Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[betrokkene] ,
De procedure
- een verzoek van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch van 28 oktober 2019, ingekomen ter griffie op 29 oktober 2019;
- een op 8 oktober 2019 ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring van de geneesheer-directeur van bovengenoemd psychiatrisch ziekenhuis.
- een behandelingsplan d.d. 25 oktober 2019 en de voortgangsrapportage, waaronder de medische aantekeningen.
De beoordeling
(Stcrt. 2019, 24942, p.4)is de locatie Doctor Poletlaan 83 – anders dan de locaties Doctor Poletlaan 23a, 25, 36, 64, 66, 72, 80, 84 en 86 – niet aangemerkt als “psychiatrisch ziekenhuis”. Dit geldt ook voor de in het verzoekschrift van de officier van justitie genoemde locatie Doctor Poletlaan 91 (..). In cassatie moet derhalve ervan worden uitgegaan dat betrokkene ten tijde van de beschikking van de rechtbank niet verbleef in een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van de wet. Een dergelijk verblijf is echter op grond van art. 18 lid 1 Wet Bopz (oud) vereist voor de verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf als in die bepaling bedoeld
(zie onder meer HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3254). De klacht is dus gegrond. In het verlengde hiervan slaagt ook onderdeel III.