ECLI:NL:RBOBR:2020:5064

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
20/299
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verleende watervergunningen voor de aanleg van de nieuwe verbindingsweg N69 en de beekdalbrug

De Rechtbank Oost-Brabant heeft op 19 oktober 2020 uitspraak gedaan in de zaak betreffende de watervergunningen voor de aanleg van de nieuwe verbindingsweg N69 en de bijbehorende beekdalbrug nabij Valkenswaard. De provincie Noord-Brabant had watervergunningen aangevraagd voor de aanleg van een brug over het beekdal, grondwateronttrekking voor heiwerkzaamheden en een vernattingsmaatregel vanwege stikstofdepositie. Eisers, die percelen nabij de Keersop bezitten, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunningen, met de vrees voor negatieve gevolgen voor de beekprik en mogelijke grondwaterverontreiniging vanuit een voormalige vuilstortplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen risico's zijn voor de verspreiding van grondwaterverontreiniging en dat de verleende vergunningen rechtmatig zijn. De rechtbank oordeelde dat de nieuwe verbinding geen hoofdweg van nationaal belang is en dat de provincie bevoegd was om de vergunningen te verlenen. De beroepsgronden van eisers zijn ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/299

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 oktober 2020 in de zaak tussen

[namen], allen te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: [naam] )
en
het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel, verweerder
(gemachtigde: mr. C.C.E.J. van Weert-de Laat).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: provincie Noord-Brabant,

te 's-Hertogenbosch, vergunninghoudster, gemachtigde: mr. H.J.M. Besselink.

