Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
22 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de Wet Bopz. De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank Limburg had op 19 juni 2017 de verzochte machtiging verleend, maar de betrokkene heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de locatie waar de betrokkene verbleef, namelijk Wijerode te Heerlen, op het moment van de beschikking van de rechtbank niet als psychiatrisch ziekenhuis was aangemerkt volgens de Wet Bopz. Dit was een vereiste voor het verlenen van de machtiging tot voortgezet verblijf. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klacht van de betrokkene gegrond is, omdat er niet voldaan was aan de voorwaarden van de Wet Bopz. De overige klachten van de middelen konden niet tot cassatie leiden, omdat deze niet relevant waren voor de rechtsontwikkeling of de rechtseenheid. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank Limburg vernietigd en het geding terugverwezen naar die rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.