ECLI:NL:RBOBR:2020:127

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2020
Publicatiedatum
13 januari 2020
Zaaknummer
SHE 19/3011
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake watervergunningen en natuurvergunning voor de aanleg van de Nieuwe Verbinding N69

Op 13 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende verzoeken om voorlopige voorzieningen met betrekking tot de aanleg van de Nieuwe Verbinding N69 tussen de A67 en de huidige N69 bij Valkenswaard. De vergunningen die aan de provincie Noord-Brabant zijn verleend, omvatten een watervergunning voor de aanleg van een beekdalbrug en zijn verleend op basis van de Wet natuurbescherming. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak de risico's van verstoring van de beekprik en mogelijke grondwaterverontreiniging vanuit de vuilstort Victoriedijk in overweging genomen. De verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn voor het grootste deel afgewezen, maar de voorzieningenrechter heeft wel ordemaatregelen getroffen om de situatie te monitoren tijdens de heiwerkzaamheden.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de heiwerkzaamheden voor de aanleg van de beekdalbrug op 13 januari 2020 van start gaan. De verzoekers, inwoners van Dommelen-Zuid, hebben bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 11 november 2019, waarin de watervergunning werd verleend. Tijdens de zitting op 10 januari 2020 hebben de verzoekers aangegeven dat zij hun bezwaar als rechtstreeks beroep behandeld willen zien, wat door de verweerder en vergunninghoudster is goedgekeurd.

De voorzieningenrechter heeft de noodzaak van een voorlopige voorziening beoordeeld op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het heien op voorhand geheel te verbieden, gezien de reeds verleende ontheffing. Wel is er een ordemaatregel getroffen om te controleren op vertroebeling van het water tijdens de heiwerkzaamheden, en indien nodig, de werkzaamheden stil te leggen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de verweerder het door de verzoekers betaalde griffierecht vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/3011
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 januari 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekers] (Inwoners van Dommelen-Zuid), te Valkenswaard, verzoekers,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel, verweerder,
(gemachtigden: mr. C.C.E.J. van Weert-de Laat, ing. H. van Breugel, mr. M.S. Krikhaar en ing. C.A.M. Marijnissen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Provincie Noord-Brabant, vergunninghoudster (gemachtigde mr. H.J.M. Besselink).