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de provincie Noord-Brabant een watervergunning verleend voor het aanleggen van een beekdalbrug nabij watergang KS1 op de percelen kadastraal bekend als gemeente Bergeijk, sectie [letter] , [nummers] en gemeente Valkenswaard, sectie [letter] , [nummers] .
Eisers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Eisers hebben ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Bij de behandeling van dit verzoek op 10 januari 2020 hebben eisers aangegeven dat zij hun bezwaar als rechtstreeks beroep behandeld willen zien. Verweerder en vergunninghoudster hebben hiermee ingestemd.
Bij uitspraak van 13 januari 2020 (ECLI:NL:RBOBR:2020:127) heeft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening getroffen en verweerder opgedragen tijdens de heiwerkzaamheden te controleren of stroomafwaarts voorbij het traject waar de beekprik is afgevangen, door de heiwerkzaamheden een vertroebeling van het water optreedt. Hierbij dient verweerder ook een ecologisch advies in te winnen over de vraag of deze vertroebeling kan leiden tot verstoring van de beekprik voorbij het traject waar de beekprik is afgevangen.
De zaak is behandeld op 7 september 2020, gelijktijdig met de zaken SHE 19/2944, SHE 19/2958, SHE 20/297, SHE 20/463, SHE 20/464 en SHE 20/303. Namens eisers zijn verschenen [namen] alsmede de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De provincie heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
  • De provincie wil een nieuwe wegverbinding aanleggen tussen de bestaande N69 ten zuiden van Valkenswaard en de Locht te Veldhoven, de zogenoemde Nieuwe Verbinding. De weg wordt uitgevoerd als een gebiedsontsluitingsweg met één rijbaan en twee rijstroken en een maximumsnelheid van 80 km/uur. De Nieuwe Verbinding heeft tot doel de bestaande N69 tussen Eindhoven en de Belgische grens te ontlasten en daardoor de leefbaarheid en bereikbaarheid in de omgeving van de bestaande N69, de zogenoemde Grenscorridor, te verbeteren. Dit betreft met name de kernen Aalst en Valkenswaard.
  • De Nieuwe Verbinding ligt vlak bij het Natura 2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux” (het Natura 2000-gebied). Twee riviertjes, de Keersop en de Dommel maken deel uit van het gebied. Aan de westzijde van de Keersop en ten noorden van de N367 ligt een strook grond die deel uitmaakt van het Natura 2000-gebied, de Keersopperbeemden. In dit gebied komt het prioritaire habitattype "vochtige alluviale bossen" (habitattype H91E0C) voor met een oppervlakte van 0,6 ha. De Nieuwe Verbinding gaat met een brug op pijlers (aangeduid als de beekbalbrug) over de Keersop. Hiervoor moeten in het beekdal van de Keersop heiwerkzaamheden worden uitgevoerd (die op het moment van de zitting overigens waren afgerond). Voor het aanleggen van deze beekdalbrug moeten voor de aanleg van de pijlers droge bouwkuipen worden gemaakt waarbij een grondwateronttrekking noodzakelijk is. De bedoeling is dat het onttrokken grondwater direct wordt geïnfiltreerd in vier bassins aan weerszijden van de Keersop. In het werkterrein waar de brug wordt gebouwd en stroomopwaarts in de Keersop komt de habitatrichtlijnsoort beekprik voor. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant heeft op 6 augustus 2019 een ontheffing verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor het verstoren van de beekprik en hierbij aan de provincie een aantal verplichtingen opgelegd. Hiertoe is een traject van 125 meter in de Keersop in december 2019 afgevist en zijn er 146 beekpriklarven gevangen en buiten het werkterrein verplaatst.
  • Eisers hebben percelen direct ten oosten van de Keersop. Eén van hen heeft ook percelen in het gebied tussen de Keersop en de Dommel. Deze personen hebben zicht op de beekdalbrug.
  • Provinciale staten van Noord-Brabant hebben op 31 oktober 2014 het provinciaal inpassingsplan "Nieuwe Verbinding Grenscorridor N69" vastgesteld. Dit plan ziet op de noodzakelijke planologische aanpassingen om het gebruik en de aanleg van de nieuwe weg mogelijk te maken. Het merendeel van eisers heeft tegen de vaststelling van het inpassingplan beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft na tussenuitspraken van 20 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1072) en 17 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1306) definitief uitspraak gedaan op 13 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1966). Hierbij zijn de beroepen tegen het laatste herstelbesluit van provinciale staten van 22 september 2017 alsmede het provinciale inpassingsplan "Nieuwe Verbinding Grenscorridor N69 - 1e herziening" ongegrond verklaard. Aan het provinciale inpassingsplan ligt een passende beoordeling van de effecten van het plan op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden ten grondslag. Deze passende beoordeling is aangepast mede naar aanleiding van de tussenuitspraken van de Afdeling.
  • Bij besluit van 11 november 2019 heeft verweerder aan de provincie Noord-Brabant een watervergunning verleend met betrekking tot gedeeltelijk dempen en verlemen van de bedding van de watergang KS70. Deze watergang wordt met gemiddeld 50 tot 70 centimeter afgegraven waarna betonietmatten worden geplaatst en het zand wordt teruggebracht. Dit wordt bedoeld met het verlemen van de bedding. Verder worden bestaande greppels opgeschoond en wordt een stuw met duiker aangebracht. De werkzaamheden vinden plaats om eutrofiëring als gevolg van vernatting van de Keeropperbeemden te voorkomen. Ten tijde van de zitting waren de werkzaamheden ten behoeve van het verlemen en het aanbrengen van een stuw al uitgevoerd.
  • Verweerder heeft de provincie Noord-Brabant ook een watervergunning verleend met betrekking tot het aanleggen van een beekdalbrug. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij deze rechtbank. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummers SHE 20/303. Bij besluit van 7 augustus 2019 heeft verweerder aan Boskalis Nederland BV een watervergunning verleend voor het onttrekken van grondwater en het terugbrengen door infiltratie in de bodem. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij deze rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 20/297.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder een watervergunning verleend voor het aanleggen van een beekdalbrug over de Keersop. De Keersop is een A-watergang. Het aanleggen van een brug is vergunningplichtig ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Keur Waterschap de Dommel 2015. De aanvraag wordt getoetst aan de Beleidsregel 5 “Duikers en bruggen” van de Beleidsregels Keur voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater Waterschap de Dommel 2015 partiële herziening 2018 (de Beleidsregel). De heiwerkzaamheden ten behoeve van de pijlers in de bedding van de Keersop waren afgerond ten tijde van de zitting. Er vonden nog wel heiwerkzaamheden plaats ten behoeve van de aanleg van het landhoofd in de oever van de beek in september 2020.
