Uitspraak
Hoe is de procedure tot nu toe verlopen?
Hoe denkt de rechtbank over de zaak?
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van haar onroerende zaak, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 198.000. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 187.000, maar het verzoek om een proceskostenvergoeding werd afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de vraag centraal stond of de gemachtigde van eiseres beroepsmatig rechtsbijstand verleende.
De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn werkzaamheden als beroepsmatig rechtsbijstandverlener verrichtte. De rechtbank benadrukte dat voor een proceskostenvergoeding op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist is dat de rechtsbijstand beroepsmatig wordt verleend. De gemachtigde had weliswaar een onderneming geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, maar de rechtbank vond dat onvoldoende bewijs voor een duurzame, op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening. De rechtbank concludeerde dat de gemachtigde incidenteel werkte en dat er geen sprake was van beroepsmatige rechtsbijstand.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat eiseres geen kosten in rekening waren gebracht en dus niet in een nadeliger positie was komen verkeren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.