. Hieruit kan niet worden afgeleid dat sprake is van vooringenomenheid van de rechter.
Onderwerpen tijdens de zitting
4.7.
Verzoekster heeft in het wrakingsverzoek een aantal onderwerpen genoemd die tijdens de mondelinge behandeling aan de orde zijn gekomen (nummers 6 tot en met 10). De rechter heeft tijdens de behandeling aangegeven dat deze er niet toe doen. Ook heeft zij daar geen onderzoek naar gedaan, terwijl dit in de visie van verzoekster nodig is.
4.8.
Hoewel het inhoudelijke onderwerpen betreft, hebben de bezwaren van verzoekster betrekking op de aanpak en de instructie van de zaak. De vragen en/of opmerkingen van de rechter daarover gaan namelijk vooraf aan de beslissing die de rechter dient te nemen. Die beslissing kan inhouden dat bewijslevering of nader onderzoek nodig is. Het eventuele vervolg komt pas in een latere fase van de procedure aan de orde en niet al tijdens de mondelinge behandeling. De rechter heeft deze onderwerpen niet op een zodanige wijze aan de orde gesteld of gereageerd op de stellingen van verzoekster dat daaruit blijkt dat sprake is van vooringenomenheid.
Overig
4.9.
Uit het feit dat een medewerkster van verzoekster (die zich in verplichte quarantaine bevond) niet tot de zitting is toegelaten terwijl een begeleidster van [naam] wel aanwezig mocht zijn, blijkt ook niet dat sprake is van vooringenomenheid. Hierbij zijn de algemene richtlijnen van de rechtbank nageleefd. Bovendien was het mogelijk de medewerkster, indien nodig, op een later moment als getuige te laten horen.
4.10.
Voor zover verzoekster klaagt over de wijze waarop zij door de rechter is bejegend geldt dat de wrakingsprocedure niet voor dergelijke klachten is bedoeld. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken.
Slotsom
4.11.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die tot de conclusie kunnen leiden dat de bij verzoekster ontstane vrees voor vooringenomenheid van de rechter naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. De wrakingskamer komt daarom tot de conclusie dat er geen grond is voor wraking. Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank,
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.L.A. Boer, voorzitter, mrs. G.J. Roeterdink en C.A. Mandemakers, leden, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 39 lid 5 Rv).