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de provincie Noord-Brabant watervergunning verleend met betrekking tot het aanleggen van een beekdalbrug nabij watergang KS1 op de percelen kadastraal bekend als gemeente Bergeijk, sectie C, nummers 897, 894 en 896 en gemeente Valkenswaard, sectie H, nummers 405, 422 en 423.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht voorlopige voorzieningen te treffen.
Het verzoek is behandeld op 10 januari 2020. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en [verzoeker] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Ter zitting hebben verzoekers aangegeven dat zij hun bezwaar als rechtstreeks beroep behandeld willen zien. Verweerder en vergunninghoudster hebben hiermee ingestemd. Verweerder zal het bezwaarschrift doorzenden aan de rechtbank.
Vergunninghoudster heeft stukken ingediend na afloop van de zitting. Verzoekers hebben hier op gereageerd. Daarna heeft vergunninghoudster nog een stuk ingediend.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Dit betekent dat de voorzieningenrechter eerst een voorlopige voorziening kan treffen indien in redelijkheid van de indiener van het verzoek niet kan worden verwacht dat hij de uitspraak op het beroep afwacht. Hiervan zal in het algemeen sprake zijn indien er een onomkeerbare situatie dreigt te ontstaan.
2. Het beroep van verzoekers zal (gelijktijdig met de beroepen in de zaken SHE 19/2944 en SHE 19/2958 en beroepen tegen twee andere watervergunningen) worden behandeld op de zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 11 februari 2020.
3. De voorzieningenrechter beoordeelt of hangende beroep tot aan de zitting van de meervoudige kamer een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
De voorzieningenrechter geeft géén oordeel over de vraag of verzoekers belanghebbende zijn en of de normen waar verzoekers zich op beroepen strekken tot bescherming van hun belangen.
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
  • Voor het aanleggen van een beekdalbrug (KW09) over de Keersop in de nieuwe verbindingsweg N69 tussen De Locht en de bestaande N69 nabij Valkenswaard, moeten voor de aanleg van de pijlers droge bouwkuipen worden gemaakt waarbij een grondwateronttrekking noodzakelijk is. De bedoeling is dat het onttrokken grondwater direct wordt geïnfiltreerd in vier bassins aan weerszijde van de Keersop.
  • Verweerder heeft aangegeven dat de heiwerkzaamheden voor de beekdalbrug starten op 13 januari 2020.
  • Op 6 augustus 2019 heeft het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant (GS) aan Boskalis Nederland B.V. een ontheffing ingevolge artikel 3.3, eerste lid en 3.8, eerste lid van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend. Hierbij is geoordeeld dat door de aanleg van de brug (larven van de) beekprik opzettelijk worden gedood en dat de vaste verblijf en/of voortplantingsplaatsen van de beekprik worden aangetast (in strijd met artikel 3.10, eerste lid onder a en b, van de Wnb). Als beschermingsmaatregel voor de beekprik wordt Boskalis Nederland B.V. verplicht om deze af te vangen en de vissen en de larven te verplaatsen naar een geschikt bovenstrooms gebied. Door deze maatregelen zullen de aanleg en het gebruik van de N69 geen negatieve gevolgen hebben voor de lokale staat van instandhouding van de beekprik. De ontheffing is onherroepelijk.
4. Verzoekers voeren aan dat heiwerkzaamheden schadelijk zijn voor de beekprik en dat hier onvoldoende rekening mee is gehouden bij de verlening van het bestreden besluit. Zij beroepen zich onder meer op de Kaderrichtlijn Water (richtlijn 2000/60/EU). Zij verwijzen naar een onderzoek ten behoeve van de aanleg van de Lage Heideweg waar werd geadviseerd de fundering van desbetreffende brug te boren in plaats van te heien.
5. Verweerder heeft gewezen op de inmiddels onherroepelijke ontheffing ingevolge artikel 3.3, eerste lid, en artikel 3.8, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) van
6 augustus 2019 voor de aanleg van de Nieuwe verbinding N69. Daarbij is ontheffing verleend op grond van artikel 3.10, eerste lid, onder a en b, van de Wnb voor de beekprik voor de periode tot en met 31 december 2021. Verweerder heeft verder verwezen op een memo van Boskalis Nederland B.V. van 20 december 2019 waarbij is aangegeven dat een traject van 125 meter in de Keersop is afgevist en 254 beekprikken zijn gevangen. Deze zijn stroomafwaarts uitgezet.
6. De voorzieningenrechter ziet aanleiding voor het treffen van een ordemaatregel.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om het heien op voorhand geheel te verbieden vanwege de reeds verleende ontheffing van 6 augustus 2019 en het memo van Boskalis Nederland B.V. van 20 december 2019. Verzoekers hebben niet aangegeven waarom ondanks deze ontheffing het bestreden besluit in strijd zou kunnen zijn met de Kaderrichtlijn Water. Het heien zal geen gevolgen hebben voor de reeds afgevangen beekprik want die zwemt niet meer in de buurt van de heiwerkzaamheden.
De voorzieningenrechter vraagt zich wel af of de voorwaarden bij de ontheffing zijn nageleefd (nu de afgevangen beekprikken niet stroomopwaarts maar stroomafwaarts zijn uitgezet). Indien is afgeweken van de ontheffing zullen verweerder en vergunninghoudster ook moeten onderbouwen of ondanks de aanleg van de beekdalbrug geen negatieve gevolgen voor de lokale staat van instandhouding van de beekprik optreden. Deze negatieve gevolgen zouden kunnen optreden door een vertroebeling van het water benedenstrooms van de locatie van de heiwerkzaamheden. Daarom treft de voorzieningenrechter de volgende voorziening: Verweerder zal tijdens de heiwerkzaamheden moeten controleren of stroomafwaarts voorbij het traject waar de beekprik is afgevangen door de heiwerkzaamheden een vertroebeling van het water optreedt. Hierbij dient verweerder ook een ecologisch advies in te winnen over de vraag of deze vertroebeling kan leiden tot verstoring van de beekprik voorbij het traject waar de beekprik is afgevangen. Als sprake is van een dergelijke verstoring, dient verweerder de heiwerkzaamheden stil te leggen in afwachting van een herbeoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening op basis van artikel 8:87, eerste lid, van de Awb. Verweerder dient de voorzieningenrechter en de rechtbank op de hoogte te houden van zijn bevindingen.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek in zoverre toe. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten, omdat niet van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is gebleken. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hun betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter
- treft de volgende voorziening:
  • verweerder wordt opgedragen tijdens de heiwerkzaamheden te controleren of stroomafwaarts voorbij het traject waar de beekprik is afgevangen door de heiwerkzaamheden een vertroebeling van het water optreedt. Hierbij dient verweerder ook een ecologisch advies in te winnen over de vraag of deze vertroebeling kan leiden tot verstoring van de beekprik voorbij het traject waar de beekprik is afgevangen.
  • Als sprake is van een dergelijke verstoring, dient verweerder de heiwerkzaamheden stil te leggen in afwachting van een herbeoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening op basis van artikel 8:87, eerste lid, van de Awb.
  • verweerder dient de voorzieningenrechter op de hoogte te houden van zijn bevindingen.
- bepaalt dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 345,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 13 januari 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.