3.1
Eisers stellen dat verweerder onbevoegd is het bestreden besluit te nemen omdat de nieuwe verbinding N69 een hoofdweg is (een auto- of autosnelweg van nationaal belang als bedoeld in artikel 1 van de Tracéwet). De procedure in de Tracéwet is niet gevolgd. De Minister van Infrastructuur en milieu is het bevoegd gezag. Alle genomen besluiten, ook het provinciale inpassingsplan, zijn volgens eisers onbevoegd genomen.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat de nieuwe verbinding, waarvan de beekdalbrug deel uitmaakt, geen onderdeel is van een hoofdweg omdat de nieuwe verbinding geen weg is van nationaal belang maar hoogstens van provinciaal belang. De rechtbank neemt bovendien in aanmerking dat de bevoegdheid van provinciale staten om een provinciaal inpassingsplan vast te stellen een aspect is van openbare orde en dat de Afdeling in de uitspraken over het provinciale inpassingsplan geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat provinciale staten onbevoegd zouden zijn geweest het provinciale inpassingsplan vast te stellen. Al zou het een hoofdweg zijn, dan nog staat de Tracéwet de bevoegdheid van verweerder niet in de weg omdat de watervergunning niet is vermeld in artikel 13 van de Tracéwet en de rechtbank niet is gebleken dat de Minister coördinatie van besluitvorming ten behoeve van de N69 heeft bevorderd. Deze beroepsgrond faalt.
4.1
Eisers vrezen dat door de aanlegwerkzaamheden van de beekdalbrug, in het bijzonder de heiwerkzaamheden, negatieve gevolgen kunnen optreden voor de instandhoudingsdoelstellingen van de beekprik in de Keersop. Dit zou kunnen worden veroorzaakt door trillingen, door geluidsoverlast en door vertroebeling van het water. Weliswaar is een ontheffing verleend maar het electrovissen is geen geschikte methode.
4.2
Verweerder heeft met zoveel woorden aangegeven dat de gevolgen van het aanleggen van de beekdalbrug voor de beekprik niet tot het toetsingskader behoren. In het bestreden besluit is niets over de beekprik aangegeven.
4.3
De provincie wijst in dit verband op de verleende ontheffing. Zij is de verplichtingen op basis van de ontheffing nagekomen.
4.4
De rechtbank stelt voorop dat de verleende ontheffing onherroepelijk is. Daarnaast beschikt de provincie over een vergunning op basis van hoofdstuk 2 van de Wnb. In de uitspraak van heden is deze vergunning weliswaar vernietigd, maar de rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank verwijst naar deze uitspraak. De rechtbank begrijpt de beroepsgrond van eisers aldus dat verweerder zelf zou moeten nagaan of het bestreden besluit in strijd is met hoofdstuk 2 en 3 van de Wnb, maar dat gaat volgens de rechtbank te ver. Verweerder kan verwijzen naar de ontheffing en de vergunning op basis van artikel 2.8 van de Wnb. Eisers hebben – daargelaten de vraag of dit relevant is voor de vraag of de watervergunning op goede gronden is verleend – onvoldoende betwist dat de provincie de voorschriften uit de ontheffing niet heeft nageleefd. De provincie heeft aangegeven dat de heiwerkzaamheden hebben plaatsgevonden buiten de kwetsbare periode voor de beekprik. De provincie heeft, in afwijking van de ontheffing, de afgevangen beekpriklarven benedenstrooms uitgezet omdat dit de beste plek was en zij heeft dit medegedeeld aan de toezichthouder van de Omgevingsdienst Brabant – Noord. De afwijking van de ontheffing heeft niet tot handhavend optreden geleid. Verweerder en de provincie hebben verder onweersproken gesteld dat vertroebeling als gevolg van heiwerkzaamheden niet in noemenswaardige mate de plek heeft bereikt waar de beekprikken zijn uitgezet. De provincie heeft tot slot terecht gewezen op de voorgeschreven vangmethode in de ontheffing en die is onherroepelijk. Verweerder heeft met de uitvoering van de werkzaamheden de bevestiging gekregen dat het bestreden besluit op dit onderdeel niet onrechtmatig is, omdat door de ontheffing respectievelijk de vergunning op basis van de Wnb voldoende was geborgd dat door de aanlegwerkzaamheden van de beekdalbrug geen negatieve gevolgen optreden voor de instandhoudingsdoelstellingen van de beekprik in de Keersop.
5.1
Eisers wijzen op de mogelijke grondwaterverontreiniging onder de voormalige vuilstortplaats aan de Victoriedijk. Zij zijn bang dat door de aanleg van de beekdalbrug, in het bijzonder de grondwateronttrekking ten behoeve van het heien van de pijlers van de brug in de beekdalbedding het mogelijk vervuilde grondwater zich verspreidt in noordelijke richting naar de Keersop en de Dommel. Zij zijn van mening dat dit beter had moeten worden onderzocht. Meer in het bijzonder voeren zij aan dat bij een verspreiding van de grondwaterverontreiniging de waterkwaliteit van de Keersop kan verslechteren met alle gevolgen van dien voor de kwetsbare populatie van de beekprik. Dat is volgens hen in strijd met de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG (KRW).
5.2
Verweerder heeft voor de grondwateronttrekking ten behoeve van het heien en bouwen van de pijlers van de beekdalbrug een watervergunning verleend. Eisers hebben tegen deze watervergunning beroep ingesteld. In de uitspraak van heden heeft de rechtbank dit beroep ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar deze uitspraak is de rechtbank van oordeel dat verweerder ook het bestreden besluit heeft kunnen nemen. Eisers hebben niet gewezen op andere werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de brug waardoor de mogelijke grondwaterverontreiniging onder de voormalige vuilstortplaats aan de Victoriedijk zich zou kunnen verspreiden naar hun percelen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. M.M. Kaajan, leden, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 19 oktober 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.