Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de akte overlegging producties van [eiser] van 12 februari 2019
- het tussenvonnis van 3 april 2019
- de akte wijziging van eis, tevens houdende overlegging aanvullende producties van
- de antwoordakte van [gedaagde] van 11 maart 2020
- het proces-verbaal van comparitie van 15 september 2020
- de aanvulling op het proces-verbaal van mr. Riep met een afschrift van de volledige
2.De feiten
- een opstelling van de vermogens van op grond van aangegane huwelijksvoorwaarden” . (onderstreping rb).
Cliënte wil nog steeds meewerken aan een regeling die recht doet aan beider belangen en ik ga ervan uit dat dit ook voor uw cliënt geldt”.
over elk kalenderjaarverrekend. Het enige wat verder gemeld wordt in de akte is, dat het recht tot vorderen van de verrekening vervalt vijf jaar na afloop van het jaar:
3.Het geschil
d) een verklaring voor recht dat [eiser] rechtsgeldig het exoneratiebeding dan wel het beding tot beperking van de aansprakelijkheid uit artikel 13.1 van de algemene voorwaarden van [gedaagde] heeft vernietigd;
4.De beoordeling
Overeenkomst van opdracht; hoedanigheid van partijen
[…]
nadat zich een feit heeft voorgedaan op basis waarvan hij rechten en/of bevoegdheden kan uitoefenen, maar dat hem doorgaans niet bekend is, en ook in casu was hij er niet mee bekend, wanneer zich een dergelijk feit voor doet. Daarnaast druist het volgens [eiser] in tegen de wet en de systematiek, waarbij hij als voorbeelden noemt artikel 6:89 BW (klagen binnen bekwame tijd nadat het gebrek is ontdekt) en artikel 3:310 BW. Op grond van laatstgenoemd wetsartikel vangt de verjaringstermijn aan op het moment dat men met de schade en de aansprakelijke persoon bekend raakt. In beide gevallen dus niet op het moment waarop zich een feit voordoet, aldus [eiser] . Verder stelt hij dat het beding te algemeen en niet concreet genoeg is.
Volgens [gedaagde] is [eiser] in ieder geval in 2016 bekend geworden met de vermeende schade en is daarmee de vervaltermijn van een jaar aangevangen.
“In het onderhavige geval is [eiser] op zijn vroegst pas begin 2016 / halverwege 2016 bekend geraakt met de schade en de aansprakelijke persoon. Op dat moment raakte hij immers ermee bekend met de schade als gevolg van het niet juist uitwerken van de huwelijks voorwaarden door [gedaagde] dan wel het niet adviseren daaromtrent”.Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiser] verklaard dat de verrekeningskwestie in de zomer van 2016 is gaan spelen en dat hij er in het najaar 2016 achter kwam dat er in dit verband fouten waren gemaakt door [gedaagde] .
Nu die vordering het onderwerp is van de onderhavige procedure wordt aan een inhoudelijke beoordeling van die vordering niet toegekomen. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
griffierecht € 1.992,00