In deze zaak heeft eiser een aanvraag ingediend voor een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen, waarbij hij een rapport van psychiater dr. P.J.H. Notten heeft overgelegd. Deze psychiater concludeert dat er anamnestisch geen aanwijzingen zijn voor alcoholmisbruik en dat eiser voldoet aan de normen van de Regeling eisen geschiktheid 2000 voor een termijn van vijf jaar. Ondanks deze conclusie heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) de aanvraag afgewezen, stellende dat eiser niet rijgeschikt is vanwege alcoholmisbruik, niet in remissie, en baseert zich op een sterk verhoogde CDT-waarde en een voorgeschiedenis van alcoholmisbruik.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het CBR niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht en dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank stelt dat als het CBR de conclusie van de psychiater niet kan volgen, het CBR moet onderzoeken en motiveren waarom het keuringsrapport niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het CBR onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het is afgeweken van het advies van de psychiater en dat het CBR niet inzichtelijk heeft gemaakt waar het zijn standpunt op baseert.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het CBR opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het CBR veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser en het griffierecht.