Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 september 2020 in de zaak tussen
[eiser] te [woonplaats] , eiser
het Dagelijks Bestuur van het Waterschap De Dommel, verweerder
Procesverloop
[naam] om nadeelcompensatie op grond van artikel 7.14 van de Waterwet afgewezen.
Overwegingen
Deze afsluiting vloeide voort uit het Besluit verdringingsreeks Beekloop, dat verweerder op 25 maart 2014 heeft vastgesteld, en de daarbij behorende ‘Notitie verdringingsreeks Beekloop’ van 6 november 2013. Deze verdringingsreeks strekt ertoe voor een optimale wateraanvoer in de Beekloop de waterverdeling te sturen op basis van prioriteiten van de functies in het gebied. Volgens genoemde notitie worden bij droogte als eerste de Keunensloop vanaf de Looërheideweg en de bovenstrooms gelegen landbouwpercelen (voor 50%) dichtgezet.
6. Gezien de stukken en het verhandelde ter zitting is uitsluitend in geschil tussen partijen of verweerder de schade heeft kunnen afwijzen op grond van actieve risicoaanvaarding.
Vast staat dat het Besluit verdringingsreeks Beekloop in 2014 is bekend gemaakt op de wettelijk voorgeschreven wijze. Uit de publicatie blijkt op welk gebied dit besluit betrekking heeft en dat het ziet op de vaststelling van de verdringingsreeks voor periodes van watertekorten in het Beekloopsysteem.
Uit artikel 7.14 van de Waterwet vloeit voort dat degene die schade lijdt door de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van waterbeheer, in aanmerking komt voor een vergoeding. Daarbij geldt dat alleen schade die redelijkerwijs niet of niet geheel voor rekening en risico van de benadeelde komt, wordt vergoed.
Volgens vaste rechtspraak, waaronder de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7731, is voor het aannemen van risicoaanvaarding niet vereist dat verwezenlijking van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel volledig en onherroepelijk vaststaat. Evenmin is vereist dat de schadeveroorzakende maatregel tot in details is uitgewerkt of dat de omvang van de nadelige gevolgen geheel nauwkeurig is bepaald. Beslissend is of op het moment van investering de mogelijkheid van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel zodanig kenbaar was, dat een redelijk denkende en handelende ondernemer bij de beslissing tot investering daarmee rekening moest houden.
19 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3023, geldt bij het bepalen van de voorzienbaarheid van de schade dat geen betekenis toekomt aan de grootte van de ten tijde van de beslissing tot investering bestaande kans dat de schade niet zou ontstaan, wat betekent dat rekening moet houden met de meest ongunstige uitwerking van een concreet beleidsvoornemen. Het is dan ook aan de pachter om bij de onderhandelingen over de pachtovereenkomst in te calculeren dat de Keuningsloop mogelijk voor een bepaalde periode afgesloten zal zijn, wat nadelige gevolgen voor de opbrengst van het perceel met zich kan brengen. De rechtbank ziet in dit betoog geen aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen. De omstandigheid dat, naar eiser stelt, de verpachter dan een claim gaat indienen bij verweerder, maakt dat niet anders. In deze zaak is alleen de vraag aan de orde of verweerder de aanvraag van eiser mocht afwijzen op de grond dat hij het risico van een watertekort op het gepachte perceel heeft aanvaard. Het betoog faalt.
Beslissing
mr. J.A.W. Huijben, leden, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 16 september 2020.