Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
vonnis in kort geding
de besloten vennootschap Altuïtion B.V.,
[gedaagde] ,
De procedure
De feiten
Het geschil, in conventie en in voorwaardelijke reconventie
De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie
ondertekenddocument waarin het concurrentiebeding is opgenomen dan wel waarin naar een bijgevoegde bijlage wordt verwezen waarin het concurrentiebeding is opgenomen, dan wel waarin de werknemer uitdrukkelijk verklaart dat hij instemt met het concurrentiebeding. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
Ik ben in principe akkoord met de arbeidsovereenkomst.” is niet voldoende om de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding aan te nemen, gelet op de eis dat het concurrentiebeding schriftelijk moet worden overeengekomen en de daaraan ten grondslag liggende gedachte dat in het vereiste van geschrift een bijzondere waarborg is gelegen dat de werknemer de consequenties van dit voor hem bezwarende beding goed heeft overwogen. Om die reden dient het te gaan om een door de werknemer ondertekend document. De betreffende eisen ten aanzien van het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 lid 1 BW dienen, in het licht van de aan dit artikel ten grondslag liggende gedachte, strikt te worden uitgelegd, zo geeft de Hoge Raad aan. Er is dan geen ruimte om de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding ook aan te nemen op basis van de genoemde reply e-mail van Altuïtion na toezending van het arbeidscontract met daarin het concurrentiebeding. Dat zou mogelijk anders zijn geweest als [gedaagde] zich per e-mail uitdrukkelijk akkoord had verklaard met het concurrentiebeding, maar daarvan is geen sprake.