In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huisarts, aangeduid als [eiser], en een huisartsengroep, aangeduid als [gedaagden]. De huisarts vorderde toelating tot de huisartsengroep om te kunnen voldoen aan de zorgplicht voor zijn patiënten in de avond-, nacht- en weekenduren. De huisartsengroep had echter geweigerd om de huisarts toe te laten, omdat zijn lidmaatschap bij de coöperatie die de waarneming regelt, rechtsgeldig was opgezegd vanwege disfunctioneren. De rechtbank oordeelde dat de huisarts geen rechtens te respecteren belang had bij toetreding tot de huisartsengroep, aangezien deze groep alleen de waarneming tijdens reguliere uren regelt en niet tijdens de ANW-uren. Bovendien was de huisarts niet uitgesloten van de markt voor spoedeisende huisartsenzorg, omdat er andere mogelijkheden waren om deze zorg te leveren. De rechtbank verklaarde de huisarts niet-ontvankelijk in zijn vorderingen en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huisartsen en de voorwaarden voor lidmaatschap van huisartsengroepen.