ECLI:NL:RBOBR:2020:6150

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
20/238
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen herhaalde belastingaanslag na intrekking eerdere uitspraak op bezwaar

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Gemert-Bakel, waarbij een aan haar opgelegde aanslag voor (bouw)leges is gehandhaafd. Eiseres trok haar beroep in nadat de heffingsambtenaar had aangegeven de uitspraak op bezwaar in te trekken. Vervolgens handhaafde de heffingsambtenaar de aanslag opnieuw, waarop eiseres wederom beroep instelde. De rechtbank verklaarde het tweede beroep niet-ontvankelijk, verwijzend naar de rechtspraak van de Hoge Raad van 20 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BT1516), waarin is bepaald dat tegen een nadere beslissing op bezwaar geen beroep kan worden ingesteld. De rechtbank oordeelde dat de eerdere intrekking van het beroep door eiseres leidde tot de rechtskracht van de bestreden uitspraak, waardoor de heffingsambtenaar niet opnieuw kon beslissen op het bezwaar. De rechtbank concludeerde dat het beroep tegen de herhaalde beslissing niet-ontvankelijk was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 8 december 2020, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/238

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

8 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. P.J.M. Boomaars),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Gemert-Bakel, de heffingsambtenaar
(gemachtigden: P. Fermont en E. van den Kerkhof).

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft aan eiseres een aanslag leges ( [aanslagnummer] ), verzonden op 25 februari 2019, opgelegd ten bedrage van in totaal € [bedrag] .
Bij uitspraak op bezwaar van 3 juni 2019 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd met zaaknummer SHE 19/1787.
De heffingsambtenaar heeft vervolgens aangegeven de bestreden uitspraak in te trekken waarna eiseres het beroep met zaaknummer SHE 19/1787 op 8 november 2019 heeft ingetrokken met het verzoek de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft op 18 december 2019 uitspraak gedaan op dat verzoek.
Bij beslissing van 31 december 2019 (de bestreden beslissing) heeft de heffingsambtenaar aangegeven de aanslag te handhaven.
Eiseres heeft tegen de bestreden beslissing beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd met zaaknummer SHE 20/238.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2020 via een Skypeverbinding. Eiseres en de heffingsambtenaar hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor eiseres zijn tevens [naam] en [naam] verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Volgens het arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2012 [1] brengt het stelsel van wettelijke bepalingen dat het beroep in belastingzaken regelt, mee dat met het doen van uitspraak op een bezwaarschrift de behandeling van het bezwaar eindigt. Dit betekent naar het oordeel van de Hoge Raad dat een nadere beslissing die de heffingsambtenaar – zonder tussenkomst van de rechter – neemt met betrekking tot de belastingaanslag waartegen bezwaar is gemaakt, niet is aan te merken als een beslissing waartegen op grond van artikel 7:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht beroep kan worden ingesteld.
3. Bij de bestreden uitspraak heeft de heffingsambtenaar op het bezwaar beslist. De heffingsambtenaar heeft vervolgens aangegeven de bestreden uitspraak in te trekken, maar dat is volgens het hiervoor genoemde arrest niet mogelijk. Omdat eiseres het beroep tegen de bestreden uitspraak heeft ingetrokken, is de bestreden uitspraak en daarmee ook de aanslag in rechte komen vast te staan.
4. Bij de bestreden beslissing heeft de heffingsambtenaar nogmaals op het bezwaar beslist. Ook dat is volgens het hiervoor genoemde arrest niet mogelijk. De bestreden beslissing is dus niet aan te merken als een beslissing waartegen beroep kan worden ingesteld. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Partijen hebben op de zitting een aantal argumenten naar voren gebracht waarom, zo begrijpt de rechtbank, het beroep toch ontvankelijk zou moeten zijn. Deze en andere argumenten zijn destijds ook door de advocaat-generaal bij de Hoge Raad naar voren gebracht in zijn conclusie in de onder 2. genoemde zaak [2] en hebben de Hoge Raad niet anders doen beslissen dan hiervoor is weergegeven. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om wel anders te beslissen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzitter, en mr. C.F.E. van Olden-Smit en mr. G.J. van Leijenhorst, leden, in aanwezigheid van mr. P.M. de Kruif, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 8 december 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.