Uitspraak
STICHTING REINIER VAN ARKEL
[gedaagde]
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 augustus 2019;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 januari 2020 en de daarin genoemde stukken;
- het faxbericht van Van Arkel namens beide partijen d.d. 3 februari 2020.
2.De feiten
Artikel 16. Nutsvoorzieningen en riool
23 november 2017 overeengekomen. In de eerste plaats is de leveringsdatum verschoven naar 15 mei 2018. Over de nutsleidingen is in het addendum het volgende opgenomen:
Artikel 3 - ERFDIENSTBAARHEID VAN KABELS EN LEIDINGEN
10 april 2019 heeft de rechtbank vonnis gewezen waarin zij – kort gezegd – overweegt dat de levering op 15 mei 2018 niet is doorgegaan, omdat [gedaagde] de gelden niet bij de notaris had gestort en [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van
€ 210.000,- aan Van Arkel. Grondslag voor de vordering en de veroordeling in die zaak was een in het addendum neergelegde boetebepaling.
3.Het geschil
Het oorspronkelijke geschil
€ 100.000,-;
€ 20.000,-;
4.De beoordeling
Het overschrijden van de overeengekomen termijnen staat vast
Vast staat dat [gedaagde] niet binnen één maand na de overdrachtsdatum tussenmeters heeft geplaatst. Evenmin is in geschil dat [gedaagde] niet binnen zes maanden na de overdrachtsdatum voorzien heeft in een eigen aansluiting van het onroerende goed op de nutsvoorzieningen. Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel tekort is geschoten in de nakoming van artikelen 16.2 en 16.3 van de koopovereenkomst. Dientengevolge is hij in beginsel het in artikel 16.4 opgenomen boetebedrag van € 5.000, - per dag, met een maximum van € 50.000,-, verschuldigd.
De schuldeiser kan op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft geprotesteerd.”
binnen een redelijke termijnnadat het College Sanering Zorginstellingen zijn onvoorwaardelijke
dat (a) Van Arkel gerechtigd is om namens en
In de koopovereenkomst hebben partijen duidelijk voorzien in het tekortschieten door een der partijen. Zij hebben immers boeteclausules daarin opgenomen. [gedaagde] heeft onvoldoende gesteld waarom de door hem genoemde omstandigheden niet bij het sluiten van de overeenkomst in acht zijn genomen en van dien aard zijn dat de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet ongewijzigd in stand kunnen blijven. Zoals hiervoor is geoordeeld heeft Van Arkel haar klachtplicht niet geschonden. Het gegeven dat Van Arkel de erfdienstbaarheid een tijd lang niet heeft gevestigd, is daarnaast te wijten aan schuldeisersverzuim aan de zijde van [gedaagde] en kwalificeert zodoende niet als een toerekenbare tekortkoming in de nakoming. In het licht van de betwisting door Van Arkel heeft [gedaagde] bovendien onvoldoende gesteld om aan te nemen dat het realiseren van de aansluiting langer dan de daarvoor geserveerde zes maanden in beslag zou moeten nemen. De rechtbank tekent daarbij aan dat zes maanden gelijk staat aan 26 weken, hetgeen zeer dicht in de buurt zit bij de door [gedaagde] genoemde 30 weken die gemoeid zouden zijn met het realiseren van een eigen aansluiting.
Ik handel met mijn holding in onroerend goed. We hebben zo’n vijftig projecten lopen. De onderneming bestaat tien jaar. De laatste drie jaar zijn we actief in het vastgoed.”. Van Arkel heeft de stelling dat er over het boetebeding nauwelijks is onderhandeld, ook voldoende weersproken. Waar [gedaagde] er zelf voor heeft gekozen geen adviseurs in te schakelen, dient dat – mede gezien zijn eigen professionaliteit – voor zijn eigen rekening en risico te blijven. Met Van Arkel is de rechtbank van mening dat het boetebedrag dat gekoppeld was aan de te late levering, los moet worden gezien van het boetebedrag dat is gekoppeld aan het realiseren van de tussenmeter en de nutsaansluitingen. Bovendien heeft [gedaagde] daarmee ingestemd. Dat eerder een boetebedrag verbeurd is, is dus ook geen relevant gezichtspunt.
Uit artikel 16.4 volgt dat de boete pas verschuldigd wordt, als [gedaagde] in gebreke blijft met nakoming van beide verplichtingen uit artikel 16 van de koopovereenkomst. [gedaagde] is dus vanaf 18 november 2018 een boete verschuldigd van € 5.000,- per dag, met een maximum van € 50.000,-. Vanaf 18 november 2018 zijn (ruim) meer dan 10 dagen verstreken, waardoor de boete is volgelopen tot het maximum en de vordering tot betaling van € 50.000,- toewijsbaar is.
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)